28 042
Voorstel van het presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal tot wijziging van het Reglement van Orde

nr. 2
VOORSTEL

Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 139a komt te luiden:

Artikel 139a Vragen van inlichtingen aan kabinets(in)formateur(s)

De Kamer kan na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen.

Toelichting

Artikel 139a werd in 1998 in het Reglement van Orde opgenomen. Blijkens het op 11 februari van dat jaar gevoerde debat (Handelingen blz. 53–4017 t/m 4030) was het niet de bedoeling dat (in)formateurs gaande een aan hen verstrekte opdracht in de Kamer zouden verschijnen. Toch is dit in de praktijk gebeurd en wel op 24 juni 1998 (Handelingen 90–6098 t/m 6130). De Commissie voor de Werkwijze heeft er kennis van genomen dat deze handelwijze is gepresenteerd als een toepassing van de eerste zin van artikel 139a. Naar de mening van de Commissie was dit niet de bedoeling en moet deze handelwijze gezien worden als een afwijking van het Reglement van Orde die slechts mogelijk was omdat geen lid zich verzette.

De Commissie voor de Werkwijze acht het wenselijk de mogelijke dubbelzinnigheid op te heffen door de termijnbepaling van de huidige tweede zin («Na afloop van een (in)formatieopdracht») in de eerste op te nemen. Omdat de termijnbepaling aldus moet worden opgevat dat (in)formateurs slechts in de Kamer kunnen verschijnen nadat zij hun eindrapport aan de Koningin hebben uitgebracht is gekozen voor de formulering «na afronding». Krijgt dezelfde (in)formateur vervolgens een nieuwe opdracht dan kan hij/zij in de Kamer verschijnen om inlichtingen te geven over het verloop van de vorige opdracht. De formulering «na afloop» zou tot de niet bedoelde interpretatie kunnen leiden dat (in)formateurs pas in de Kamer kunnen verschijnen aan het einde van het hele proces van de kabinetsformatie, dus op het moment dat een nieuw kabinet aantreedt.

De nieuwe bepaling is bovendien zo geredigeerd dat de Kamer de desbetreffende uitnodiging niet eerder kan doen uitgaan dan na afronding van de opdracht zoals zojuist gepreciseerd. Niet uit te sluiten is echter uiteraard dat een lid het voorstel voor een dergelijke uitnodiging doet vóórdat de opdracht is afgerond.

De voorzitter

J. van Nieuwenhoven

De griffier,

W.H. de Beaufort

Naar boven