`28 015
Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV – Herziening successie- en schenkingsrecht, BTW-maatregelen, artiesten- en sportersregeling, alsmede overige aanpassingen)

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 november 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In ARTIKEL IV worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. Onderdeel C vervalt.

B. Onderdeel D vervalt.

C. In onderdeel E wordt «de partner van de erflater, noch behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners» vervangen door: de echtgenoot van de erflater, noch behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun echtgenoten, noch een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid.

D. Onderdeel F wordt vervangen door:

F. In artikel 11, vijfde lid, onder 2°, wordt «bedoeld in artikel 24, tweede lid, letters a en b» vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid.

E. Onderdeel G vervalt.

F. Onderdeel H vervalt.

G. Onderdeel I vervalt.

H. Onderdeel K wordt vervangen door:

K. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de tabel «als bedoeld in het tweede lid, letters a en b» vervangen door: als bedoeld in het tweede lid.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Onder verkrijger in tariefgroep I wordt verstaan een verkrijger – niet zijnde de echtgenoot – die:

a. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker een als duurzaam bedoelde gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, welke huishouding in geval van overlijden reeds zes maanden heeft geduurd en in geval van schenking reeds twee jaar heeft geduurd, waarbij slechts in aanmerking wordt genomen een periode na het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit letteronderdeel wordt slechts aangenomen indien de verkrijger en de erflater of de schenker volgens de basisadministratie persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract. Dit letteronderdeel is niet van toepassing op bloedverwanten in de rechte lijn van de erflater of schenker en op verkrijgers die gedurende de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van overlijden onderscheidenlijk van schenking, voor de heffing van de inkomstenbelasting hadden kunnen kwalificeren als partner van de erflater of schenker, doch zulks hebben nagelaten. De in dit letteronderdeel bedoelde verkrijger dient als enige persoon te voldoen aan de in dit onderdeel gestelde eisen; of

b. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren en met geen ander dan met een of meer kinderen jonger dan 27 jaar van een van hen of van hen beiden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Voor dit letteronderdeel wordt met een kind gelijkgesteld een pleegkind, waaronder voor de toepassing van dit letteronderdeel wordt verstaan een kind dat door de verkrijger en de erflater of de schenker als een eigen kind is onderhouden en opgevoed; dan wel

c. tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.

3. Het vijfde lid wordt vervangen door:

5. De overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover recht van schenking of recht van overgang verschuldigd is, strekt in mindering van het recht van schenking onderscheidenlijk het recht van overgang.

I. In onderdeel L, tweede lid, wordt «die partners van elkaar zijn» vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a.

J. In onderdeel M wordt «die partners van elkaar zijn» vervangen door: als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a.

K. Onderdeel N vervalt.

L. Onderdeel O vervalt.

M. Onderdeel P vervalt.

N. Onderdeel R wordt vervangen door:

R. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, ten vierde, onder a, wordt vervangen door:

a. echtgenoot of verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a: € 453 780;.

2. Het eerste lid, ten vierde, onder e, wordt vervangen door:

e. verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b: € 453 780 en verkrijgers als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter c: € 226 890; indien de in genoemde bepalingen bedoelde gemeenschappelijke huishouding vier, drie of twee jaren heeft geduurd bedraagt de vrijstelling onderscheidenlijk € 181 510, € 136 130 en € 90 750;.

3. In het derde lid wordt «artikel 24, tweede lid, letters a en b» vervangen door «artikel 24, tweede lid, letters a, b en c». Voorts wordt het grootste in dat lid genoemde bedrag vervangen door: € 129 650 en het kleinste in dat lid genoemde bedrag door: € 64 830. Vervolgens wordt «een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a» vervangen door: een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b.Tenslotte wordt «een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b» vervangen door: een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter c.

O. Onderdeel S vervalt.

P. Onderdeel T vervalt.

II

In artikel XD vervalt onderdeel C.

III

Na artikel XD wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XE

De in artikel 24, tweede lid, letter a, van de Successiewet 1956 genoemde termijn van vijf kalenderjaren begint te lopen met ingang van 1 januari 2001.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat de integratie op het gebied van de successiewetgeving die ik heden in het debat heb aangekondigd. Het betreft een combinatie van elementen uit het wetsvoorstel met elementen uit reeds ingediende of aangekondigde amendementen. Met de in deze nota opgenomen wijzigingen wordt bereikt dat de in het wetsvoorstel voorgestelde modernisering van het partnerbegrip wordt gerealiseerd terwijl tegelijkertijd die elementen behouden blijven van de in het huidige artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 opgenomen regeling voor ongehuwd samenwonenden waarvoor blijkens het debat politieke steun bestaat. Voorts is bij deze nota van wijziging de oorspronkelijk voorgestelde algehele vrijstelling voor partners in het successierecht teruggebracht naar een vrijstelling tot een bedrag van f 1 mln (€ 453 780), onder handhaving van de bestaande ingroeiregeling voor bepaalde ongehuwd samenwonenden.

Op de hoofdlijnen van de voorgestelde wijzigingen wordt hierna nader ingegaan.

In artikel 24, tweede lid, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan ongehuwd samenwonenden moeten voldoen om voor de heffing van successie- en schenkingsrecht te worden belast op de voet van tariefgroep I. In dit tweede lid zijn drie letteronderdelen opgenomen. Letteronderdeel a is nieuw ten opzichte van de bestaande regeling van artikel 24, tweede lid en is materieel gelijk aan het oorspronkelijk voorgestelde artikel 19a van de Successiewet 1956. De letteronderdelen b en c zijn gelijk aan de thans bestaande letteronderdelen b en c van artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956. In onderlinge samenhang bezien, ontstaat aldus een regeling waarin sprake is van drie verschillende regelingen voor personen die ongehuwd zijn, en een duurzame gezamenlijke huishouding voeren.

De regeling in letteronderdeel a stemt overeen met het oorspronkelijk voorgestelde artikel 19a. Dit onderdeel is van toepassing na een relatief korte samenleving maar stelt wel als eis dat de betrokkenen een notariële samenlevingsovereenkomst zijn aangegaan.

De regelingen in de onderdelen b en c gaan uit van een samenlevingsperiode van vijf jaren doch eisen, anders dan de regeling in onderdeel a, geen notarieel samenlevingscontract. Onderdeel b ziet op tweerelaties, waaronder de de relatie ouder–kind en onderdeel c ziet op de meerrelaties. De regelingen in de letteronderdelen b en c zijn ongewijzigd overgenomen uit de huidige Successiewet 1956. Door de handhaving van deze regelingen wordt onder meer tegemoetgekomen aan de wens om – met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg tussen bedoelde bloed- en aanverwanten – de bestaande regeling te continueren.

Het voorstel voor een gelimiteerde vrijstelling van f 1mln is opgenomen in de wijzigingen in artikel 32. Voor deze vrijstelling komen in aanmerking de langstlevende echtgenoot, alsmede de samenlevers bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter a en b. Samenlevers als bedoeld in letter c van dat lid (meerrelaties) komen, conform de huidige regeling, in aanmerking voor de helft van deze vrijstelling. Voor de samenlevers bedoeld in de letters b en c, waarbij de samenleving nog geen vijf jaren heeft geduurd, geldt conform de huidige regeling een ingroeiregeling: na twee jaar samenleving onstaat voor het eerst recht op een vrijstelling, die daarna jaarlijks toeneemt tot na vijf jaar de vrijstelling van f 1 mln, respectievelijk (voor onderdeel c) de helft daarvan, wordt bereikt. De wijziging van het derde lid van artikel 32 strekt er toe dat het bedrag aan vrijstelling dat minimaal resteert na de pensioenimputatie proportioneel wordt verhoogd.

Al de bepalingen in het wetsvoorstel waarbij de het begrip echtgenoot werd vervangen door partner zijn vervallen.

Door de maatregelen die in deze nota van wijziging worden voorgesteld, wordt het budgettair beslag van het wetsvoorstel verminderd met bijna f 100 mln.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven