28 076
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inhoud wetsvoorstel

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Het onderhavige wetsvoorstel maakt een verdere decentralisatie mogelijk van de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden in de sector van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (BVE) door het schrappen van de bepaling over het georganiseerd overleg op centraal niveau. In samenhang met het wetsvoorstel is het de bedoeling een ontwerp-besluit in procedure te brengen waarbij de meeste van de op artikel 4.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) gebaseerde rechtspositionele voorschriften zullen worden geschrapt. Daarover wordt nog overleg gevoerd met de centrales van personeelsorganisaties en werkgeversorganisaties, de BVE-Raad en de Vereniging Landelijke Organen Beroepsonderwijs (COLO). Dit overleg kan ertoe leiden dat in de toekomst delen van artikel 4.1.2 kunnen vervallen.

Voor de goede orde zij er nog op gewezen, dat de algemeen geldende rechtspositionele voorschriften (bv. de bepalingen in of krachtens de Werkloosheidswet en de Wet uitbetaling loon bij ziekte) wel van toepassing blijven op personeel in de BVE-sector. Dit geldt ook voor de pensioenregeling; deze wordt niet gedecentraliseerd.

2. Achtergrond wetsvoorstel en overleg met centrales, BVE-Raad en COLO

Het wetsvoorstel is gebaseerd op het voorstel voor verdere decentralisatie van de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden in de BVE-sector in de procesbrief «Van agenda BVE naar Koers BVE», die op 25 januari 2000 door ondergetekende aan de EB-Kamer (zie artikel 3.1.1 van de WEB) is gezonden. Op basis van voornoemd voorstel is overleg gepleegd met de centrales van personeelsorganisaties en werkgeversorganisaties, de BVE-Raad en het COLO. Medio 2001 is overeenstemming bereikt.

3. Financiële gevolgen

Het wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen. Het overleg op centraal niveau met werkgevers en personeelsvakorganisaties komt te vervallen. De onderwerpen van het centrale overleg gaan naar het decentrale overleg tussen partijen.

4. Uitvoeringsgevolgen

Dit wetsvoorstel betekent enerzijds een uitbreiding van de uitvoeringslasten voor de centrales van werkgeversorganisaties, omdat de minister zich geheel terugtrekt uit het overleg over de rechtspositie van het personeel in de BVE sector. Dit betekent dat deze centrales nu ook zelfstandig het overleg moeten gaan voeren met de centrales van de personeelsvakorganisaties over bijvoorbeeld de algemene arbeidsduur, de salarisontwikkeling en het bovenwettelijke deel van de sociale uitkeringen. Het betreft de zogenaamde protocol-onderwerpen, waarover de minister nu niet meer op centraal niveau onderhandelt. De pensioenregeling is hiervan uitgezonderd: dat overleg blijft op centraal niveau bij de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Anderzijds betekent dit wetsvoorstel een vermindering van de uitvoeringslasten omdat het overleg over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden voortaan aan één CAO-tafel op decentraal niveau wordt gevoerd. De vaststelling van de arbeidsvoorwaardenruimte blijft een aangelegenheid van het Rijk.

Voor de centrales van werkgeversorganisaties is behalve van een uitbreiding van de uitvoeringslasten ook sprake van een grotere autonomie. Om laatstgenoemde reden staan de werkgeversorganisaties positief tegenover de in dit wetsvoorstel opgenomen verdere decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Het huidige artikel 3.1.2 van de WEB voorziet in centraal overleg over de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van het personeel van BVE-instellingen. Door dit artikel te schrappen, vervalt het georganiseerd overleg op centraal niveau (overleg tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de personeelsvakorganisaties en de organisaties van gemeente- en instellingsbesturen) over de arbeidsvoorwaarden in de BVE-sector. In verband hiermee zal het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel worden aangepast.

Onderdeel B

Het huidige artikel 3.2.1 van de WEB regelt dat over aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel georganiseerd overleg op instellingsniveau plaatsvindt. Dit overleg wordt in verband met het vervallen van het georganiseerd overleg op centraal niveau uitgebreid tot de aangelegenheden van algemeen belang voor de (algemene en bijzondere) rechtstoestand van het personeel.

Onderdeel C

Onderdeel C bevat een technische aanpassing (vergelijk artikel 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek).

Artikel II

Het wetsvoorstel treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Hierbij is rekening gehouden met de Tijdelijke referendumwet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven