28 017
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het niet afleggen van een getuigenverklaring na een daartoe strekkende toezegging

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).In het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken), Kamerstukken II 1998/99 e.v., 26 294, is een regeling opgenomen die een kader biedt voor toezeggingen aan getuigen in strafzaken. Het voorstel van wet, zoals het in de Tweede Kamer in stemming is gebracht, bevatte naast formeelrechtelijke elementen ook enkele wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht. Bij die stemming is één van die wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht verworpen: de strafbaarstelling van de getuige die, na de totstandkoming van een afspraak met de officier van justitie als omschreven in dit wetsvoorstel wettelijk als getuige opgeroepen, opzettelijk niet voldoet aan zijn verplichting om te verklaren. Het betreft hier een wezenlijk onderdeel van de voorgestelde regeling: de verhoogde strafbedreiging bevordert, dat de toezegging om ter terechtzitting te getuigen daadwerkelijk wordt nagekomen. Na de stemming is voorts gebleken, dat de voorgestelde verhoogde strafbedreiging op de steun van een meerderheid in de Tweede Kamer mag rekenen. Daarom beoogt het onderhavige wetsvoorstel alsnog in de desbetreffende strafbaarstelling te voorzien.

Ten behoeve van de duidelijkheid zij vooropgesteld dat het onderhavige wetsvoorstel in geen enkel opzicht wijziging brengt in de voorgestelde strafbaarstelling dan wel de redenen die aan haar ten grondslag liggen. Voor nadere toelichting op de strafbaarstelling dan die welke in het navolgende besloten ligt kan dan ook worden verwezen naar Kamerstukken II 1998/99 e.v., 26 294 (toezeggingen aan getuigen in strafzaken).

2. De strafbaarstelling

De aanvulling van de bestaande strafbaarstelling wordt ingegeven door de wens op te kunnen treden tegen de getuige die bij het maken van de afspraak toezegt een verklaring af te leggen en vervolgens op zijn toezegging terugkomt, bijvoorbeeld door wel op de terechtzitting te verschijnen en te weigeren een verklaring af te leggen. Gelet op de complexiteit van onderzoeken in zaken van georganiseerde criminaliteit is het mogelijk dat de afdoening van de zaak tegen een criminele getuige eerder plaatsvindt dan de berechting (met een vervolg in hoger beroep en cassatie) van de criminele organisatie. Het voordeel van de strafvermindering kan dan al zijn geïncasseerd, terwijl de uiteindelijke toezegging door de getuige niet wordt nagekomen. Volgens de huidige wettelijke regeling kan de getuige die in strijd met de waarheid verklaart, voor meineed worden vervolgd en de weigerachtige getuige worden gegijzeld. Dit laatste middel vindt evenwel weinig toepassing en hoewel de duur in de wet niet wordt begrensd, is deze feitelijk te kort om in de gevallen als de onderhavige effectief te zijn. Het onderzoek zal immers niet voor onbeperkte tijd kunnen worden geschorst, als geen uitzicht bestaat op een opheffng van de schorsing binnen een afzienbare termijn. Om te voorkomen dat geen enkele reactie mogelijk is op het niet nakomen van de toezegging door de getuige, wordt voorgesteld deze bepaling in te voegen.

3. Financiële paragraaf

Naar verwachting zal slechts in een zeer gering aantal zaken een toezegging aan een getuige worden gedaan waarvan het niet nakomen tot toepassing van de onderhavige strafbaarstelling kan leiden. Ter onderbouwing van die verwachting kan worden verwezen naar Kamerstukken II 1998/99 e.v., 26 294 (toezeggingen aan getuigen in strafzaken), met name naar de financiële paragraaf in de memorie van toelichting. De kosten die uit toepassing van de onderhavige strafbaarstelling voortvloeien kunnen dan ook, zoals daar reeds is aangegeven, binnen het kader van de begroting van het Ministerie van Justitie worden opgevangen.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

De gevolgen van de voorgestelde wijziging zijn in het voorgaande toegelicht.

Artikel II

Inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt, evenals in het wetsvoorstel toezeggingen aan getuigen in strafzaken het geval is, bepaald bij koninklijk besluit. Verzekerd is, dat het tijdstip van inwerkingtreding niet gelegen kan zijn voor het tijdstip waarop de afspraken waaraan de verhoogde strafbedreiging is gekoppeld, gemaakt kunnen worden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven