28 055
Wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (vervallen woonplaatsvereiste)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 8 oktober 2001 en het nader rapport d.d. 16 oktober 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2001, no. 01.003417, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonlandvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijziging van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (Aanpassingswet Wtz 1998).

Het wetsvoorstel beoogt in hoofdzaak het in overeenstemming brengen met Europese verordenings- en richtlijnbepalingen van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) door het laten vervallen daarin van het woonlandvereiste voor bepaalde categorieën personen. Daardoor kunnen zij die in Nederland werken en in het buitenland wonen hier te lande een standaardverzekering afsluiten en kunnen zij die naar het buitenland verhuizen hun eenmaal afgesloten standaardverzekering behouden. De vergoedingen zijn bij zorgverlening in het buitenland beperkt tot 100% (in geval van spoedeisende zorg 200%) van de kosten die zouden zijn vergoed indien de zorg in Nederland zou zijn verleend. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een opmerking met betrekking tot de vergoedingsregeling.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 13 juli 2001, no. 01.003417, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 oktober 2001, nr. W13.01.0313/III, bied ik U hierbij aan.

1. Ter toelichting op het wetsvoorstel wordt gesteld dat het feit dat bij verhuizing naar het buitenland de Wtz-verzekering moet worden beëindigd, beschouwd moet worden als strijdig met het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie, alsmede met de richtlijnen inzake het verblijfsrecht van onderdanen. Die conclusie is juist, in ieder geval wat betreft werknemers op wie de bepalingen van het vrije verkeer van werknemers van toepassing zijn. Echter, als het niet verzekeren van ziektekosten een belemmering als hiervoor bedoeld oplevert, geldt dat ook voor het niet volledig vergoeden daarvan. De voorgestelde regeling kan erop neer komen dat de kosten van behandeling in het buitenland niet volledig vergoed worden. Voorzover dit als belemmering van het vrije verkeer moet worden beschouwd, ware in de toelichting aan te geven wat de gronden zijn waarop deze belemmering kan worden gerechtvaardigd zodat de beperking van de vergoeding niet in strijd is met het gemeenschapsrecht. In verband hiermee kan het noodzakelijk blijken om in de regeling tussen verschillende categorieën personen te onderscheiden. Overigens betekent het feit dat in ieder geval ten aanzien van werknemers rekening moet worden gehouden met verplichtingen uit hoofde van het recht inzake het vrije verkeer niet, dat met betrekking tot andere categorieën personen geen verplichtingen bestaan. In dat verband valt onder meer te denken aan de richtlijnen inzake het verblijfsrecht van onderdanen waar in de toelichting al op wordt gewezen. In de toelichting ware in te gaan op de verenigbaarheid met het EG-Verdrag van een beperking van de te vergoeden ziektekosten met betrekking tot de andere categorieën personen waar de voorliggende regeling op van toepassing zal zijn.

1. De door de Raad van State gemaakte opmerking met betrekking tot de maximering van de vergoedingsregeling heeft geleid tot een aanpassing van § 4 (het vergoedingenpakket voor de in het buitenland wonende verzekerden) van de Memorie van toelichting. De voorgestelde wijziging van artikel I, onder C (wijziging van artikel 5 Wtz 1998), kan in verband hiermee vervallen.

2. In de in artikel I, onder B, onderdeel 2, voorgestelde aanvulling van artikel 3, eerste lid, Wtz 1998 met een vijfde lid, is in onderdeel b als één van de voorwaarden voor het kunnen afsluiten van een standaardverzekering met toepassing van het bepaalde in het voorgestelde onderdeel b van het eerste lid en het vierde lid van die wet voor ongehuwde eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen van 18 tot 27 jaar opgenomen dat voor die kinderen recht bestaat respectievelijk zou bestaan op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. De Raad constateert evenwel dat in die wet voor kinderen van die leeftijdsgroep geen mogelijkheid voor het toekennen van kinderbijslag bestaat. Wel bestaat er een beperkt aantal studerende kinderen van die leeftijdsgroep die op grond van artikel XII van de Wet van 21 december 1995 tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen (Stb. 691), een bepaling met overgangsrecht, nog enige tijd een recht op kinderbijslag volgens de oude regeling hebben. In verband daarmee beveelt de Raad aan de in het geding zijnde bepaling aan die snel aflopende situatie aan te passen door verwijzing daarin naar de relevante overgangsbepalingen.

2. De in artikel I, onder B, onderdeel 2, voorgestelde aanvulling van artikel 3, vijfde lid van de Wtz 1998 is overeenkomstig het advies aangepast.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De door de Raad van State voorgestelde redactionele wijzigingen in het voorstel van wet en in de Memorie van toelichting zijn goeddeels overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

Leyten-de Wijkerslooth

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde Memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 8 oktober 2001, no. W13.01.0313/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet

– Citeertitel uit het opschrift verwijderen (toelichting op aanwijzing 108 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

– In artikel I, onder B, onderdeel 1, in de voorgestelde wijziging van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) «de Raad» in de aangehaalde verordening van de Europese Unie wijzigen in: de Raad van de Europese Unie. Voorts in dezelfde aanhaling «hun gezinsleden» wijzigen in: zijn gezinsleden.

– Voorts in artikel I, onder B, onderdeel 2, in het voorgestelde aan artikel 3, eerste lid, van de Wtz 1998 toe te voegen vijfde lid, aanhef «maatregel» wijzigen in: algemene maatregel van bestuur.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven