nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2002
Bij brief van 10 oktober 2001 (vw-01-1177) heb ik u een drietal rapporten
aangeboden die betrekking hebben op het gebruik van het Nederlandse spoorwegnet.
Ik heb hierbij aangeven hoe ik op basis van de studie ToeRGoed 2005 en de
Waardestudie Capaciteitstoedeling Spoor wil komen tot een aangepast beleidskader
voor de capaciteitsverdeling. Graag wil ik u hierover nader informeren, waarmee
ik tevens reageer op de onlangs door uw Kamer bij de begroting voor Verkeer
en Waterstaat voor het jaar 2002 aangenomen motie Eurlings c.s. (motie nr.
40. (28 000-XII)).
Zoals ik in mijn brief van 10 oktober heb aangekondigd was het oorspronkelijk
mijn bedoeling om op basis van het beleidskader ToeRGoed 2005 te komen tot
een aanpassing van het Interimbesluit capaciteitstoewijzing spoorwegen, dat
na advies van de Raad van State, aan u zou worden aangeboden. Dit vernieuwde
Interimbesluit zou vervolgens als wettelijke basis dienen voor de capaciteitsverdeling
voor de dienstregeling 2003.
Op basis van een tweetal recente ontwikkelingen ben ik echter tot de conclusie
gekomen dat het noodzakelijk en wenselijk is om het oorspronkelijk beoogde
tijdpad voor de implementatie van het nieuwe beleidskader capaciteitsverdeling
te temporiseren. Ten eerste ben ik tot de conclusie gekomen dat het vanuit
het oogpunt van rust en herstel in de spoorsector onverstandig is om op dit
moment te komen tot een tussentijdse aanpassing van het Interimbesluit. Dit
mede gegeven het besluit van NS Reizigers om de dienstregelingaanvraag voor
het jaar 2003 niet substantieel te veranderen en dus geen gebruik te maken
van de door middel van ToeRGoed vastgestelde groeimogelijkheden.
Ten tweede is het zo dat in het kader van de herbezinning op het spoordossier
en de nieuwe Spoorwegwet die thans bij u in behandeling is, wordt gekozen
voor aanpassing van het publiekrechtelijk kader. Deze aanpassing heeft, gegeven
de Europese Richtlijn 2001/14, tevens betrekking op het capaciteitverdelingsproces
en de publiekrechtelijke verankering daarvan. Deze verankering vindt niet
uitsluitend plaats bij AMvB, maar door middel van een samenhangende
combinatie van publiekrechtelijke instrumenten, bestaande uit: de nieuwe Spoorwegwet
en Concessiewet, de AMvB Capaciteitsverdeling en de concessies voor de infrabeheerder
en de personenvervoerders. Ik wil u in dit verband verwijzen naar de nota
naar aanleiding van het nader verslag die ik u op 5 februari jl. heb doen
toekomen.
De keuze om te komen tot een temporisering van de implementatie van het
nieuwe beleidskader capaciteitsverdeling betekent concreet dat de capaciteitsverdeling
voor 2003 zal plaatsvinden op basis van het vigerende Interimbesluit1.
Bij het afwegingsproces om te komen tot deze keuze hebben de mogelijke
consequenties voor de groeiambities van zowel het personen- als het goederenvervoer
een belangrijke rol gespeeld. Uit analyses is echter gebleken dat deze voor
het personenvervoer voor het jaar 2003 verwaarloosbaar zijn. Dit temeer gezien
het bovengenoemde besluit van NS Reizigers om de dienstregelingaanvraag voor
het jaar 2003 niet substantieel te veranderen. Het vigerende Interimbesluit
lijkt bovendien voor 2003 ook voldoende capaciteit te bieden voor het goederenvervoer,
temeer daar de beoogde groei met name in de jaren 2004 en 2005, als aanloop
naar de Betuweroute, wordt verwacht.
Het is mijn voornemen om de beleidsmatige conclusies uit ToeRGoed zoals
verwoord in de eerdergenoemde brief van 10 oktober 2001, voor de periode 2004–2006
te implementeren onder het nieuwe publiekrechtelijk kader van de nieuwe Spoorwegwet.
Dit betekent dat deze beleidsmatige conclusies worden verankerd in de hierboven
uiteengezette brede samenhangende combinatie van publiekrechtelijke instrumenten.
Een en ander uiteraard onder voorbehoud van een spoedige behandeling van de
voorliggende nieuwe wetgeving door Uw Kamer.
De implementatie van de beleidsmatige conclusies uit ToeRGoed binnen het
nieuwe publiekrechtelijke kader zal de nodige tijd vergen. Ik wil de komende
maanden benutten om in overleg met de taakorganisaties, de NS, de overige
personenvervoerders en de goederenvervoerders te komen tot een zorgvuldige
en voor alle partijen heldere implementatie. Het is mijn voornemen om u hierover
te informeren in een implementatiebrief die ik u voor de zomer hoop te kunnen
voorleggen.
Als gevolg van de keuze om te komen tot het temporiseren van de implementatie
van het nieuwe beleidskader capaciteitsverdeling en daarmee de capaciteitsverdeling
voor het dienstregelingsjaar 2003 te laten plaatsvinden onder het vigerende
Interimbesluit is de eerder genoemde motie Eurlings in een ander daglicht
komen te staan. Dit mede gegeven de constatering dat dit voor de groeiambities
van zowel het goederenvervoer als het personenvervoer voor 2003 geen consequenties
heeft. Voor wat betreft de jaren 2004 en 2005 is een en ander onderwerp van
nadere uitwerking en studie. Ik zal u dan ook door middel van de genoemde
implementatiebrief hierover nader informeren.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos