nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 48f wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
d. Stop-reactie: de reactie op strafbare feiten gepleegd door kinderen
onder twaalf jaar, onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie.
B
Na artikel 48p wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 48q
1. Onze Minister kan per boekjaar subsidie verstrekken aan de op grond
van artikel 48g aangewezen Halt-bureaus ten behoeve van de coördinatie
en uitvoering van de Stop-reactie.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld
omtrent het bepaalde in het eerste lid.
3. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
4. De artikelen 11 en 13 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toe-passing.
5. Het Halt-bureau dient binnen zestien weken na afloop van het boek-jaar
een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.
6. Artikel 48h tot en met artikel 48j zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Op 1 mei 1999 is de Stop-reactie bij wijze van experimentele maatregel
landelijk ingevoerd, naast de reeds langer bestaande Halt-afdoening. Deze
Stop-reactie wordt aangeboden aan ouders van kinderen jonger dan 12 jaar die
alleen, dan wel samen met anderen, een strafbaar feit hebben gepleegd.
Deelname aan een Stop-reactie vindt uitsluitend plaats met instemming van
de met het wettelijke gezag belaste ouder(s) of opvoe-der(s).
Het Wetboek van Strafrecht kent diverse artikelen die speciaal betrek-king
hebben op jeugdige daders (artt. 77a t/m 77gg WvSr.). Hierin is de strafrechtelijke
minderjarigheidsgrens gelegd op 12 jaar. Artikel 486 WvSV bepaalt dat niemand
strafrechtelijk kan worden vervolgd voor een feit, begaan voordat hij de leeftijd
van twaalf jaren heeft bereikt. De aanvaarding van de Stop-reactie is daarom
vrijwillig en vrijblijvend. Voor de categorieën strafbare feiten die
in aanmerking komen voor een Stop-reactie is aangesloten bij de Halt-afdoeningen.
Om deze reden wordt de Stop-reactie alleen aangeboden bij strafbare feiten
die op grond van artikel 77e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn aangewezen.
Het College van procureurs-generaal heeft op grond van haar aanwijzingsbevoegdheid
van artikel 130, vierde lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie de
«aanwijzing Stop-reactie» (Stcrt. 1999, 63) vastgesteld. Hierin
wordt benadrukt dat de Stop-reactie geen strafrechtelijk instrument is, maar
een preventieve en pedagogische handreiking aan ouders. Het dient als hulp
voor ouders en opvoerders bij het corrigerend optreden jegens hun kinderen.
Indien er sprake is van een achterliggende problematiek, doet de opsporingsambtenaar
hierover een melding aan de Raad voor de Kinderbescherming. Voorzien is dat
deze functie uiterlijk per 1 januari 2003 wordt overgedragen aan het
Bureau Jeugdzorg. Het aanbod van een Stop-reactie blijft dan achterwege. De
Stop-reactie is eenmalig en wordt dan ook niet aanboden aan jeugdigen die
al eerder aan een Stop-reactie hebben deelgenomen. Deelnemers aan Stop kunnen
wel op latere leeftijd nog in aanmerking komen voor een Halt-afdoening.
Bij brief van 3 juli 2001 (kenmerk 5101554/01/PJS) is de Tweede Kamer
geïnformeerd over de stand van zaken omtrent de Stop-reactie en over
de resultaten van het evaluatieonderzoek. De Staatssecretaris van Justitie
maakt daarin melding van het besluit om de landelijke implementie van de Stop-reactie
per 1 augustus 2001 te laten starten.
Thans worden jaarlijks beleidsregels vastgesteld voor de financiering
van de Halt-afdoeningen. In de beleidsregels van 13 september 2000 (kenmerk
787092/99/PJS) ten behoeve van de financiering van de Halt-afdoeningen zijn
tevens regels opgenomen voor de subsidiëring van de Stop-reactie. Artikel
4:23 van de Algemene wet bestuursrecht vereist echter een wettelijke grondslag
voor het verlenen van subsidie. Door de verstrekking van de subsidies aan
de Halt-bureaus voor de Stop-reactie op te nemen in de Wet Justitie-subsidies
wordt de vereiste wettelijke grond-slag tot stand gebracht.
De huidige wijze van financiering op basis van het aantal geleverde producten
blijft ongewijzigd. Aangesloten wordt bij de in het wetsvoorstel neergelegde
subsidiestructuur voor de Halt-afdoeningen. In het tweede lid is een basis
gelegd voor het stellen van nadere regels omtrent het bepaal-de in het eerste
lid. In het derde lid van artikel 48q wordt de facultatieve afdeling 4.2.8
van toepassing verklaard, waardoor de jaarlijkse structuur van aanvragen,
verlenen en vaststellen van toepassing is. In het vierde lid worden de artikelen
11 en 13 tot en met 15 van overeenkomstige toe-passing verklaard. In het zesde
lid is geregeld dat de artikelen inzake de Halt-afdoeningen waarin de productfinanciering
is vastgelegd ook van toepassing zijn op de Stop-reactie.
Evenals voor de Halt-afdoeningen dient er altijd een voorstel te bestaan
dat is ondertekend door de wettelijke vertegenwoordiger. De aanwezigheid van
deze afdoeningsvoorstellen geeft de mogelijkheid om exact het aantal Stop-reacties
en daarmee de hoogte van de subsidie te kunnen vaststellen. Ook hier geldt
dat een mislukte Stop-reactie wel voor subsidie in aanmerking komt. Er is
sprake van een mislukte Stop-reactie indien de Stop-reactie voortijdig wordt
afgebroken, nadat het afdoeningsvoorstel is ondertekend.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals