28 000 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2002

nr. 90
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 juli 2002

De motie van het lid Poppe (nr. 74 (28 000-XIV)) verzoekt de regering het instrument van de door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing voor afschot van schade veroorzakende vossen niet toe te staan tijdens de kraam- en zoogperiode.

In mijn mondelinge reactie heb ik de Kamer reeds gewezen op de gevolgen van de decentralisatie van beheer en schadebestrijding in het kader van de Flora- en faunawet.

De verantwoordelijkheid voor de afgifte van ontheffingen voor afschot van vossen is de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zijn zeer wel bij machte om die taak uit te voeren. Ik voel er daarom niet voor om Gedeputeerde Staten in dit verband nog aanwijzingen te geven of om een verbod op het verlenen van ontheffing voor afschot van vossen in wet- of regelgeving op te nemen.

Aan het verzoek om de strekking van de motie onder de aandacht te brengen van Gedeputeerde Staten voldoe ik bij deze. Mijn brief aan Gedeputeerde Staten treft u hierbij als bijlage aan.1

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven