nr. 56
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN M. I. A. SCHRIEKEN
TE DEN HELDER BETREFFENDE HET ONBELAST LATEN VAN EEN VERGOEDING
De commissie2, gelet op de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressante zich er over beklaagt dat de staatssecretaris van Financiën
heeft geweigerd om op grond van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen goed te keuren dat een vergoeding die
zij in 1997 heeft ontvangen in het kader van deelname aan een zogenoemd logeerproject
van een zorginstelling niet in de belastingheffing wordt betrokken,
dat adressante in 1997 een geestelijk gehandicapt kind in haar gezin heeft
opgenomen, waarvoor zij een vergoeding heeft ontvangen die, aangezien er geen
kostendeclaratie aan ten grondslag heeft gelegen, ingevolge de wet op de Inkomstenbelasting
1964 integraal in de belastingheffing is betrokken als bron van inkomen, waar
niet aan afdoet dat de vergoeding voor de helft aan adressante is toegerekend
en voor de helft aan haar echtgenoot,
dat adressante aanvoert dat, aangezien de door haar gemaakte onkosten
voor de verzorging van het kind ook niet aftrekbaar zijn, deze belastingheffing
veroorzaakt dat de vergoeding verre van toereikend is, zodat de kosten die
de samenleving door haar deelname aan het project zijn bespaard feitelijk
door haar worden betaald,
dat adressante door haar deelname aan het project zeker een waardevolle
dienst heeft bewezen aan het kind en aan de samenleving, doch dat er niet
op voorhand van kan worden uitgegaan dat de ontvangen vergoeding de gemaakte
kosten niet overtreft ofwel dat de ontvangen vergoeding niet voor een deel
als inkomen kan worden aangemerkt,
dat een nader onderzoek daarnaar, dat overigens ten overstaan van de onafhankelijke
rechter in belastingzaken had kunnen worden gedaan indien adressante
tijdig van de middelen van bezwaar en beroep tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het jaar 1997 gebruik had gemaakt, in het kader van
de behandeling van het onderhavige verzoekschrift achterwege kan blijven,
gelet op de volgende overwegingen,
dat adressante namelijk voorts aanvoert dat deelname aan een logeerproject
beschouwd kan worden als deelname aan pleegzorg,
dat adressante in die stelling kan worden gevolgd,
dat de vergoeding die adressante als pleegouder zou hebben ontvangen niet
onderworpen zou zijn geweest aan belastingheffing;
van oordeel,
dat ten aanzien van adressante een onjuist fiscaal beleid is gevoerd,
stelt de Kamer voor:
a. de staatssecretaris van Financiën te verzoeken om op grond van
de hardheidsclausule goed te keuren dat de door adressante ontvangen vergoeding
niet in de belastingheffing wordt betrokken voorzover die vergoeding niet
uitstijgt boven het totaal aan dagvergoedingen dat adressante in 1997 zou
hebben ontvangen als zij pleegouder zou zijn geweest;
b. de staatssecretaris voorts te verzoeken een algemene regeling te treffen
ter zake van de vergoedingen in het kader van logeerprojecten van zorginstellingen;
c. dit adres ter kennis te brengen van de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Financiën, teneinde indien nodig te overleggen
over de totstandkoming van zulk een regeling;
d. voor het overige ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Apostolou
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2De commissie bestaat uit de leden: Van den Berg (SGP), Apostolou (PvdA)
(voorzitter), Giskes (D66), Passtoors (VVD), De Haan (CDA), Van Wijmen (CDA),
Duijkers (PvdA), Remak (VVD), Pitstra (GroenLinks) en de plaatsvervangende
leden De Wit (SP), Van der Hoek (PvdA), Ter Veer (D66), Niederer (VVD), Stroeken
(CDA), Mosterd (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Van den Doel (VVD) en Harrewijn
(GroenLinks).