Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XI nr. 62 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XI nr. 62 |
Vastgesteld 24 juli 2002
De algemene commissie voor Europese Zaken1, de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2, de vaste commissie voor Economische Zaken3 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken4 hebben op 20 juni 2002 overleg gevoerd met minister Herfkens voor Ontwikkelingssamenwerking, minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en staatssecretaris Ybema van Economische Zaken over:
– voorbereiding vervolgconferentie Rio+10 (WSSD) gehouden van 26 augustus tot en met 4 september 2002 in Johannesburg;
– brief van de minister van VROM van 17 januari 2002 met de verkenning van het rijksbeleid in het kader van de Nationale strategie van duurzame ontwikkeling (VROM-02–67);
– brief van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken van 10 december 2001 over de Nederlandse rapportage aan de VN: «Ten Years After: Implementing Sustainability in The Netherlands since 1992»;
– rapport Nationale strategie van duurzame ontwikkeling, advies van de SER (VROM-02636);
– brief van de minister van VROM van 19 juni 2002 inzake maatschappelijke verkenningen NSDO.
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Crone (PvdA) wijst erop dat de ontwikkelde landen ook na 11 september 2001 het signaal aan de ontwikkelingslanden moeten moet blijven geven dat ze een op de toekomst gerichte visie en een gezamenlijke aanpak van de grote vraagstukken van duurzame ontwikkeling en armoede voorstaan. Zijn de bewindslieden het met hem eens dat de vervolgconferentie een dergelijk signaal zou moeten geven? Met een relatief kleine extra financiële inspanning zouden de westerse landen een veelbetekenend politiek gebaar kunnen doen en veel kunnen bereiken voor de allerarmsten. Daarnaast is het belangrijk dat Nederland een adequaat signaal geeft door zijn premier naar Johannesburg te sturen.
Verder vraagt de heer Crone naar de concrete inzet van de EU bij de top in Johannesburg. Hoe zal de Nederlandse regering in haar strategie met betrekking tot duurzame ontwikkeling omgaan met de kritiek van de SER op de Rijksverkenningen?
De heer Van Geel (CDA) vraagt om een analyse van de conferentie op Bali: wat waren volgens de bewindslieden de belangrijkste redenen voor het mislukken daarvan? Ook hij vraagt met welke concrete doelstellingen de EU naar Johannesburg zal gaan.
De heer Van Geel staat achter de gekozen brede benadering: juist in de samenhang tussen sociaal-economische en ecologische componenten zitten de problemen en de oplossingen. Wel vermoedt hij dat juist een dergelijke brede benadering de formulering van een duidelijk kernthema voor Johannesburg bemoeilijkt. Hij mist aandacht voor de relatie tussen economische ontwikkeling, internationale landbouw en migratie.
De bouwstenen voor de nationale strategie voor duurzame ontwikkeling heeft dit kabinet aangeboden, de definitieve formulering ervan is een taak voor het volgende kabinet. Volgens de heer Van Geel moet hierin veel aandacht komen voor de procesarchitectuur: hoe kunnen dwarsverbanden worden gelegd tussen alle initiatieven die op verschillende niveaus worden ondernomen op het gebied van duurzaamheid? Het bedenken van nieuwe inhoudelijke doelen behoeft in dit stadium minder prioriteit.
De heer Duyvendak (GroenLinks) wijst op de scherpe kritiek van de SER op de verkenning. Graag hoort hij het oordeel van het kabinet hierover. Wat is volgens het kabinet de meerwaarde van de Nationale strategie, hoe had die zich moeten verhouden tot NMP 4 en wat zullen de volgende stappen moeten zijn?
Het mondiale politieke klimaat stemt de heer Duyvendak weinig optimistisch over de resultaten van de vervolgconferentie. De openheid van tien jaar geleden lijkt verdwenen, vooral in de westerse wereld. Hoe stelt Nederland zich op? Het geheel aan doelstellingen van de EU, en Nederland daarbinnen, voor Johannesburg is volgens hem even omvangrijk als diffuus; het is onduidelijk wat de werkelijke inzet zal zijn. Klopt het dat het voorzorgprincipe en het principe van gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden voor staten opnieuw ter discussie zijn komen te staan? De heer Duyvendak hecht er groot belang aan dat in Johannesburg Agenda 21 wordt gehandhaafd, zij het dat dit nu moet worden verbonden met concrete doelen en tijdpaden. Ook zou hij graag zien dat uit de vervolgconferentie voortvloeit dat de welhaast automatische prioriteit van handelsverdragen boven milieuverdragen haar vanzelfsprekendheid verliest en dat een kader wordt geschapen voor corporate accountability, met minimale standaarden waaraan het internationale bedrijfsleven zich dient te houden bij zijn doen en laten.
Tot slot vraagt de heer Duyvendak de bewindslieden om de rol van de Verenigde Staten in te schatten. Verdient een eventueel akkoord zonder de Verenigde Staten niet de voorkeur boven een verwaterd akkoord met de Verenigde Staten? Ook hij acht de status van de afvaardiging van de verschillende staten naar de conferentie van groot belang. Met het afvaardigen van zijn minister-president kan Nederland het signaal geven dat het veel belang aan de conferentie hecht.
De heer Van der Ham (D66) vindt de inzet van de EU voor duurzame mondiale ontwikkeling niet groot genoeg. Nederland dient zich binnen de EU sterk te maken voor hogere ambities. Indien nodig moet het zelfs kiezen voor een onafhankelijke positie. Wat kan de Nederlandse regering doen om de EU-inzet aan te scherpen? Nederland dient een signaal te geven door zijn minister-president naar de conferentie af te vaardigen.
Ook de heer Van der Ham vraagt naar een analyse van de mislukte top op Bali. Hij zegt zich enige zorgen te maken over de wijze waarop de toekomstige Nederlandse regering zich zal opstellen jegens het openstellen van westerse markten voor landbouwproducten uit de derde wereld.
Mevrouw Van Velzen (SP) vindt de periode van tien jaar tussen de conferentie in Rio en de vervolgconferentie aan de lange kant. Zij pleit voor een spoediger vervolg na Johannesburg. In die tijd zijn verdragen inzake klimaat en biodiversiteit tot stand gekomen, maar in hoeverre vinden die hun neerslag in het concrete Nederlandse beleid? De evaluatiecommissie van de Wet milieubeheer concludeerde bijvoorbeeld dat deze wet aanpassing behoeft, met name op het punt van natuurbescherming. Wat is het oordeel van het kabinet hierover?
Ook voor mevrouw Van Velzen is de Nederlandse inzet voor Johannesburg onduidelijk. Blijft Nederland zijn kaarten zetten op marktwerking als voornaamste weg naar duurzame ontwikkeling? Het hoeft weinig betoog dat het bedrijfsleven zich op dit gebied inmiddels een nogal onbetrouwbare partner heeft getoond. Er is een grote behoefte aan internationale regelgeving voor bedrijven op de terreinen van verantwoordelijkheid voor milieu, mensenrechten en sociale omstandigheden en een adequaat toezicht daarop. Is de Nederlandse regering bereid om op dit terrein in Johannesburg een pioniersrol te vervullen?
Mevrouw Van Velzen wijst erop dat in een steeds groter deel van de Nederlandse energiebehoefte wordt voorzien door middel van geïmporteerde, vuile stroom uit bijvoorbeeld bruinkool- en kernergiecentrales. De betrekkelijk schone Nederlandse gascentrales worden hierdoor steeds meer buitenspel gezet. De import van vuile stroom zal internationaal moeten worden aangepakt, bijvoorbeeld door het heffen van gedifferentieerde transporttarieven. Hoe zal de productie van groene stroom in Nederland verder worden vergroot? Is een subsidie vooraf voor particulieren voor de aanschaf van zonnepanelen geen optie?
Verder wijst mevrouw Van Velzen erop dat de positieve houding van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van genetisch gemodificeerd materiaal als mogelijke bijdrage aan armoedebestrijding zich slecht lijkt te verhouden met de onzekerheid van de Nederlandse regering over genetisch gemodificeerd voedsel. Tot slot vraagt zij de regering om een verslag van de resultaten van Johannesburg.
De heer Hofstra (VVD) vraagt of Europa met één mond zal spreken in Johannesburg. Hij breekt een lans voor een voortrekkersrol van Europa op de conferentie. Hij wijst erop dat een Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling pas goed tot stand kan komen als zekerheid bestaat over de resultaten van de conferentie in Johannesburg.
Het antwoord van de bewindslieden
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking ontkent dat zij een ondubbelzinnig voorstander is van genetisch gemodificeerd voedsel. Het enige wat zij tijdens haar ministerschap altijd heeft bepleit is het recht van mensen in de derde wereld om hun eigen beslissingen te maken. Rijke landen moeten niet de pretentie hebben om hun voor te kunnen schrijven wat goed voor hen is.
De minister betreurt het dat de voorbereidingen voor Johannesburg een vrijwel volledige VN-aangelegenheid zijn geweest en dat andere internationale instellingen hierbij veel minder zijn betrokken dan voorheen. Ook stelt zij vast dat de staten hun oude stellingen hebben betrokken en dat van dialoog binnen en tussen de onderscheiden blokken veel minder sprake is. Zij heeft zich juist altijd verzet tegen het spreken met één stem door de EU op dit punt, omdat die het bouwen van bruggen tussen de partijen en de vorming van wisselende coalities belemmert.
De minister zegt zich niet veel illusies te maken over de rol van de Verenigde Staten in de komende conferentie. Zij stelt tot haar treurnis vast dat in de discussies over deze thematiek de nadruk in het noorden vooral ligt op duurzaamheid en in het zuiden op ontwikkelingssamenwerking; daarmee is van integratie weinig sprake. Binnen de OS-raad is wel bereikt dat het thema van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, is verbreed naar subsidies schadelijk voor duurzame ontwikkeling. Dit was een moeizame operatie, zeker omdat het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de exportsubsidies daarmee zijn gemoeid. Zij ziet in dit dossier ruimte om de ontwikkelingslanden tegemoet te komen. Het SER-advies laat volgens haar geen ruimte voor onduidelijkheid in dezen.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wijst erop dat alle landen de opdracht hebben gekregen om een Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling te formuleren, juist ten behoeve van de conferentie in Johannesburg. De Nederlandse regering heeft aanvankelijk gekozen voor een strategisch beleid ter verduurzaming van afzonderlijke sectoren. De strategie heeft het karakter van een verkenning vanwege de «polderfilosofie» van Paars II: het was de opzet om een top-downaanpak zo veel mogelijk te voorkomen en de maatschappelijke discussie over verduurzaming te bevorderen. Een en ander heeft geresulteerd in een verzameling capita selecta, waarin geen expliciete keuzes zijn gemaakt, maar wel de mogelijke premissen van bepaalde keuzen zijn geschetst. Alle ingrediënten voor een interessante discussie zijn nu aanwezig. De kritiek van de SER vindt de minister wat gemakkelijk wat dit betreft.
De opmerking dat er te weinig rekening is gehouden met mogelijke dwarsverbanden binnen verduurzaming snijdt wellicht op abstract niveau hout. Toch werkt expliciete aandacht voor dwarsverbanden in concreto vaak belemmerend voor de besluitvaardigheid en vooruitgang op dit terrein: het gevaar dat men verzandt in louter procesarchitectuur wordt levensgroot. Ook dit maakt de minister een voorstander van het streven naar progressie op het terrein van verduurzamingsbeleid binnen aparte sectoren. Op het landbouwdossier is dit volgens hem gelukt, op het dossier van transport en mobiliteit niet.
Op de Europese top in Laken in december 2001 hebben alle Europese regeringsleiders toegezegd dat zij naar Johannesburg zouden gaan. Hij hoopt dat zij deze toezeggingen in Sevilla zullen herbevestigen. De minister is het met de Kamer eens dat een sterke afvaardiging van de EU een belangrijk signaal aan andere landen geeft. Na september vorig jaar is de focus van de wereld gevestigd op de bestrijding van terrorisme. De staten van de wereld dienen te beseffen dat een investering in een algemene gezamenlijke verduurzamingsstrategie, een investering in de aanpak van de achtergronden van geweld, onrecht en onvrede is en daarmee uiteindelijk een investering in beschaving. Zulks vraagt inderdaad een vertegenwoordiging van alle landen op het hoogste niveau.
De staatssecretaris van Economische Zaken ontkent dat handelsverdragen bepalend zijn voor milieuverdragen. Afspraken in WTO-verband en in MEA-verband (Multilateral Environmental Agreements) maken beide deel uit van de internationale rechtsorde, maar er is geen sprake van enige hiërarchische verhouding. Op dit moment worden de wijzen waarop de synergie tussen deze soorten afspraken kan worden versterkt, onderzocht. In OESO-verband zijn inmiddels belangrijke afspraken gemaakt over het gedrag van multinationals op het terrein van consumer concerns, arbeidersorganisatie en andere maatschappelijk relevante onderwerpen. Hierbij was zeker sprake van een doorbraak: de afspraken waren weliswaar niet bindend, maar zeker ook niet vrijblijvend. Volgens de staatssecretaris is dit de enige manier om internationaal resultaten te boeken; een internationaal dwingend juridisch kader is vooralsnog verre van haalbaar.
