nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 14 oktober 2002
Inleiding
Ondergetekende heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en
opmerkingen van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat en dankt de
commissie voor haar reactie. In het navolgende zal op de gestelde vragen en
opmerkingen worden ingegaan, waarbij de indeling van het verslag zal worden
aangehouden. Tevens gaat hierbij een nota van wijziging met toelichting.
Algemeen en artikel 2.5
Mede naar aanleiding van de vragen is nader stilgestaan bij de noodzaak
en de doelstelling van de voorgenomen wijziging van de Wet luchtvaart, voor
wat betreft het introduceren van de mogelijkheid om een bewijs van bevoegdheid
te schorsen als een ernstig vermoeden rijst dat de houder hiervan bij het
uitvoeren van de hem toegestane werkzaamheden, hinder voor het luchtverkeer
kan veroorzaken. Bij nadere analyse rees de vraag of het wetsvoorstel wel
de meest adequate oplossing biedt voor het gesignaleerde probleem. Tevens
is aan de orde gekomen dat, hoewel de voorgenomen wijziging van de wet met
name gericht is op bestuurders van een luchtvaartuig, het onbedoeld ook van
toepassing zou kunnen zijn op andere houders van een bewijs van bevoegdheid,
zoals bijvoorbeeld luchtverkeersleiders en boordwerktuigkundigen. Het bewijs
van bevoegdheid dat geschorst kan worden verwijst namelijk naar meer werkzaamheden
dan alleen het besturen van een luchtvaartuig. Daar is deze voorgenomen wijziging
echter niet op gericht. Overwogen is om dit door middel van een nota van wijziging
aan te passen. De structuur van het artikel 2.5 blijkt bij nader inzien niet
geschikt om het beoogde doel te bereiken.
Momenteel wordt in samenwerking met het Ministerie van Justitie onderzocht
of het wenselijk en mogelijk is om artikel 5.3 van de Wet luchtvaart zodanig
te wijzigen dat ook strafrechtelijke vervolging voor het veroorzaken van hinder
voor het luchtverkeer mogelijk wordt. Dit als aanvulling op de hierboven genoemde
voorgenomen bestuursrechtelijke maatregel, namelijk het schorsen van het bewijs
van bevoegdheid. In dit kader zal het begrip hinder nader worden gedefinieerd
en zullen criteria worden ontwikkeld op basis waarvan kan worden
vastgesteld of er sprake is van hinder voor het luchtverkeer. Gezien de samenhang
tussen de voorgestane wijzigingen is afstemming dan ook op zijn plaats. Op
grond van het bovenstaande is besloten artikel 2.5 van de Wet luchtvaart niet
te wijzigen. Zie hiervoor de bijgevoegde de nota van wijziging. Binnenkort
zal in overleg met de Inspectie Verkeer en Waterstaat en in breder verband
worden bezien op welke wijze kan worden omgegaan met het veroorzaken van hinder
voor het luchtverkeer.
Artikel 5.38
De leden van de CDA-fractie vragen of uitgebreider kan worden ingegaan
op de procedure die nu bij tekorten bij LVNL geldt.
Met de LVNL is ultimo 2000 overeenstemming bereikt over een overgangsperiode
tot 2004 voor de implementatie door LVNL van alle maatregelen, die noodzakelijk
zijn voor een geleidelijke afbouw van de rijksbijdrage voor de regionale luchtverkeersdienstverlening.
Vanaf 2004 is per saldo een kostendekkende situatie in het Nederlandse luchtruim
bereikt en kan de relatie tussen LVNL en de V&W-begroting worden beëindigd.
De dienstverlening voor de verkeersleiding Schiphol en het overvliegende en-route
verkeer was reeds kostendekkend.
LVNL heeft zich verbonden aan de gemaakte afspraken ter invulling van
het beleid.
Een onderdeel van de afspraak is dat voor de overgangsperiode 2001 t/m
2003 een aflopende jaarlijkse vaste bijdrage zal worden verstrekt voor de
nog niet door tarieven gedekte activiteiten. Deze bijdrage is dus niet langer
gebaseerd op het «open-einde» karakter zoals was opgenomen in
de Wet luchtvaart. De betreffende jaarlijkse bijdrage is eerder vastgesteld
op basis van berekeningen in het reorganisatieplan van LVNL en bevestigd via
een onafhankelijk extern onderzoek door PriceWaterhouseCoopers.
Procedureel betekent dit dat er op wordt toegezien dat bij de jaarlijkse
wettelijke goedkeuringsprocedure de bij mij ingediende LVNL-begroting overeenstemt
met de gemaakte afspraken en de overeengekomen rijksbijdrage voor het betreffende
jaar. Deze juiste verwerking geldt uiteraard eveneens voor de op te stellen
jaarstukken en de daarop van toepassing zijnde accountantscontrole. De verwerking
van de rijksbijdrage heeft inmiddels op overeengekomen wijze plaatsgevonden
in de LVNL-begroting over 2001 en 2002. Ik verwijs ter zake eveneens naar
de informatie in mijn eerdere brief naar de Kamer van 14 februari 2001, Kamerstuk
26 893, nr. 22.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus