28 055
Wijziging van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 in verband met het vervallen van het woonplaatsvereiste voor bepaalde categorieën van personen, alsmede wijzigingen van de regels met betrekking tot de begroting en de verantwoording (vervallen woonplaatsvereiste)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 november 2001

Met genoegen heb ik kennis genomen van de positieve reactie van de leden van uw Commissie.

De leden merken op dat door het onderhavige wetsvoorstel knelpunten worden opgelost, maar nog niet alle. Zij zien hierin een relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en vragen om uitleg over die wet. Op de gestelde vragen en opmerkingen ga ik hieronder in.

De verzekering ingevolge de AWBZ

Verzekerd ingevolge de AWBZ zijn ingezetenen en niet-ingezetenen die op grond van een in Nederland verrichte dienstbetrekking aan de Nederlandse loonbelasting zijn onderworpen.

Op grond van internationale coördinatieregels op het gebied van de sociale zekerheid, zoals bijvoorbeeld de Verordening (EEG) nr. 1408/71 (hierna: Verordening), zijn EU-onderdanen die werken op het grondgebied van een andere EU-Iidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, onderworpen aan de wetgeving van het land waar zij werken. Als men in Nederland werkt is men aldus verzekerd ingevolge de volksverzekeringen, en mitsdien voor de AWBZ.

Voor gezinsleden gelden in het kader van de internationale coördinatieregels geen aanwijsregels die de toepasselijke wetgeving van een EU-Iidstaat kunnen bepalen. Omdat overheden in beginsel alleen verantwoordelijk zijn voor de sociale verzekeringspositie van de eigen ingezetenen is in beginsel het nationale recht van het woonland ten aanzien van de sociale verzekeringspositie van de betrokken gezinsleden van toepassing.

Voor wat betreft de EU-onderdanen die verzekerd zijn ingevolge een ziektekostenverzekeringsstelsel dat onder de materiële werkingssfeer van de Verordening valt, kent de Verordening aan de gezinsleden van betrokkenen zogenaamde «afgeleide rechten» toe. Voor Nederland gelden die afgeleide rechten alleen voor gezinsleden van ziekenfondsverzekerden. Dit vloeit voort uit het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746). Als in de sociale verzekeringswetgeving van het woonland ook is voorzien in met de Nederlandse AWBZ-verstrekkingen vergelijkbare verstrekkingen, kunnen de aldaar wonende gezinsleden daar aanspraak op maken.

Degenen die particulier verzekerd zijn vallen niet onder de toepassing van de Verordening. Zijzelf en hun gezinsleden zijn mitsdien ook niet van rechtswege verzekerd ingevolge de AWBZ.

Met ingang van 1 januari 2000 heeft de Nederlandse regering het beginsel doorgevoerd dat gepensioneerden (en andere post-actieven) die buiten Nederland wonen niet verzekerd zijn ingevolge de Nederlandse volksverzekeringen. Dit geldt ook voor de AWBZ.

Voor degenen die vanaf die datum niet langer verzekerd waren, is een mogelijkheid van vrijwillige AWBZ-verzekering in het leven geroepen. Het gaat daarbij grosso modo om personen met een langlopende uitkering, zoals bijvoorbeeld een pensioen of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Partners en kinderen van deze vrijwillig verzekerden kunnen zich onder de huidige wet- en regelgeving niet vrijwillig verzekeren voor de AWBZ.

Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de overheid van een land primair verantwoordelijk is voor het sociale zekerheidsbeleid ten aanzien van de eigen ingezetenen. Gelet hierop ziet het kabinet geen aanleiding om de verplichte of de vrijwillige AWBZ-verzekering open te stellen voor de in Duitsland wonende gezinsleden van de in Nederland werkende persoon zoals in voorbeeld 1 van de memorie van toelichting is aangehaald. Wat het gememoreerde voorbeeld 2 betreft van iemand die na zijn 65e verjaardag in Spanje gaat wonen is er op zichzelf geen probleem: de WTZ-verzekering die op grond van het bereiken van de 65-jarige leeftijd is gesloten, kan worden meegenomen; deze persoon heeft een voorafgaande AWBZ-verzekering en kan die vrijwillig voortzetten.

Ik merk voorts op dat «vrijstelling» van het betalen van AWBZ-premie, zoals als oplossing wordt gesuggereerd, zich niet verhoudt met het sluiten van een vrijwillige verzekering. Dat zou betekenen dat iemand gratis verzekerd is. Vrijstelling van verzekeringsplicht kan onder omstandigheden mogelijkerwijs geschieden in het licht van een van rechtswege verzekering, maar degene die woont in het buitenland en van rechtswege verzekerd is voor de AWBZ, is per definitie ziekenfondsverzekerd. Een WTZ-verzekering is dan niet nodig.

Met betrekking tot vermeende knelpunten rond de AWBZ-verzekering heb ik reeds toegezegd dat ik onder omstandigheden bereid ben een uitbreiding van de vrijwillige AWBZ-verzekering te overwegen (brief van 16 november 2001 in antwoord op kamervragen nr. 2010201240).

De wijziging van de Wtz 1998

Het onderhavige wetsvoorstel biedt aan degene voor wie op grond van aanwijsregels van de Verordening en een aantal bilaterale verdragen de Nederlandse wetgeving als toepasselijke wetgeving wordt aangewezen, de mogelijkheid een overeenkomst van standaardverzekering ingevolge de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (WTZ-verzekering) te sluiten. Dit geldt ook voor de gezinsleden van die persoon. Degene die reeds een WTZ-verzekering heeft afgesloten kan de verzekering behouden als hij in een EU- of EER-lidstaat woont of gaat wonen.

De beëindiging van de WTZ-verzekering is thans niet in de wet geregeld, maar is geregeld in de modelstandaardpakketpolis waarin de verzekeringsvoorwaarden zijn opgenomen. De verzekeraar kan de schade op grond van een WTZ-verzekering onder de omslagregeling brengen voorzover de verzekerde hier te lande woonachtig is. Deze bepaling wordt geschrapt. In het voorstel van wet wordt voorts geregeld dat de verzekering niet eindigt bij vertrek naar het buitenland.

Onder omstandigheden kan het voorkomen, zoals de leden ook gesteld hebben, dat iemand wel een WTZ-verzekering heeft, maar niet verzekerd is ingevolge de AWBZ. Dit hangt samen met de hierboven uiteengezette wettelijke regeling van de AWBZ. De belemmeringen die thans bestaan met betrekking tot de AWBZ-verzekering worden met het onderhavige wetsvoorstel niet opgelost. De bedoeling van dit wetsvoorstel is een aantal belemmeringen weg te nemen die samenhangen met de onmogelijkheid een WTZ-verzekering te sluiten of te behouden, indien iemand in het buitenland woonachtig is.

Wat betreft de suggestie om de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) onder de materiële werkingssfeer van de Verordening te brengen merk ik op dat de Wtz 1998 geen sociale ziektekostenverzekering is. De WTZ-verzekering is een particuliere ziektekostenverzekering waarvan de aanspraken en de premie door de overheid zijn geregeld. Omdat de WTZ-verzekering geen sociale ziektekostenverzekering is en evenmin sprake is van een contractuele bepaling in de zin van artikel 1, onder j, i of ii van de Verordening, is er geen sprake van een wettelijke regeling in de zin van artikel 1, onder j, van de Verordening. De Wtz 1998 kan gelet op artikel 4, eerste lid, van de Verordening niet onder de materiële werkingssfeer van de Verordening worden gebracht, omdat de Verordening alleen van toepassing is op wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid.

Nederlandse particulier verzekerden die zich buiten Nederland bevinden zijn voor het behoud van hun verzekering aangewezen op datgene wat de verzekeraar voor die situatie in de particuliere polis heeft bepaald. Het is niet ongebruikelijk dat de verzekering wordt beëindigd wanneer de verzekerde metterwoon naar het buitenland vertrekt. In voorkomende situaties kan een buitenlandpolis worden gesloten. Ik heb niet de mogelijkheid regels te stellen met betrekking tot die polisvoorwaarden of met betrekking tot het acceptatiebeleid van verzekeraars.

Hoeveel mensen gebruik zullen maken van de mogelijkheid een Wtz-verzekering te sluiten kan ik niet aangeven. De verwachting is dat het in de praktijk om een kleine groep personen zal gaan, namelijk zij die wonen in het buitenland en in Nederland werken maar niet ziekenfondsverzekerd zijn, die niet in een collectief contract van hun werkgever zijn opgenomen en die zich niet op een maatschappijpolis kunnen verzekeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven