28 056
Voorstel van wet van het lid Hillen, houdende wijziging van de Wet Inkomstenbelasting 2001, inzake afbouw eigenwoningforfait bij aflossing hypotheekschuld

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 29 maart 2002

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de indiener de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

• Inleiding 1

• Algemeen 2

• Achtergrond eigenwoningforfait: beleggingsaspect versus bestedingsaspect 4

• Groeiende nadruk op bestedingsaspect 5

• Micro-economische gevolgen gestegen huizenprijzen: gestegen lasten m.n. oudere huiseigenaren 5

• Macro-economische gevolgen gestegen huizenprijzen: noodzaak afbouw van de collectieve hypotheekschuld 8

• Prikkel tot afbouw individuele hypotheekschuld 9

• Budgettaire consequenties 9

• Ingangsdatum 10

• Tenslotte 11

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben de volgende opmerkingen c.q. vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat met dit wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat het eigenwoningforfait nooit méér bedraagt dan de af te trekken hypotheekrente. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat hiermee een belangrijke onrechtvaardigheid uit de wet wordt gelicht.

Met grote belangstelling hebben de leden van de fractie van D66 kennis genomen van het voorstel van wet van het lid Hillen inzake afbouw van het eigenwoningforfait bij aflossing van hypotheekschuld.

De leden van GroenLinks hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn het met de indiener eens dat de overheid een taak heeft om door middel van maatregelen een bijdrage te leveren in het verminderden van de alsmaar stijgende hypotheekschuld. Deze leden zetten echter grote vraagtekens bij het onderhavige voorstel tot beperking van het eigenwoningforfait.

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het wetsvoorstel van het lid Hillen. Het wetsvoorstel zal naar hun mening niet leiden tot een daling van de nationale hypotheekschuld, eerder tot het tegenovergestelde. Het wetsvoorstel behelst een flinke lastenverlichting voor huizenbezitters zonder een budgettaire dekking. Tot slot komt het in de praktijk neer op een grotere fiscale discriminatie tussen huurders en kopers van een eigen huis, aldus deze leden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van de inhoud van het wetsvoorstel.

Algemeen

Het standpunt van de Raad van State dat de eigen woning als bron van inkomsten moet worden aangemerkt, kan naar het oordeel van de indiener niet meer met deze stelligheid verdedigd worden. De financieringskosten van de woning, waaronder de hypotheekrente, zijn nu aftrekbaar omdat de woning wordt gezien als bron van inkomsten. Echter, de indiener plaatst kanttekeningen bij het standpunt van de Raad van State dat de eigen woning een bron van inkomsten vormt. De leden van de fractie van de VVD vragen zich – in het verlengde van deze redenering – dan ook af of de indiener van mening is dat de hypotheekrenteaftrek dus ook moet worden afgeschaft?

Doel van het wetsvoorstel is het doen dalen van de hypotheekschuld door de individuele belastingplichtigen te stimuleren hun hypotheek af te lossen. Wordt het door dit wetsvoorstel juist niet nog aantrekkelijker gemaakt een hypotheek aan te gaan want bij aflossing van de hypotheek krijg je in het voorstel een bonus, in de vorm van de afbouw van het eigenwoningforfait, toe. De leden van de fractie van de VVD vragen de indiener een nadere toelichting.

Kan de indiener aangeven waarom niet is gekozen voor de variant dat er alleen geen bijtelling eigen woningforfait plaats vindt als de hypotheekschuld geheel is afgelost, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Tevens vragen deze leden of aangegeven kan worden of dit voorstel effect heeft op de het eigenwoningbezit en zo ja, hoe groot dat effect zal zijn?

Meer ten principale zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat het eigenwoningforfait in beginsel wezensvreemd is aan de systematiek van de inkomstenbelasting. Het eigen huis is geen bron van inkomen, maar met behulp van het eigenwoningforfait wordt een bron van inkomen gecreëerd om de zo gewenste en gewilde hypotheekrenteaftrek te kunnen rechtvaardigen. Immers, de symmetrie van onze inkomstenbelasting laat geen aftrek toe zonder bron van inkomen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de systematiek van de inkomstenbelasting verlangt te erkennen dat de hypotheekrenteaftrek een instrumenteel bedoelde aftrek is, die gekwalificeerd dient te worden als een belastinguitgave. De hypotheekrenteaftrek hoeft derhalve niet gerechtvaardigd hoeft te worden door een kunstmatige inkomstenbron zoals het eigenwoningforfait. De leden van de CDA-fractie hadden daarom het liefste gezien dat het eigenwoningforfait in zijn geheel was afgeschaft.

De leden van de CDA-fractie constateren dat onderhavig voorstel al vaker naar voren is gebracht. Zo heeft het kamerlid Reitsma een amendement met dezelfde strekking ingediend (kamerstuknummer 1999/2000, 26 727 nr. 46). En ook minister Zalm heeft wel eens voorgesteld het huurwaardeforfait af te schaffen voor huiseigenaren die hun hypotheek hebben afgelost (Algemeen Dagblad, 4 februari jl.). De vraag rijst daarom, waarom niet eerder het initiatief voor een dergelijk wetsvoorstel is genomen?

De leden van de fractie van D66 hebben er waardering voor dat de initiatiefnemer op zoek is gegaan naar een oplossing voor het ook door D66 erkende probleem dat zich, vooral bij ouderen, de situatie voor kan doen dat de bezitter van een eigen woning fiscaal wel bijtelling krijgt maar geen aftrek heeft omdat geen sprake (meer) is van hypotheekschuld. Hierdoor moet de eigenaar inkomstenbelasting betalen op basis van de (ten opzichte van de aankoopprijs veelal fors gestegen) waarde van de woning, terwijl die waarde niet te gelde is te maken zonder uit de woning te gaan.

Anders dan de indiener van het wetsvoorstel zijn de leden van de D66-fractie van mening dat zich hier niet zo zeer principieel als wel praktisch een probleem voordoet. In de nieuwe Wet inkomstenbelasting 2001 (IB01) bestaat naar het oordeel van deze leden niet zo nadrukkelijk een koppeling tussen het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek als de indiener wil doen geloven. De leden van de D66-fractie geven er de voorkeur aan beide fiscale regelingen rond de eigen woning ieder op hun eigen merites te blijven bezien. Ook als geen sprake is van hypotheekschuld is naar hun mening wel sprake van het vermogensaspect waar het eigenwoningforfait op doelt. Het feit dat een dergelijk vermogensaspect in box I wordt behandeld is louter het gevolg van de keuze om de eigen woning vooralsnog primair als bron van inkomsten te blijven zien en derhalve in box I te plaatsen.

Het komt de leden van de fractie van D66 niet logisch voor om er toe over te gaan de belasting van het vermogensaspect van de eigen woning niet voor iedereen gelijk te laten zijn. Het feit dat er geen hypotheekschuld is, kan verschillende achtergronden hebben en hoeft niet per definitie te betekenen dat er wel ooit sprake is geweest van een dergelijke schuld. Er is derhalve naar de mening van de leden van de D66-fractie onvoldoende grond voor de stelling dat de voorgestelde regeling zou bevorderen dat de hypotheekschuld wordt afgelost. De beperking van de aftrekbaarheid van die schuld tot 30 jaar is naar de mening van D66 al afdoende met betrekking tot dat doel.

Deze leden van de fractie van D66 zijn echter wel gevoelig voor het argument dat er een financieel probleem kan ontstaan voor degenen die geen hypotheekrenteaftrek kunnen genieten maar wel een huis bewonen dat (inmiddels) een flinke waarde vertegenwoordigt. Bij een beperkt inkomen kan het eigenwoningforfait dan op z'n minst tot sterke beperking van de bestedingsmogelijkheden en in het uiterste geval tot liquiditeitsproblemen leiden. Met het oog daarop geven deze leden de indiener in overweging het wetsvoorstel aan te passen, en wel op de volgende wijze: het eigenwoningforfait wordt voor iedereen toegepast, maar wie geen recht heeft op aftrek van hypotheekrente kan vragen om een conserverende aanslag tot het moment dat de woning van eigenaar verandert. Op die manier hoeft niemand door het eigenwoningforfait in betalingsproblemen te komen, maar worden alle eigenwoningbezitters wel gelijk behandeld. De figuur van conserverende aanslagen is inmiddels geen onbekende in de fiscale wet- en regelgeving. De vormgeving van een regeling als voorgesteld zou derhalve geen probleem moeten zijn. De leden van de fractie van D66 wachten met belangstelling de reactie van de initiatiefnemer op dit voorstel af.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de indiener is afgestapt van het oorspronkelijke voorstel van het Tweede-Kamerlid Reitsma (amendement nr. 46, kamerstuk 26 727) en dat het huidige voorstel een variant uit de Miljoenennota 2001, bijlage 13 betreft. Het kabinet waarschuwt ook bij deze variant voor systematische en juridische risico's. Zo wordt gesteld dat het karakter van de eigenwoningregeling ingrijpend wordt veranderd, door twee regelingen (eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek) in elkaar te schuiven die in de huidige opzet niet verbonden zijn. Het zodanig ingrijpend hervormen van deze regeling zou ook een afweging vergen over de rechtspositie van een dergelijke nieuwe regeling, de inpasbaarheid in het nieuwe stelsel, en de juridische houdbaarheid op lange termijn. Kan de indiener uitgebreid ingaan op deze door het kabinet geschetste gevaren?

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het voor een zorgvuldige parlementaire behandeling wenselijk is als ook het kabinet een reactie op het onderhavige wetsvoorstel geeft. Is de indiener bereid het kabinet om een reactie te vragen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de indiener of het niet meer voor de hand ligt de discussie aangaande het eigenwoningbezit in een breder perspectief te behandelen en de fiscale regelgeving van het eigenwoningbezit integraal af te wegen? Immers wanneer er sprake is van een mogelijke beperking van het eigenwoningforfait, ligt het in de rede dat dit in relatie zou moeten staan tot een bepaalde vorm van aftopping van de hypotheekrenteaftrek. Meent de indiener van dit wetsvoorstel dat naast het principe van het eigenwoningforfait ook de invulling van de hypotheekrenteaftrek in de (nabije) toekomst mogelijk heroverwogen zou moeten worden, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Achtergrond eigenwoningforfait: beleggingsaspect versus bestedingsaspect

De leden van de fractie van het CDA volgen de redenering van de indiener dat bij de fiscale behandeling van het eigen huis het bestedingsaspect aan belang heeft gewonnen ten opzichte van het beleggingsaspect. Zij vragen zich af of deze redenering er niet voor pleit om het eigenwoningforfait geheel af te schaffen, in plaats van het eigenwoningforfait slechts te beperken zoals thans wordt voorgesteld?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het eens met de indiener dat het feit dat de eigen woning voorziet in de primaire behoefte aan huisvesting volledige gelijkschakeling aan vrije beleggingen in de weg staat. Hoe beoordeelt de indiener het voorstel van GroenLinks om dit onderscheid zodanig te maken dat tot aan bepaalde heffingsvrije voeten (140 duizend euro alleenstaanden en 200 duizend euro voor gehuwden en samenwonenden) er helemaal geen eigenwoningforfait meer hoeft te worden betaald en dat boven de heffingsvrije voeten de eigen woning als vermogen wordt behandeld en dus tegen een fictief rendement van 4% wordt belast?

De leden van de fractie van GroenLinks willen van de indiener een beoordeling van de positionering van het eigen huis in box I (inkomen uit werk en woning), daar waar prominente CDA-economen als Lans Bovenberg en Leo Stevens een pleidooi houden voor verplaatsing naar box 3? Ook de indiener lijkt in de memorie van toelichting de hypotheekrenteaftrek logischer te vinden passen in het fiscale regime rond inkomen uit vermogen. Indien deze constatering een juiste is, is de vraag welke politieke conclusie de indiener verbindt aan deze stellingname?

De leden van de fractie van de SP menen dat op zichzelf de indiener volkomen gelijk heeft dat het eigen huis meer is dan eigen vermogen. Dat komt echter al tot uiting in de zeer genereuze aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Daarnaast is het maximale eigenwoningforfait van 0,8% een stuk lager dan de 1,2% die in box III geheven wordt over een tweede huis. Het is niet voldoende om te constateren dat een eigen huis meer is dan een belegging. Dat kan niemand ontkennen. Het gaat erom of een verdere begunstiging noodzakelijk of rechtvaardig is. Het maximeren van het eigenwoningforfait op het niveau van de individuele hypotheekrenteaftrek is – zo men dat al zou willen – bijzonder arbitrair. Waarom stelt het lid Hillen dan niet voor het hele eigenwoningforfait af te schaffen? Waarom stelt hij niet voor de OZB voor huurders te maximeren op het niveau van de individuele huursubsidie? Als de indiener deze groep veelal oudere huizenbezitters om rechtvaardigheidsredenen tegemoet wil komen dan moet hij gewoon de AOW verhogen, aldus de leden van de SP-fractie.

Groeiende nadruk op bestedingsaspect

In de memorie van toelichting is vermeld dat zolang er in Nederland een inkomstenbelasting is geheven, de huurwaarde als bestanddeel van het inkomen wordt beschouwd. Dit staat ook in de Kamerstukken 1969–1970, nr. 10 790. De leden van de fractie van de VVD vragen de indiener of hij kan aangeven in welk jaar voor het eerst de huurwaarde van de eigen woning als bestanddeel van het inkomen is beschouwd en wat daarvoor destijds de reden was?

Micro-economische gevolgen gestegen huizenprijzen: gestegen lasten m.n. oudere huiseigenaren

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af welke inkomensgroepen van de voorgestelde maatregelen het meeste profijt hebben. Kan de indiener hiervan een uitgebreid overzicht geven waarbij tevens de leeftijd van de huizenbezitter is opgenomen? Om hoeveel belastingplichtigen gaat het hier?

Kan inzicht worden verschaft in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de groep die met het voorliggende wetsvoorstel wordt begunstigd, mede gezien de forse stijgingen van de waarde van koophuizen, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De leden van de fractie van de VVD vragen of volgens dezelfde systematiek als tabel 13.5.3 uit de Miljoenennota 2001 kan worden aangegeven wat de inkomenseffecten zijn van dit voorstel? Kan de indiener met feiten zijn vermoeden ondersteunen dat het vermoedelijk niet zo is dat juist degenen in de hogere inkomensklassen en grotere huizen van de maatregel zullen profiteren?

De leden van de CDA-fractie constateren dat 70% van de 500 000 belastingplichtigen die profiteren van de voorgestelde maatregel ouder is dan 55 jaar (bijlage 13 van de Miljoenennota 2001). De leden van de CDA-fractie achten het terecht dat deze groep tegemoet wordt gekomen. De woonlasten zijn hoog, niet alleen als gevolg van de gestegen marktprijzen, maar (juist) ook vanwege de vele heffingen van overheidswege. Op de oudere belastingplichtigen drukken deze woonlasten zwaar, vooral als zij al jaren in hetzelfde huis wonen en al helemaal als zij ook geen hypotheekrenteaftrek meer genieten. De leden van de CDA-fractie zijn echter van mening dat deze lasten niet alleen de ouderen raken, maar ook de starters op de huizenmarkt. Waarom komt de indiener alleen de eerste groep belastingplichtigen tegemoet? Worden de starters op de huizenmarkt daarmee niet op een achterstand gezet?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de indiener de feitelijke gestegen lasten voor de meeste huiseigenaren door de ontwikkeling van het huurwaardeforfait en de bijbehorende tarieven cijfermatig te onderbouwen. Hierbij willen zij tevens een relatie gelegd zien met de ontwikkeling van de woonlasten bij de huurders over dezelfde jaren (bijvoorbeeld 1990 tot heden). De leden van de fractie van GroenLinks constateren juist een omgekeerde beweging: zo is ondanks de sterk gestegen waarde van de woningen de budgettaire opbrengst van het huurwaardeforfait in de periode 1999–2001 gedaald door de verlaging van het tarief van het eigenwoningforfait. Ook de gegevens die gehaald kunnen worden uit bijlage 13 van de Miljoenennota nopen naar de mening van de leden van de fractie van GroenLinks tot voorzichtigheid met betrekking tot het nog verder bevoordelen van huiseigenaren ten opzichte van huurders. Zo ligt de gemiddelde woonquote (woonuitgaven/inkomen) in de koopsector lager dan in de huursector. En zijn de gemiddelde woonuitgaven per maand, indien gecorrigeerd wordt voor de genoten kwaliteit van de woonconsumptie, voor kopers lager dan voor huurders. Hoe ziet de indiener deze gegevens in relatie tot zijn voorstel?

De leden van de fractie van GroenLinks concluderen uit tabel 13.5.3 uit de Miljoenennota 2001 dat het inkomensvoordeel vooral bij bovenmodale burgers terechtkomt. Is dit een juiste constatering? Deze leden zien bij een wetsvoorstel dat zo sterk gericht is op het verbeteren van de inkomenspositie van burgers graag een betere koopkrachtanalyse. Kan de indiener aan het CPB vragen om middels het maken van puntenwolken voor verschillende huishoudtypen de inkomenseffecten in kaart te brengen? De leden van de fractie van GroenLinks menen dat slechts bij een beter inzicht in de inkomenseffecten een afgewogen oordeel over het voorstel mogelijk is.

De indiener stelt dat diegenen die reeds lang een eigen woning bewoonden van de exorbitante stijging van de huizenprijzen een ongewenst nadeel ondervonden. De leden van de fractie van GroenLinks menen dat vooral nieuwkomers op de woningmarkt en mensen die nog tot de woningmarkt willen toetreden het grootste nadeel ondervonden van de exorbitante prijsstijgingen. Hebben de indiener en de leden van de fractie van GroenLinks een verschil van inzicht over de getroffen groepen van de sterke prijsstijging op de woningmarkt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie staan positief tegenover het doel van het wetsvoorstel, namelijk een prikkel tot afbouw van de individuele en collectieve hypotheekschuld, maar hebben hun twijfels of de voorgestelde maatregel uiteindelijk die uitwerking zal hebben zoals wordt beoogd. Genoemde leden zijn van gedachte dat het voorliggend wetsvoorstel in eerste instantie alleen de hogere inkomensklassen zal bevoordelen, aangezien deze categorie eigenwoningbezitters meer mogelijkheden hebben om de hypotheekrente verdergaand af te lossen en de bezitter van de (relatief) duurdere woningen worden nominaal mee bevoordeeld dan eigenaren van goedkopere woningen. Op termijn zal moeten blijken of de voorgestelde maatregel ook zijn voordelen biedt voor de groep mensen die minder financiële mogelijkheden hebben tot versnelling van aflossing van de hypotheekschuld. Ook al is het voor de belastingplichtigen voordelig dat het eigenwoningforfait wordt verlaagd, afgezien van de wil tot aflossing, moet men ook de financiële middelen hebben om tot verdere aflossing van de schuld over te kunnen gaan. Zolang die financiële middelen niet aanwezig zijn, zal de prikkel van verlaging van het eigenwoningforfait van geringe invloed zijn op het gedrag van de eigenwoningbezitters, zo menen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Genoemde leden vragen daarom waarop de indiener de stelling baseert dat beperking, of zelfs uiteindelijke afschaffing van het eigenwoningforfait, bij de eigenwoningbezitters daadwerkelijk zal leiden tot afbouw van de individuele hypotheekschuld? Genoemde leden zijn daarvan, op basis van het bovenstaande, nog niet overtuigd.

Daarnaast menen de leden van de fractie van de ChristenUnie dat er nog andere redenen kunnen zijn niet over te gaan tot afbouw van de hypotheekschuld. Zij noemen bijvoorbeeld het systeem van beleggingshypotheken, waarbij de voorgestelde regeling van weinig invloed zal zijn als het rendement erg hoog is en het eigenwoningforfait daarbij van marginale betekenis is.

Overigens geeft de indiener, in zijn reactie op het advies van de Raad van State (p.3), zelf al een nuancering aan in zijn betoog over de effecten van de voorgestelde maatregel, door te stellen dat het wetsvoorstel slechts een rechtvaardiging aan wil brengen in het belastingstelsel en slechts een signaal wil afgeven aan een bepaalde groep burgers dat zij niet zullen worden vergeten. Kan hieruit worden geconcludeerd dat de indiener zelf ook zijn twijfels heeft over beoogde effecten van de voorgestelde regeling, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. En is de constatering van deze leden juist dat het wetsvoorstel eerder dient als compensatie voor een sterk gestegen forfait voor een bepaalde categorie eigenwoningbezitters, dan als prikkel voor afbouw van de hypotheekschuld?

De indiener meent dat er aanzienlijk meer middelen moeten worden ingezet, wil men werkelijk de beoogde positieve gedragseffecten kunnen sorteren, maar dat daar om budgettaire redenen niet voor is gekozen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waar dan aan moet worden gedacht. Wil men de vermindering van hypothecaire schulden werkelijk effectief bevorderen en dit ook budgettair mogelijk maken, waarom denkt de indiener dan niet aan een beperking van de renteaftrek? Genoemde leden merken op dat ook de Raad van State aangeeft dat dit meer voor de hand ligt, en dat de indiener hier niet op heeft gereageerd. Kan de indiener dit alsnog doen?

Dezelfde redenering, namelijk een keuze voor beperking van de renteaftrek, geldt ook als het gaat om de noodzaak van afbouw van de collectieve hypotheekschuld vanwege het ras toenemen van de budgettaire derving door toenemend gebruik van de hypotheekrenteaftrek.

De leden van de fractie van de ChristenUnie menen, zoals uit het bovenstaande blijkt, dat de meeste argumenten die pleiten voor onderhavig wetsvoorstel, ook van toepassing kunnen zijn voor een beperking van de hypotheekrenteaftrek. Uitzondering hierop is de verwachting dat de voorgestelde regeling gunstig zal zijn voor een bepaalde groep ouderen en voor de hogere inkomens. Bij de eerstgenoemde groep gaat het om ouderen met lage hypotheken die in woningen wonen die destijds goedkoop waren, maar inmiddels toch veel waarde hebben gekregen. Ondanks de vraag hierom van de Raad van State, wordt geen rechtvaardiging gegeven waarom deze groep gecompenseerd zou moeten worden. Daar komt bij dat het wetsvoorstel voor hen wel voordelig zal zijn, terwijl dat zij niet degenen zijn voor wie de prikkel tot schuldaflossing bedoeld is, aangezien zij over het algemeen al een lage hypotheekschuld hebben. Wat betreft de hoge inkomens, geven de indiener, in reactie op het advies van de Raad van State, aan dat hij het niet bezwaarlijk vindt dat ook zij baat zullen hebben bij het wetsvoorstel. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de indiener het met hen eens is dat het wel bezwaarlijk is als blijkt dat juist alleen de hoge inkomens en de ouderen met een lage hypotheek op een sterk in waarde gestegen huis, baat zullen hebben bij dit voorstel en of het gewenst moet heten indien er over een vermindering van lastendruk geen grotere trefzekerheid bestaat aangaande het effect in individuele gevallen en de beoogde doelgroep.

Macro-economische gevolgen gestegen huizenprijzen: noodzaak afbouw van de collectieve hypotheekschuld

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel wordt aangenomen dat het gebruik van de hypotheekrenteaftrek door deze maatregel zal worden beperkt. Kan deze veronderstelling door feiten worden onderbouwd? Zo ja, welke?

Uit het commentaar van de Raad van State blijkt dat het bereiken van het doel van het wetsvoorstel te weten het doen dalen van de hypotheekschuld zeer twijfelachtig is. De indiener geeft in zijn reactie hierop aan dat het er ook om gaat dat juist de burger die niet maximaal profiteert van alle fiscale aftrekposten door de overheid niet wordt vergeten. Mogen de leden van de VVD-fractie van het CDA nog meer voorstellen verwachten die gericht zijn op burgers die niet maximaal profiteren van alle fiscale aftrekposten? Is de beste manier om de burger die «wordt vergeten» te bereiken niet generieke in plaats van specifieke lastenverlichting, zo vragen deze leden.

De indiener van het voorstel volstaat op de kritiek van de Raad van State dat het bereiken van het doel van het wetsvoorstel, te weten het doen dalen van de hypotheekschuld, zeer twijfelachtig is, met het antwoord dat gedrageffecten van een fiscale maatregel altijd moeilijk te voorspellen zijn. De leden van de VVD-fractie zouden graag zien dat de indiener preciezer aangeeft welk effect hij van zijn voorstel op dit gebied verwacht.

Op voormelde opmerkingen van de Raad van State geeft de indiener in zijn reactie aan dat als men absolute zekerheid over de positieve gedragseffecten wil hebben er meer middelen moeten worden ingezet. Kan de indiener een variant voorleggen – voorzien van de budgettaire consequenties – die wel leidt tot het beoogde doel te weten het doen dalen van de hypotheekschuld, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het instrumentele karakter van de regeling zeer beperkt is en dat de effectiviteit van de maatregel te verwaarlozen is. Kan de indiener aangeven in hoeverre de hypotheekschuld met het onderhavige wetsvoorstel naar beneden wordt geschroefd? De leden van de fractie van GroenLinks menen met de Raad van State dat als de bedoeling van de regeling is om de hypotheekschuld af te lossen dat er dan betere instrumenten te bedenken zijn, die niet gezocht moeten worden in de afbouw van het eigenwoningforfait, maar in een beperking van de hypotheekrenteaftrek. De leden vragen een reactie van de indiener op het plan van GroenLinks van de «noodzakelijke hypotheek». Hierbij wordt nog slechts die hypotheek in aftrek toegelaten waar geen eigen vermogen tegenover staat. Met dit voorstel wordt naar de mening van deze leden daadwerkelijk wat gedaan aan de ook door de indiener geconstateerde alsmaar stijgende totale hypotheekschuld. Een groot voordeel is verder dat daar waar het voorstel van de indiener een substantieel budgettair bedrag kost het voorstel van GroenLinks extra belastinginkomsten genereert die eventueel weer ingezet zouden kunnen worden voor verlaging van de tarieven. De leden van de fractie van GroenLinks constateren bij het CDA een wens om richting een vlaktax-systeem in de inkomstenbelasting te willen en daarnaast de wens voor specifieke fiscale stimuleringsmaatregelen zoals het onderhavige wetsvoorstel. In de notitie van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA («Evenredig en rechtvaardig», mei 2001) wordt een groot deel van de financiering voor een vlakke belasting gevonden in een verhoging van de belastingen op vermogen. Het onderhavige wetsvoorstel lijkt hiermee in tegenspraak te zijn. Kan de indiener hier nader op ingaan?

Werkelijk verbazingwekkend vinden de leden van de SP-fractie de stelling in de memorie van toelichting dat dit wetsvoorstel zou bijdragen aan vermindering van de nationale hypotheekschuld. Als dat het doel is dan had het lid Hillen beter kunnen voorstellen de aftrekbaarheid van de hypotheekrente te beperken. De hypotheekschuld moet erg laag zijn voordat enige stimulans vanuit dit wetsvoorstel uitgaat. Het heeft bovendien een prijsopdrijvend effect op de huizenmarkt waardoor hogere hypotheken voor starters noodzakelijk zijn. Het wetsvoorstel leidt per saldo tot een hogere hypotheekrenteaftrek waar het lid Hillen zich zulke zorgen over maakt. Het door hem geciteerde onderzoek van de DNB heeft op deze prijsopdrijving gewezen als gevolg van de nu al zeer genereuze fiscale behandeling van het eigen huis. Kan de indiener een kwantitatieve inschatting geven van de mate waarin zijn wetsvoorstel de nationale hypotheekschuld zal verminderen?

Prikkel tot afbouw individuele hypotheekschuld

Zoals de indiener constateert, moedigt de huidige faciliteit van de hypotheekrenteaftrek aan om de schuld zo lang mogelijk in stand te houden. Meent de indiener dat een aanpassing van deze faciliteit niet veel meer voor de hand ligt om dit perverse effect te verminderen? Zoals ook hierboven aangegeven menen de leden van de fractie van GroenLinks dat de prikkel tot afbouw van de individuele hypotheekschuld van het voorliggende voorstel slechts zeer beperkt is. Het grootste effect van het voorstel is het koopkrachtvoordeel van mensen die de hypotheek al hebben afgelost en die in een duur huis zitten. De leden van de fractie van GroenLinks menen met de Raad van State dat er geen rechtvaardiging wordt gegeven voor het feit (ook niet in de reactie van de indiener op het advies van de Raad van State), dat hogere inkomensgroepen met dure huizen zonder noemenswaardige hypotheek het meest van de regeling zouden profiteren. Uit grafiek 13.3.6 van de Miljoenennota 2001 valt af te lezen dat het in de huidige situatie al zo is dat het belastingvoordeel IB van de fiscale behandeling van het eigen huis het grootste is bij de rijkste decielgroep. Ook valt af te lezen dat deze groep het grootste nadeel ondervindt van het huurwaardeforfait en dus is het waarschijnlijk dat juist de groep die het meeste voordeel ondervindt van de huidige fiscale behandeling van het eigen huis er met het onderhavige voorstel nog meer op vooruit gaat. Kan de indiener een uitgebreide reactie geven op de wenselijkheid van deze scheve verdeling in inkomenseffecten, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

Budgettaire consequenties

Hoe verhoudt de budgettaire consequentie van dit wetsvoorstel zich met het pleidooi van het CDA voor geen verdere lastenverlichting, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie vinden het wetsvoorstel sympathiek maar zij vinden dat van de indiener van het wetsvoorstel verwacht mag worden dat hij ook aangeeft hoe hij het wetsvoorstel gaat financieren. Waarom heeft hij dat niet gedaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie zich af. Simpelweg stellen dat het wetsvoorstel gedekt wordt uit de algemene middelen, dat wil zeggen door verlaging van het begrotingsoverschot, vinden deze leden te makkelijk. Hoe verhoudt de financiële paragraaf van dit wetsvoorstel zich tot de speech van de fractievoorzitter van het CDA op het CDA-congres van 23 februari jl. Toen zei de fractievoorzitter van het CDA: «Voor minister Zalm had het einde van het Paarse kabinet beter net iets eerder kunnen komen. Want het solide geachte financiële beleid maakt plaats voor opnieuw opdoemende financieringstekorten. En er zijn juist begrotingsoverschotten nodig om de staatsschuld weg te werken.».

Kan een nadere onderbouwing gegeven worden van de budgettaire derving van f 550 mln, vragen de leden van de fractie van de VVD.

Kan worden uitgelegd hoe de indiener de budgettaire consequenties verdedigbaar acht binnen het zogenaamde Zalmkader, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

Voor wat betreft de budgettaire kant van het voorstel vernemen de leden van de D66-fractie graag op basis waarvan aan het bedrag van f 550 mln. is gekomen en hoe de indiener dit wil dekken. Ook willen deze leden graag weten hoe deze kosten zijn toe te delen aan de verschillende inkomensgroepen. Kan de indiener tevens aangeven wat de budgettaire consequenties zouden zijn van de door D66 voorgestelde omzetting in een conserverende heffing?

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat de budgettaire derving van f 550 miljoen fors is. Zeker als rekening wordt gehouden met de nu al forse budgettaire consequenties en de in de komende kabinetsperiode verder stijgende budgettaire derving van de huidige fiscale behandeling van het eigen huis. De zinsnede dat deze budgettaire derving gedekt wordt uit de algemene middelen begrijpen deze leden als dat het voorstel ten koste van het EMU-saldo (en daarmee ten koste van de structurele aflossing van de staatsschuld) gaat. Is deze constatering een juiste? Kan de indiener aangeven of het feit dat het meest recente inzicht van de Minister van Financiën, te weten een 0,0% EMU-saldo voor het jaar 2002, tot een gewijzigd voorstel voor de dekking van de budgettaire derving leidt?

In het verkiezingsprogramma van het CDA en de bijbehorende financiële vertaling is 2 miljard gulden (0,9 miljard euro) opgenomen voor lastenverlichting met betrekking tot woonlasten. Het is de leden van de fractie van GroenLinks niet duidelijk of onderhavig voorstel hierbij is meegenomen. Kan de indiener hierover duidelijkheid verschaffen? Indien het voorstel niet is meegenomen in de doorrekening van het CDA-verkiezingsprogramma, hoe wordt dan onderhavig voorstel alsnog binnen de CDA-plannen voor de komende kabinetsperiode gefinancierd?

De leden van de fractie van de SP vragen de indiener of hij kan aangeven hoe dit wetvoorstel budgettair gedekt dient te worden.

Ingangsdatum

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het CPB in de MLT-verkenning voor de komende kabinetsperiode een verslechtering van het EMU-saldo in 2003 ten opzichte van 2002 voorziet. Gecombineerd met het voorziene 0,0% EMU-saldo in 2002 kan de ingangsdatum van het wetsvoorstel per 1 januari 2003 volgens deze leden als nogal ongelukkig worden gekwalificeerd. Is de indiener het met deze constatering eens? En zo nee, waarom niet?

Tenslotte

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat de VVD in haar verkiezingsprogramma heeft aangekondigd de OZB te willen afschaffen waardoor huizenbezitters, en met name de bezitters van dure huizen, een lastenverlichting krijgen. Wat is het standpunt van de indiener ten aanzien hiervan in samenhang met het onderhavige voorstel? Wil hij bij de beantwoording van deze vraag in aanmerking nemen dat de huizenbezitter met een hypotheekvrij huis in het nieuwe belastingstelsel reeds een lastenverlichting heeft gekregen omdat de vermogensbelasting is afgeschaft en het eerste eigen huis niet onder de rendementsheffing valt in box 3? Is de indiener niet van mening dat eerder starters op de huizenmarkt een lastenverlichting verdienen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Ook de leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er naast het onderhavige wetsvoorstel ook bij de VVD plannen zijn om de eigen huizenbezitter een forse lastenverlichting te geven. In het verkiezingsprogramma van de VVD wordt voorgesteld om de OZB af te schaffen. Wat is de opvatting van de indiener over dit plan waar in feite een soortgelijk effect wordt beoogd. Beide voorstellen zijn gericht op het verminderen van de lasten van de huizenbezitters, waarbij het grootste voordeel toevalt aan de rijkste burgers.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de indiener juist nu, zo vlak voor de verkiezingen, met dit wetsvoorstel komt en waarom hij of zijn fractie dit voorstel niet eerder op de daarvoor gebruikelijke momenten zoals de behandeling van de Miljoenennota of het Belastingplan hebben gedaan? Ook vragen deze leden zich af waarom dit voorstel niet is opgenomen in het verkiezingsprogramma van het CDA. Zij vragen de indiener op deze punten duidelijkheid te verschaffen. Deelt de indiener de opvatting van het lid Balkenende van de CDA-fractie die het niet erg geloofwaardig vindt dat de coalitiepartners nu opeens met allerlei nieuwe ideeën en plannen komen terwijl die plannen veelal niet in de verkiezingsprogramma's terug te vinden zijn? Zo ja, maakt het de indiener zich dan niet schuldig aan iets wat de fractie van het CDA de coalitiepartijen juist verwijt?

De voorzitter van de commissie,

Crone

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Crone (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie), C. Cörüz (CDA) en Vacature (PvdA).

Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Vacature (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), J. Ten Hoopen (CDA), Duijkers (PvdA).

Naar boven