Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 28007 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 28007 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2001
Hierbij bieden wij u de Voortgangsrapportage Beleidskader jeugdzorg 2002–2005, het rapport van de Commissie Wachtlijsten Jeugdzorg (hierna: Commissie Peer) en het onderzoek naar de wachtlijsten in de jeugdzorg door BMC aan.1 In deze brief geven wij ons standpunt op het rapport van de Commissie Peer.
Na signalen over de toegenomen wachtlijsten hebben wij aangegeven deze problematiek voortvarend te willen aanpakken zodat jongeren en hun ouders binnen aanvaardbare tijd de noodzakelijke jeugdzorg ontvangen. In de brieven van 10 april 2001 over onder andere de ontwikkeling in de wachtlijsten in de jeugdzorg in de periode 1997 t/m 1999 (brief kenmerk DBO-CB-U 2170953), van 23 april 2001 over de aanpak van de wachtlijsten (brief kenmerk DJB/JHV 2175405) en van 1 juni 2001 met daarin de beantwoording van moties over de wachtlijsten (brief kenmerk DJB/JHV 2185350) hebben wij u hierover geïnformeerd.
Om meer inzicht te krijgen in de wachtlijsten is, zoals aangekondigd in de brief van 23 april 2001, per 1 mei 2001 de commissie Wachtlijsten Jeugdzorg ingesteld. Deze commissie bestaat uit dhr. drs. E. F. L. Peer (voorzitter), mw. A. G. M. van de Vondervoort en dhr. dr. G. J. Schutte. De commissie heeft als opdracht gekregen het maken van een analyse van de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van jeugdzorg, het aangeven van de aanpak die snel tot een meer adequate registratie van wachttijden en wachtlijsten in de jeugdzorg leidt, het inzicht geven in procesverbeteringen waaraan de provincies, zorgkantoren en het Rijk momenteel werken om vraag en aanbod in de jeugdzorg beter af te stemmen en wat hiervan gerealiseerd kan worden met de inzet van de extra middelen uit de meerjarenafspraken in de jeugdzorg.
Het rapport van de Commissie Wachtlijsten Jeugdzorg getiteld «Het zal je kind maar wezen» is ons op 6 september jongstleden aangeboden. Hierbij geven wij onze reactie op het rapport van de commissie. Het rapport en de bijlagen zijn bijgevoegd.
In de betrekkelijke korte tijd die de commissie voor haar opdracht had, heeft zij de stand van zaken van de wachtlijsten in de jeugdzorg geanalyseerd en op basis daarvan bruikbare adviezen over de aanpak van de wachtlijsten gegeven. Een wachtlijstprobleem doet zich met name voor bij de bureaus jeugdzorg, de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's), de ambulante hulp, daghulp en enkele (gespecialiseerde) vormen van vervolghulp. De commissie heeft geconstateerd dat er bij AMK's in crisisgevallen geen sprake is van een wachttijd. De commissie komt met adviezen voor de korte en de lange termijn. De adviezen voor de lange termijn leggen voornamelijk de nadruk op het snel verder concretiseren van contouren van de nieuwe Wet op de jeugdzorg en het in gang gezette implementatieprogramma. De aanpak die de commissie op de korte termijn voorstaat, een gerichte aanpak van de wachtlijsten op basis van provinciale plannen en adequate registratie, onderschrijven wij.
Op langere termijn zal het nieuwe stelsel naar de verwachting van de commissie, mits is voldaan aan randvoorwaarden zoals voorgenomen in het concept-wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg, leiden tot een systeem waarin wachtlijsten niet of zo min mogelijk voorkomen. De commissie beveelt aan de cruciale elementen uit het nieuwe stelsel, waaronder de financiering en de inrichting van het bureau jeugdzorg, zo spoedig mogelijk nader uit te werken en in te voeren. Wij zijn het met de commissie eens dat deze onderdelen cruciaal zijn voor het nieuwe stelsel. Binnen de activiteiten van het implementatieprogramma kregen deze onderwerpen dan ook al prioriteit.
Ten aanzien van de financieringsystematiek onder het regiem van de Wet op de jeugdzorg geeft de commissie aan, dat er twee aspecten van belang zijn. Het betreft ten eerste de verdeelsleutel. De commissie beveelt een eenvoudige kostengeoriënteerde financiering met beleidsruimte op regionaal niveau, behulpzaam voor een doelmatige besteding van middelen aan. Een dergelijk verdeelmodel beoogt een betere aansluiting bij de verwachte vraag naar jeugdzorg op de lange termijn. Ten tweede geeft de commissie een aantal criteria aan, die zouden moeten meewegen bij de vaststelling van het macrobudget.
Zoals afgesproken in het bestuurlijk overleg op 23 maart 2001 wordt in overleg met het IPO en de VNG nadere uitwerking gegeven aan de financieringssystematiek. De aanbevelingen van de Commissie Peer worden hierin meegenomen. Uiteindelijk moeten wij tot een financieringssystematiek komen die alle partijen prikkelt tot de vorming van een adequaat functionerende en doelmatige jeugdzorg.
De commissie merkt daarnaast op dat het van belang is dat er binnen de bureaus jeugdzorg voldoende volume vrij toegankelijke zorg beschikbaar is, omdat dit in praktijk een effectieve manier is gebleken om wachtlijsten aan te pakken en de noodzaak van geïndiceerde zorg te verminderen. Wij onderschrijven dit belang. In de brief van 6 december 2001 als antwoord op de motie-Örgü hebben wij aangegeven dat het voor de jeugdige en ouders van groot belang is op adequate wijze ondersteuning te krijgen bij (dreigende) opgroei- en opvoedingsproblemen. Dat begint met een voldoende toegeruste algemene voorzieningen in het lokale jeugdbeleid. Het bureau jeugdzorg heeft als taak om deze algemene voorzieningen door middel van consultatie en deskundigheidsbevordering te versterken met de expertise vanuit de jeugdzorg.
Het bureau jeugdzorg moet daarnaast een bekende, laagdrempelige en herkenbare toegang zijn voor jeugdigen en ouders met (dreigende) opgroei- en opvoedingsproblemen waar ze zelf of met ondersteuning vanuit de algemene voorzieningen niet uit kunnen komen. Daarbij is het bureau jeugdzorg niet alleen de toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg, maar kan het ook zelf cliënten ondersteunen en begeleiden ter voorkoming van onnodige instroom tot de geïndiceerde jeugdzorg.
Voor deze taken krijgen de bureaus jeugdzorg «preventieve» middelen tot hun beschikking. Over de inzet van deze middelen maken de provincie en gemeenten jaarlijks afspraken. Op deze wijze willen wij ervoor zorgdragen dat op basis van de regionale situatie de middelen van het bureau jeugdzorg worden ingezet.
Met de commissie onderschrijven wij het belang van een adequaat registratiesysteem om goed inzicht in de werking van het nieuwe jeugdzorgstelsel, waaronder wachtlijsten en wachttijden, te krijgen. De weg, die de commissie schetst om daar te komen, met de bureaus jeugdzorg als informatieknooppunt, komt overeen met de tot nu toe uitgezette koers. Wij onderschrijven dat er een verschil gemaakt moet worden tussen de lange termijn, waarop een nieuwe registratiestelsel de gewenste informatie «in ideale vorm» kan opleveren, en de korte-termijn tot aan de volledige werking van het nieuwe registratiestelsel, waarbij in ieder geval een beperkt aantal indicatoren volgens een «simpel model» gegarandeerd moet zijn. Deze indicatoren worden door IPO, het Rijk en de VNG nog voor het eind van het jaar 2001 ontwikkeld. De ontwikkeling van de indicatoren en de registratie op basis daarvan bij de bureaus jeugdzorg worden vanuit de voor implementatie en wachtlijsten beschikbare middelen gefinancierd.
Over het jaar 2002 wordt nog (waarschijnlijk voor het laatste jaar) informatie uit het «oude» registratiestelsel via de zorgaanbieders verkregen. Daarnaast hebben wij met het IPO afgesproken, dat de bureaus jeugdzorg vanaf 2002 de vastgestelde indicatoren (o.a. over wachtlijsten/wachttijden) gaan bijhouden. Vanaf het jaar 2003 zal de registratie in principe via de bureaus jeugdzorg gaan lopen, en zal het «simpele model» van 2002 al zover mogelijk toegroeien naar het uiteindelijke registratiemodel. Met het IPO en de VOG wordt nog nagegaan welke vorm van registratie door de zorgaanbieders als aanvulling op de registratie door bureaus jeugdzorg gewenst is.
Voor de korte termijn (tot invoering van de nieuwe Wet op de jeugdzorg), acht de commissie een gerichte aanpak en extra budget nodig om het nieuwe stelsel niet te belasten met wachtlijsten. De commissie is van mening dat er geen blauwdruk ontworpen kan worden voor het wegwerken van de wachtlijsten in de interimperiode. Er is per provincie maatwerk nodig. De commissie stelt voor om een Taskforce voor de jeugdzorg in te stellen voor een gerichte wachtlijstaanpak en om een eenvoudig werkbaar registratiesysteem tot stand te brengen. De Taskforce wordt ingesteld ter ondersteuning van totstandkoming van provinciale plannen waarin de provincie aangeeft hoe zij de wachtlijsten aanpakt. De Taskforce toetst deze plannen aan vast te stellen uitgangspunten, randvoorwaarden en prioriteiten. De gerichte aanpak die de Commissie Peer aanbeveelt onderschrijven wij. De aanpak van de wachtlijsten zal zoveel mogelijk geïntegreerd worden in de implementatie van het nieuwe stelsel en een rol spelen bij de prioritering van de implementatie. Dit zal gebeuren middels de door de commissie voorgestelde Taskforce. Daarnaast wordt blijvend hoge prioriteit gegeven aan de opbouw en inrichting van de bureaus jeugdzorg.
Onderdeel van de gerichte aanpak zijn plannen die per provincie opgesteld worden om tot een substantiële vermindering van wachtlijsten in de jeugdzorg te komen.
De opdracht om de wachtlijsten zo snel mogelijk terug te dringen vormt een herkenbaar onderdeel van de implementatieplannen van provincies.
De commissie heeft aangeven in haar rapport dat er in de interim periode een incidenteel budget van f 64 miljoen benodigd is voor de aanpak van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Het gaat hierbij om f 17,5 miljoen voor de bureaus jeugdzorg en de AMK's, f 40,5 miljoen voor de geïndiceerde zorg en f 5,5 miljoen voor de landelijke voorzieningen. Wij delen de mening van de commissie dat een financiële impuls nodig is. We stellen dit jaar f 18 miljoen extra beschikbaar voor de bureaus jeugdzorg en de AMK's. Daarnaast zijn de meerjarenmiddelen voor onder meer de wachtlijst problematiek vanaf 2002 ten opzichte van 2000 (het jaar waar de gegevens van de commissie op gebaseerd zijn) toegenomen met ruim 30 miljoen. Deze middelen kunnen de provincies aanwenden voor het aanpakken van de wachtlijsten in de geïndiceerde zorg en de bureaus jeugdzorg. De provincies hebben daarmee de financiele ruimte om zelf invulling te geven aan deze aanbeveling van de Commissie Peer. De provincies verantwoorden hoe zij alle extra middelen, de extra 18 miljoen en meerjarenmiddelen, voor de aanpak van de wachtlijsten en de versterking van de bureaus jeugdzorg hebben ingezet en met welk resultaat. Om de huidige wachtlijsten bij de landelijke voorzieningen weg te werken zal nog dit jaar een budget van 3 miljoen beschikbaar gesteld worden. De Commissie Peer voorziet voor de komende jaren een groei van het benodigd budget jeugdhulpverlening van naar schatting 2% van het totale budget per jaar (exclusief loon- en prijsstijgingen). Dit vormt onderwerp voor nader overleg voor de nieuwe regeerperiode.
Over het bovenstaande hebben wij in het bestuurlijk overleg van 10 september jongstleden afspraken gemaakt met het IPO, de grootstedelijke regio's en de VNG. Deze afspraken treft u hierbij aan. Op korte termijn zullen ook met Zorgverzekeraars Nederland hierover afspraken gemaakt worden.
Ook op andere fronten is extra geld ter beschikking gesteld waarmee de wachtlijsten in de jeugdzorg verminderd kunnen worden. Zo zijn op basis van de Commissie Van Rijn extra middelen toegekend voor de verbetering van de arbeidsvoorwaarden (46 miljoen in 2001 en 73 miljoen in 2002) waarmee het personeelstekort in de jeugdzorg aangepakt kan worden. Bij de besteding van de wachtlijstmiddelen voor de GGZ krijgen de wachtlijsten in de jeugd-GGZ extra aandacht: tenminste 20 miljoen van de in totaal 90 miljoen wachtlijstmiddelen voor de GGZ wordt aan de jeugd-GGZ besteed. Ter verbetering van de kwaliteit van de instellingen voor (gezins)voogdij is per 1 januari 2001 8 miljoen extra ter beschikking gekomen. Via de voorjaarsnota komt hier een bedrag van 30 miljoen bovenop zodat een totaalbedrag van 38 miljoen structureel beschikbaar is. Tot slot is het budget voor de justitiële jeugdinrichtingen in 2002 ruim 130 miljoen hoger dan in 2000 en zal de capaciteit met ruim 500 plaatsen worden uitgebreid.
Krachtens artikel 7 van de Wet op de jeugdhulpverlening zijn de betrokken bewindslieden verplicht jaarlijks verslag uit te brengen aan de Tweede Kamer over de ontwikkelingen op het terrein van de jeugdhulpverlening. Met deze Voortgangsrapportage wordt aan deze wettelijke verplichting voldaan.
Omdat dit de laatste voortgangsrapportage is van deze regeerperiode wordt tevens een beeld geschetst van hetgeen in deze regeerperiode is bereikt. Deze voortgangsrapportage beschrijft de resultaten en een aantal voornemens in de sectoren jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, jeugd-ggz en zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. In een bijlage worden per sector de financiële overzichten en kengetallen gepresenteerd. Bij deze gegevens gaat het enerzijds om de afgelopen kabinetsperiode en anderzijds om de meerjarencijfers voor de jaren 2002–2005.
Aan de Tweede Kamer is toegezegd (op 6 december 2000) om de stand van zaken met betrekking tot interculturalisatie weer te geven. Deze stand van zaken is beschreven in de «rode kaders». Ook is een antwoord op de Motie van Gent (kamerstuk 27 410 nummer 21) waarin gevraagd werd om een Jeugdeffectrapportage opgenomen.
De antwoorden op de motie Van Vliet met betrekking tot de Jeugd-GGZ (kamerstuk 27 410, nummer 23) en de motie Arib over de acceptatieplicht (kamerstuk 27 410, nummer25) zullen gegeven worden in het wetsvoorstel Wet op de Jeugdzorg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28007-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.