nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verdere decentralisatie
van de arbeidsvoorwaarden.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
5 november 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de totstandkoming
van de arbeidsvoorwaarden in de educatie en het beroepsonderwijs verder te
decentraliseren en dat daartoe de Wet educatie en beroepsonderwijs dient te
worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 3.1.2 vervalt.
B
Artikel 3.2.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: op instellingsniveau.
2. In de tekst wordt «aangelegenheden van algemeen belang voor de
bijzondere rechtstoestand van het personeel» vervangen door: aangelegenheden
van algemeen belang voor de rechtstoestand van het personeel.
C
In artikel 4.1.2, vierde lid, wordt «zevende titel A van Boek 7A»
vervangen door: titel 10 van Boek 7.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,