De regering deelt de vrees dat een onvoldoende herziening van het Europese landbouwbeleid ten koste zal gaan van ontwikkelingslanden. De herziening van landbouwsubsidies acht zij urgent en van groot belang. De Nederlandse minister van LNV heeft in dezen de afgelopen jaren absoluut een voortrekkersrol vervuld. Internationale ontwikkelingen, zoals de Farmbill in de Verenigde Staten en de verschuivingen in de politieke verhoudingen in Europa stemmen op voorhand helaas weinig optimistisch. Medio juli wordt het midterm review van de Europese Commissie op dit dossier verwacht.
Er zijn bedrijven die gebruikmaken van de betrekkelijk zwakke milieuwetgeving van sommige landen en dat strekt de Nederlandse regering tot zorg. De staatssecretaris heeft evenwel niet de indruk dat dit op grote schaal is gebeurd. Het ontwerpen van nationale milieuwetgeving met een extraterritoriale werking is een mogelijkheid om deze problematiek aan te pakken, maar is zeer ingrijpend en praktisch onuitvoerbaar. Daarom is gekozen voor het streven naar internationale afspraken.
De fungerend voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken,
Te Veldhuis
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Meijer
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Voûte-Droste
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Timmermans
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Roovers
Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), fng. voorzitter, Melkert (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Voûte-Droste (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Janssen van Raay (LPF), Van Winsen (CDA), Palm (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Jager (CDA), Teeven (LN), Wolfsen (PvdA), Schonewille (LPF), De Jong (LPF) en De Nerée tot Babberich (CDA).
Plv. leden: Koenders (PvdA), Hessels (CDA), Van Haersma Buma (CDA),Vietsch (CDA), Dittrich (D66), Van Geel (CDA), Vos (GroenLinks), Van Velzen (SP), Rouvoet (ChristenUnie), De Graaf (LPF), Sterk (CDA), Varela (LPF), Ormel (CDA), Jense (LN), Zeroual (LPF), Smulders (LPF) en Mastwijk (CDA).
Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Crone (PvdA), Cornielje (VVD), Hofstra (VVD), Meijer (CDA), fng. voorzitter, Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Bussemaker (PvdA), Mosterd (CDA), Alblas (LPF), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Veling (ChristenUnie), Jense (LN), Van Bochove (CDA), Van Geel (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Smolders (LPF) en Van Lith (CDA).
Plv. leden: Van der Ham (D66), Rietkerk (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Koopmans (CDA), Vietsch (CDA), Groenink (LPF), Wiersma (LPF), Schonewille (LPF), Van der Staaij (SGP), Teeven (LN), Ten Hoopen (CDA), Van Velzen (SP), Vos (GroenLinks), De Jong (LPF) en Spies (CDA).
Samenstelling:
Leden: Voûte-Droste (VVD), fng. voorzitter, Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Hofstra (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Beek (VVD), Atsma (CDA), Verburg (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Wijn (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hoogendijk (LPF), De Graaf (LPF), Eberhard (LPF), Jense (LN), Tichelaar (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP) en Stuger (LPF).
Plv. leden: Bakker (D66), Van der Vlies (SGP), Van der Hoeven (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Geel (CDA), Van Ruiten (LPF), Varela (LPF), Wiersma (LPF), Teeven (LN), Vos (GroenLinks), Schreijer-Pierik (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Wit (SP), Zeroual (LPF).
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Melkert (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), Vos (GroenLinks), De Graaf (D66), B.M. de Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Timmermans (PvdA), fng. voorzitter, Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Smulders (LPF), Palm (LPF), Van Geel (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Teeven (LN), Huizinga-Heringa (ChristenUnie) en De Nerée tot Babberich (CDA).
Plv. leden: Van Winsen (CDA), Sterk (CDA), Dittrich (D66), Van den Brand (GroenLinks), Van Velzen (SP), Bijlhout (LPF), Stuger (LPF), De Jong (LPF), Wiersma (LPF), Çörüz (CDA),Rambocus (CDA), Jense (LN) en Van der Staaij (SGP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-XI-62.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.