nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
1. Inhoud wetsvoorstel
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).
Het onderhavige wetsvoorstel maakt een verdere decentralisatie mogelijk
van de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden in de sector van het beroepsonderwijs
en de volwasseneneducatie (BVE) door het schrappen van de bepaling over het
georganiseerd overleg op centraal niveau. In samenhang met het wetsvoorstel
is het de bedoeling een ontwerp-besluit in procedure te brengen waarbij de
meeste van de op artikel 4.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)
gebaseerde rechtspositionele voorschriften zullen worden geschrapt. Daarover
wordt nog overleg gevoerd met de centrales van personeelsorganisaties en werkgeversorganisaties,
de BVE-Raad en de Vereniging Landelijke Organen Beroepsonderwijs (COLO). Dit
overleg kan ertoe leiden dat in de toekomst delen van artikel 4.1.2 kunnen
vervallen.
Voor de goede orde zij er nog op gewezen, dat de algemeen geldende rechtspositionele voorschriften (bv. de bepalingen in of
krachtens de Werkloosheidswet en de Wet uitbetaling loon bij ziekte) wel van
toepassing blijven op personeel in de BVE-sector. Dit geldt ook voor de pensioenregeling;
deze wordt niet gedecentraliseerd.
2. Achtergrond wetsvoorstel en overleg met centrales,
BVE-Raad en COLO
Het wetsvoorstel is gebaseerd op het voorstel voor verdere decentralisatie
van de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden in de BVE-sector in de procesbrief
«Van agenda BVE naar Koers BVE», die op 25 januari 2000 door ondergetekende
aan de EB-Kamer (zie artikel 3.1.1 van de WEB) is gezonden. Op basis van voornoemd
voorstel is overleg gepleegd met de centrales van personeelsorganisaties en
werkgeversorganisaties, de BVE-Raad en het COLO. Medio 2001 is overeenstemming
bereikt.
3. Financiële gevolgen
Het wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen. Het overleg op centraal niveau met werkgevers en personeelsvakorganisaties komt te vervallen.
De onderwerpen van het centrale overleg gaan naar het decentrale overleg tussen
partijen.
4. Uitvoeringsgevolgen
Dit wetsvoorstel betekent enerzijds een uitbreiding van de uitvoeringslasten
voor de centrales van werkgeversorganisaties, omdat de minister zich geheel
terugtrekt uit het overleg over de rechtspositie van het personeel in de BVE
sector. Dit betekent dat deze centrales nu ook zelfstandig het overleg moeten
gaan voeren met de centrales van de personeelsvakorganisaties over bijvoorbeeld
de algemene arbeidsduur, de salarisontwikkeling en het bovenwettelijke deel
van de sociale uitkeringen. Het betreft de zogenaamde protocol-onderwerpen,
waarover de minister nu niet meer op centraal niveau onderhandelt. De pensioenregeling
is hiervan uitgezonderd: dat overleg blijft op centraal niveau bij de Raad
voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Anderzijds betekent dit wetsvoorstel
een vermindering van de uitvoeringslasten omdat het overleg over de primaire
en secundaire arbeidsvoorwaarden voortaan aan één CAO-tafel
op decentraal niveau wordt gevoerd. De vaststelling van de arbeidsvoorwaardenruimte
blijft een aangelegenheid van het Rijk.
Voor de centrales van werkgeversorganisaties is behalve van een uitbreiding
van de uitvoeringslasten ook sprake van een grotere autonomie. Om laatstgenoemde
reden staan de werkgeversorganisaties positief tegenover de in dit wetsvoorstel
opgenomen verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Het huidige artikel 3.1.2 van de WEB voorziet in centraal overleg over
de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van het personeel
van BVE-instellingen. Door dit artikel te schrappen, vervalt het georganiseerd
overleg op centraal niveau (overleg tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen, de personeelsvakorganisaties en de organisaties van gemeente-
en instellingsbesturen) over de arbeidsvoorwaarden in de BVE-sector. In verband
hiermee zal het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel worden aangepast.
Onderdeel B
Het huidige artikel 3.2.1 van de WEB regelt dat over aangelegenheden van
algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand
van het personeel georganiseerd overleg op instellingsniveau plaatsvindt.
Dit overleg wordt in verband met het vervallen van het georganiseerd overleg
op centraal niveau uitgebreid tot de aangelegenheden van algemeen belang voor
de (algemene en bijzondere) rechtstoestand van het personeel.
Onderdeel C
Onderdeel C bevat een technische aanpassing (vergelijk artikel 4.5 van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek).
Artikel II
Het wetsvoorstel treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
Hierbij is rekening gehouden met de Tijdelijke referendumwet.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans