28 059
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de aanpassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens terzake van telecommunicatie (vorderen gegevens telecommunicatie)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 juli 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel B wordt in het eerste lid van artikel 126na «een strafbaar feit» vervangen door «een misdrijf» en wordt in het tweede lid van artikel 126na na «de gevorderde gegevens» ingevoegd: op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.

b. In onderdeel D wordt in het tweede lid van artikel 126ua na «de gevorderde gegevens» ingevoegd: op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.

c. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Da

In artikel 126ub wordt «kan de officier van justitie bevelen dat met behulp van de apparatuur, bedoeld in artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet» vervangen door: kan de officier van justitie met inachtneming van artikel 3.10, vierde lid, van de Telecommunicatiewet bevelen dat met behulp van in dat artikel bedoelde apparatuur.

d. Onderdeel F vervalt.

B

In artikel II wordt «13.2a,» vervangen door «13.2,» en wordt «13.2b,» vervangen door: 13.2a,.

C

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Aa

In artikel 13.2, eerste en tweede lid, wordt «een bevoegd gegeven bijzondere last» telkens vervangen door: een bevel op grond van het Wetboek van Strafvordering.

b. In onderdeel B wordt in de aanhef «13.2a» vervangen door «13.2», wordt artikel 13.2b vernummerd tot artikel 13.2a en wordt in het eerste lid van artikel 13.2a (nieuw) «een verzoek in het belang van de veiligheid van de staat» vervangen door: een verzoek op grond van artikel 28 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

c. In onderdeel C wordt in 13.4, eerste lid, na «126na, eerste lid,» ingevoegd «of», vervalt «of artikel 126gg, derde lid,» en wordt «een verzoek in het belang van de veiligheid van de staat» vervangen door: een verzoek op grond van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

d. In onderdeel C wordt in 13.4, tweede lid, na «126na, tweede lid,» ingevoegd «of», vervalt «of artikel 126gg, derde lid,» en wordt «een verzoek in het belang van de veiligheid van de staat» vervangen door: een verzoek op grond van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

e. In de onderdelen D en E wordt «artikel 13.2b» telkens vervangen door: artikel 13.2a.

D

Artikel IV vervalt.

E

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt gewijzigd:.

b. In onderdeel A wordt «Artikel 27» telkens vervangen door: Artikel 28.

c. In onderdeel B wordt «Artikel 28» telkens vervangen door: Artikel 29.

F

In artikel VI wordt na «126u, zevende lid,» ingevoegd «en» en vervalt: en 126gg, derde lid,.

TOELICHTING

Algemeen

In paragraaf 2 van de nota naar aanleiding van het verslag wordt, in antwoord op vragen van de fracties van het CDA, de PvdA, D66 en de VVD, voorgesteld het wetsvoorstel bij nota van wijziging op twee onderdelen aan te passen en worden deze twee aanpassingen toegelicht. De eerste aanpassing betreft de beperking van de voorgestelde bevoegdheid tot het vorderen van gebruikersgegevens tot het geval van verdenking van een misdrijf, in plaats van het geval van verdenking van een strafbaar feit. De tweede aanpassing betreft het schrappen van het voorstel deze bevoegdheid toe te kennen ten behoeve van het verkennend onderzoek. Naast deze twee wijzigingen bevat deze nota van wijziging nog enkele technische aanpassingen. Deze hangen samen met de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002, de inwerkingtreding van de wet van 5 april 2001 tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (Stb. 180) en afstemming op het wetsvoorstel computercriminaliteit II (Kamerstukken II 1998/99, 26 671, nrs. 1–2).

Onderdeel A, onder a

Dit betreft de wijziging in de bevoegdheid tot het vorderen van gebruikersgegevens, opgenomen in artikel 126na. Deze wordt – als gezegd – beperkt tot het geval van verdenking van een misdrijf, in plaats van het geval van verdenking van een strafbaar feit. In het tweede lid van artikel 126na wordt een verwijzing opgenomen naar de algemene maatregel van bestuur waarin voorschriften worden gesteld voor het achterhalen en verstrekken van gebruikersgegevens indien deze niet bij de aanbieder bekend zijn. Deze algemene maatregel van bestuur wordt reeds genoemd in het voorgestelde artikel 13.4 van de Telecommunicatiewet. Door ook in het Wetboek van Strafvordering naar deze algemene maatregel van bestuur te verwijzen, kan er geen misverstand over bestaan dat een aanbieder (slechts) gehouden is aan de vordering gevolg te geven op de wijze als in de algemene maatregel van bestuur is bepaald. Zoals in de memorie van toelichting en de in de nota naar aanleiding van het verslag al is vermeld, betreft het hier de voorschriften die nu reeds zijn opgenomen in het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie (Stb. 2002, 31).

Onderdeel A, onder b

Ook in het tweede lid van artikel 126ua wordt een verwijzing opgenomen naar de hiervoor genoemde algemene maatregel van bestuur.

Onderdeel A, onder c

Het nieuwe onderdeel Da in artikel I van het wetsvoorstel bevat een wijziging van artikel 126ub van het Wetboek van Strafvordering. Deze wijziging strekt ertoe de formulering van artikel 126ub in overeenstemming te brengen met de formulering van artikel 126nb. Deze artikelen, thans nog genummerd 126ua en 126na, zijn in het Wetboek van Strafvordering opgenomen bij de wet van 5 april 2001 tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (Stb. 180). Deze artikelen regelen de bevoegdheid van de officier van justitie om te bevelen dat met behulp van actieve scan-apparatuur een nummer van een gebruiker van telecommunicatie wordt verkregen. Artikel 126nb regelt deze bevoegdheid indien het nummer nodig is om toepassing te kunnen geven aan de bevoegdheid tot het opnemen van telecommunicatie of aan de bevoegdheid tot het vorderen van verkeersgegevens als geregeld in de artikelen 126m en 126n (in geval van een verdenking van een misdrijf), terwijl artikel 126ub deze bevoegdheid regelt indien het nummer nodig is om toepassing te kunnen geven aan de bevoegdheid tot het opnemen van telecommunicatie of aan de bevoegdheid tot het vorderen van verkeersgegevens als geregeld in de artikelen 126t en 126u (het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband). Ten onrechte wijkt de formulering van artikel 126ub enigszins af van die van artikel 126nb. De voorgestelde wijziging voorziet erin beide formuleringen met elkaar in overeenstemming te brengen.

Onderdeel A, onder c, en onderdeel F

Dit betreft de al genoemde wijziging die ertoe strekt dat het voorstel om de bevoegdheid tot het vorderen van gebruikersgegevens toe te kennen ten behoeve van het verkennend onderzoek wordt geschrapt.

Onderdeel B en onderdeel C, onder b en e

Deze wijzigingen betreffen een aanpassing in verband met het wetsvoorstel computercriminaliteit II (Kamerstukken II 1998/99, 26 671, nrs. 1–2). Nu genoemd wetsvoorstel later in werking zal treden dan werd verwacht, wordt geen rekening meer gehouden met het in dat wetsvoorstel opgenomen artikel 13.2a Telecommunicatiewet.

Onderdeel C, onder a, en onderdelen D en E

Deze wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en met de nummering van de artikelen in deze wet, die is gewijzigd ten opzichte van de eerdere nummering ten tijde van de parlementaire behandeling van deze wet.

Onderdeel C, onder c en d

Deze wijzigingen houden verband met zowel het schrappen van het voorstel om de bevoegdheid tot het vorderen van gebruikersgegevens toe te kennen ten behoeve van het verkennend onderzoek (zie onderdeel A, onder d) als met de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (zie onderdeel C, onder a).

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven