nr. 61
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN J. P. ADRIAN
TE HAARLEM BETREFFENDE HET AMBTSHALVE HERZIEN VAN BELASTINGAANSLAGEN
Vastgesteld 18 april 2002
De commissie2, gelet op de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat de inspecteur der belastingen heeft
geweigerd om de aan hem opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over de jaren 1994 en 1995 en in de vermogensbelasting
over de jaren 1995 en 1996 ambtshalve te herzien,
dat deze aanslagen door de inspecteur ambtshalve zijn opgelegd bij gebrek
aan aangiften,
dat adressant door tragische omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer
zijn fiscale verplichtingen, waaronder het tijdig indienen van aangiften,
jarenlang heeft verwaarloosd en eerst medio 2001 alsnog aangiften heeft ingediend
over de jaren 1994 tot en met 2000,
dat de inspecteur bereid is geweest de eveneens ambtshalve opgelegde aanslagen
over de jaren ná 1996 ambtshalve te herzien, aangezien voor die jaren
gold dat op het moment van indiening van de aangiften de vijfjaarstermijn,
genoemd in het Besluit inzake het ambtshalve verlenen van verminderingen en
teruggaven, nog niet was verstreken,
dat dit Besluit weliswaar een verlenging van die termijn met nog eens
vijf jaren mogelijk maakt doch uitsluitend indien het aan de inspecteur op
het moment van het opleggen van de aanslagen kenbaar kon zijn dat de aanslagen
mogelijkerwijs te hoog waren,
dat de inspecteur zich op het standpunt heeft gesteld dat aan die voorwaarde
voor verlenging van de vijfjaarstermijn niet is voldaan,
dat adressant echter in oktober 1996 in een brief aan de belastingdienst
heeft aangegeven dat hij door genoemde omstandigheden niet in staat was
de aangiften op de gebruikelijke manier, dat wil zeggen gestoeld op een ordelijke
administratie, te verzorgen en dat de intussen ambtshalve opgelegde aanslagen
een te hoog bedrag beliepen,
dat de inspecteur bereid is de aangiften over genoemde jaren alsnog te
beoordelen en te bezien of deze tot verminderingen kunnen leiden;
van oordeel,
dat, nu aan het verzoek van adressant is tegemoetgekomen, er voor de Kamer
geen aanleiding is in deze aangelegenheid verder te treden,
stelt de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Apostolou
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2De commissie bestaat uit de leden: Van den Berg (SGP), Apostolou (PvdA)
(voorzitter), Giskes (D66), Passtoors (VVD), De Haan (CDA), Van Wijmen (CDA),
Duijkers (PvdA), Remak (VVD), Pitstra (GroenLinks) en de plaatsvervangende
leden De Wit (SP), Van der Hoek (PvdA), Ter Veer (D66), Niederer (VVD), Stroeken
(CDA), Mosterd (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Van den Doel (VVD) en Harrewijn
(GroenLinks).