28 000 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2002

nr. 60
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2002

Langs deze weg wil ik u informeren over recente ontwikkelingen, stand van zaken en voornemens met betrekking tot het Geo-informatiebeleid, uit hoofde van mijn verantwoordelijkheid als coördinerend bewindsman voor de Vastgoedinformatievoorziening.

Hieronder wordt allereerst een beknopt beeld geschetst van Geo-informatie en het belang ervan.

Vervolgens wordt u geïnformeerd over een wijziging in het beleid rond de Ravi – overlegorgaan voor de vastgoedinformatie en ga ik nader in op een aantal voornemens rond basisregistraties op het terrein van de Geo-informatie in Nederland – onderdeel van het door het kabinet beoogde stelsel van (authentieke) registraties. Daarbij ga ik met name in op de Gebouwenregistratie.

Geo-informatiebeleid

Geo-informatiebeleid vormt een apart beleidsterrein voortvloeiend uit de verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) als coördinerend bewindspersoon voor de Vastgoedinformatievoorziening (Besluit Informatievoorziening Rijksdienst 1991). In de praktijk is de Staatssecretaris van VROM steeds portefeuillehouder. Volgens dat besluit draagt VROM daarnaast ook verantwoordelijkheid voor milieu-informatievoorziening. Omdat door de sector het begrip vastgoedinformatie steeds werd opgerekt – en derhalve als beperkend werd ervaren – is gedurende de afgelopen jaren de term Geo-informatie gangbaar geworden.

Geo-informatie betreft informatie over ruimtelijke objecten, zoals gebouwen, percelen en verzamelingen daarvan, wijken, buurten, gebieden etc. Informatie dus over alles waar een coördinaat (geografische coördinaat (x, y), adres, postcode, perceelsnummer e.d.) aangehangen kan worden en dus te relateren is aan een plek op aarde. Deze informatie is vervolgens in de vorm van een (digitale) kaart weer te geven. Voorbeelden zijn bestemmingsplannen, topografische gegevens en kadastergegevens. In brede zin zou echter ook allerlei thematische informatie die in kaart gebracht kan worden tot de Geo-informatie gerekend dienen te worden. Geo-informatie is daardoor een zodanig breed begrip, dat afbakening van het beleidsterrein gewenst is.

Afbakening

Gezien het feit dat iedere minister en iedere bestuursorganisatie eigen verantwoordelijkheid draagt voor de informatievoorziening van het eigen beleidsterrein, is het Geo-informatiebeleid met name gericht op de sector(beleidsterrein)overstijgende en interbestuurlijke informatievoorziening en daarmee niet op de hiervoor aangeduide «thematische» Geo-informatie.

Het beleid richt zich op de gemeenschappelijke ruimtelijke basisgegevens (basisregistraties), die veel organisaties nodig hebben en die dus deze behoefte met elkaar delen.

Gegevens over de ondergrond (bodem e.d.) worden tot de thematische Geo-informatie gerekend en vallen dus buiten het Geo-informatiebeleid. Het toepassings- en onderzoeksterrein rond de opnamen vanuit de lucht en de ruimte kent eigen coördinatiemechanismen. Dit laatste terrein speelt tot op heden nog niet zozeer op het vlak van de interbestuurlijke relaties en wordt vooral als verzameltechniek ingezet. Het is niet uitgesloten, dat in de (nabije) toekomst de gemeenschappelijke behoefte bij de overheden aan beelden en luchtfoto's in Nederland zal toenemen en belangrijker zal worden in de bestuurlijke en beleidsprocessen. Op dat moment valt te overwegen om het Geo-informatiebeleid met dat terrein te verbreden.

Het Geo-informatiewerkveld kent ook een actieve goed functionerende private sector. Het Geo-informatiebeleid richt zich niet primair op deze private sector, maar beperkt zich tot de informatievoorziening voor de (rijks)overheid. Een eventuele «spin off» voor het bedrijfsleven is een positief bijproduct, maar is nooit doel van de inzet op zichzelf.

Gezien de onlosmakelijke en toenemende verbondenheid bij het tot stand brengen van beleid in Nederland tussen de verschillende bestuurslagen zien we toenemende informatierelaties en toenemende wederzijdse afhankelijkheid in de informatievoorziening. Dit geldt zeker ook voor het terrein van de Geo-informatie. Voornemens en eventuele wet- en regelgeving zullen dan ook vaak juist op de andere overheden dan het rijk gericht zijn, daar hun effect sorteren en uiteindelijk aan de overheid als geheel en indirect aan de burger ten goede dienen te komen.

In het vervolg van deze tekst wordt de term Geo-informatie gehanteerd in de zin zoals hiervoor beschreven is.

Het belang van Geo-informatie

Alle overheden – de gemeenten, waterschappen, provincies en vrijwel alle departementen en de aan hen gelieerde uitvoeringsinstanties – gebruiken Geo-informatie bij de uitoefening van (een deel van) hun taken en hun beleidswerk. Belangrijke maatschappelijke voorzieningen, zoals de nutsvoorzieningen, worden eveneens onderhouden met behulp van Geo-informatie. De burger komt steeds vaker in aanraking met Geo-informatie, doordat informatie steeds vaker in digitale (kaart)vorm aangeboden wordt. De informatievoorziening van de overheid aan de burger gaat daarbij in toenemende mate digitaal via het internet. Bestemmingsplannen worden bijvoorbeeld inmiddels op veel plaatsen digitaal vervaardigd en zijn op termijn naar verwachting overal via het beeldscherm in te zien. De informatievoorziening vanuit het Kadaster loopt al langer voor een zeer hoog percentage langs elektronische weg. Daarnaast heeft het Kadaster in overleg met de Koninklijke Notariële Broederschap een systeem ontwikkeld, dat het elektronisch aanleveren van documenten mogelijk maakt. Het daartoe strekkende wetsvoorstel (ELAN) is U onlangs aangeboden.

De verschillende overheden hebben vele redenen om de digitalisering en uitwisselbaarheid van basisgegevens en Geo-informatie te bevorderen. Eén reden is de steeds sterker wordende roep om handhaving van de regels, terwijl de mondige burger vraagt om flexibiliteit en begrip voor zijn individuele geval. De sector Openbare Orde en Veiligheid (OOV) is voor haar dagelijks werk bijvoorbeeld zeer afhankelijk van actuele en betrouwbare lokalisatie en identificatie van objecten, zowel op nationaal, regionaal als lokaal niveau. Dat veronderstelt een ordentelijk beheer van ruimtelijke gegevens. Een andere reden is de druk op de beschikbare ruimte. Die druk neemt toe, maar tegelijkertijd wordt van de overheid gevraagd – bijvoorbeeld op het gebied van de veiligheid – dat ze haar werk beter doet. Dat vergt onder andere een scherpe kijk op conflicterend ruimtegebruik.

De overheid moet rekenschap afleggen en vooral ook transparant opereren, maar daarbij efficiënt zijn. Dat zijn lastig te combineren eisen als de informatie van en voor de verschillende werkprocessen sterk versnipperd is. Het Geo-informatiebeleid wil via het bevorderen van het samen delen van informatie aan de «ontsnippering» van informatie een bijdrage leveren.

Inzetten op een gemeenschappelijke Geo-informatiebasisvoorziening

Een goed geregelde gemeenschappelijke Geo-informatiebasisvoorziening voor de overheid is een van de randvoorwaarden om aan deze eisen tegemoet te komen. Zonder inzet van de overheid op het realiseren daarvan zal de informatievoorziening sterk versnipperd blijven en zal het ook in de toekomst niet mogelijk zijn om tot goede afstemming tussen de verschillende beleidsuitvoeringsprocessen te komen. De inzet van het Geo-informatiebeleid van VROM is de komende jaren daarom met name gericht op het bevorderen van de realisatie van een aantal cruciale elementen – een aantal Geo-basisregistraties (zie onder) – die ieder afzonderlijk van belang zijn, maar in samenhang een nog grotere meerwaarde hebben voor de boven gestelde doelen.

De Ravi

De Ravi speelt vanouds – eerst als Raad voor de Vastgoedinformatie, later als daaruit voortgekomen (stichting) overlegorgaan – voor vastgoedinformatie een belangrijke rol in de dynamiek van dit werkveld. Enerzijds vormt de Ravi een ontmoetingspunt voor alle bij het werkterrein betrokken partijen – van overheid tot bedrijfsleven. Anderzijds is in de boezem van de Ravi de Structuurschets Vastgoedinformatie ontwikkeld die de conceptuele basis heeft gelegd voor de inrichting van een belangrijk deel van de informatiehuishouding van de overheid in bredere zin – met name waar het gaat om het proces van de stroomlijning van de basisgegevens, waarop het recente kabinetsbeleid rond Stroomlijning van Basisgegevens en Authentieke registraties (zie onder) in feite voortborduurt. Deze Structuurschets is vastgesteld door de Ministerraad in mei 1992. De Structuurschets geeft inhoudelijke en bestuurlijk juridische kaders voor de informatiearchitectuur van de Geo-informatiehuishouding.

Bij brief van 28 mei 1993 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992–1993, 22 800 XI, nr. 66) heeft de toenmalige Staatssecretaris Heerma een schets gegeven van het «veld» van de vastgoedinformatievoorziening. In die brief is gekozen voor een «afstandelijke» rol van de coördinerend bewindspersoon en «zelfregulering» door «het veld». Op 3 december 1993 sloot de toenmalige Staatssecretaris ten behoeve daarvan een Convenant met de Ravi. Belangrijke argumenten daarvoor waren dat de partijen in het veld veelal autonoom zijn. Toenmalige ontwikkelingen op het gebied van decentralisatie, verzelfstandiging en privatisering leidden er toe, dat goede afstemming op het gebied van de Geo-informatievoorziening in het werkveld zelf moest gebeuren. Centrale actieve sturing door VROM paste minder in dit beeld.

Inmiddels is er behoefte ontstaan aan een accentverschuiving – zwaardere coördinatie door VROM is gewenst – met name waar het gaat om de totstandbrenging van de basisregistraties in Nederland. Dit leidt tot een duidelijker rolverdeling tussen Ravi en het ministerie.

Nieuwe taakopvatting VROM en Ravi

Gelet op de opgave waar we voor staan heb ik gekozen voor een taakopvatting, waarbij de eigen rijksverantwoordelijkheid van VROM duidelijker kan worden neergezet en de taken die daar uit voortvloeien beter gestalte kunnen krijgen binnen VROM. De hoofdtaken van VROM betreffen: beleidsafstemming en kaderstelling op nationaal en internationaal niveau, interdepartementaal en interbestuurlijk, met inachtneming van de bovenbeschreven inhoudelijke afbakening. Het accent ligt bij de Geo-basisregistraties. De minister van VROM is derhalve politiek en bestuurlijk aanspreekpunt in dit kader. Voor de ambtelijke uitvoering en ondersteuning is hiervoor bij de DGRO structureel 4 FTE beschikbaar. Het structureel beschikbare budget voor Geo-informatiebeleid binnen de VROM-begroting bedraagt met ingang van 2002 ca. € 300 000.

De Ravi blijft het belangrijkste onafhankelijke overlegplatform in het Geo-domein met structurele financiële steun van VROM, maar draagt geen coördinatieverantwoordelijkheid namens VROM. Voor deze publieke platformfunctie van de Ravi is op de VROM-begroting in principe jaarlijks ca. € 113 000 beschikbaar. Afgesproken is dat de Ravi hiertoe jaarlijks aan VROM een plan op hoofdlijnen aanbiedt en achteraf verantwoording aflegt over de besteding.

Ontwikkelingsrichting van de Ravi

Een belangrijk voornemen van de Ravi is zich te ontwikkelen tot een centrale factor op het terrein van innovatie en kennisontwikkeling op het terrein van de Geo-informatie. Daarbij verwacht de Ravi tevens als projectbureau te gaan opereren voor op toepassing van Geo-informatie gerichte projecten bij de overheid, al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven.

De Ravi beoogt een initiërende, maar vooral een kanaliserende functie. Impulsen uit het werkveld worden vertaald in innovatieprogramma's. Deze programma's worden getrokken door de initiatiefnemers. De Ravi zorgt voor de juiste organisatorische en inhoudelijke context. Het streven is daarbij gericht op een goede borging van de maatschappelijke functie van die vernieuwingsprogramma's.

In dit kader is een belangrijk ICES/KIS 3 projectvoorstel in ontwikkeling door een consortium van overheden en bedrijven – «Ruimte voor Geo-informatie». Dit projectvoorstel is in de context van de Ravi door de deelnemende partijen ontwikkeld ten behoeve van versterking van de kennisinfrastructuur. Het projectvoorstel beoogt via een aantal deelprogramma's de Geo-informatievoorziening in Nederland voor een goed en efficiënt bestuur te verbeteren en te innoveren. Voor het programma zijn beleidsthema's als veiligheid, efficiency, dienstverlening aan de burger, ontsnippering en ontsluiting van Geo-informatie sturend. Bovendien zal het programma de inbedding van de voorgenomen Geo-basisregistraties kunnen vergemakkelijken. Gezien de toenemende maatschappelijke relevantie van de Geo-informatie en de relevantie derhalve voor «het landen» van mijn Geo-informatiebeleid steun ik dit voorstel van harte. Inmiddels is Geo-informatie interdepartementaal ook als beleidszwaartepunt in het kader van ICES/KIS aangemerkt.

De Ravi zal verder ruimte gaan bieden aan experimenten op zulke gebieden als burgerparticipatie en de rol van Geo-informatie daarbij. Zo wordt er bijvoorbeeld rond het Knooppunt Arnhem–Nijmegen een experiment ontwikkeld voor een internetcommunity op het gebied van bouwen en wonen, waarbij de gebruiker, in samenspraak met betrokken instanties de regie voert over zijn eigen processen. De Ravi begeleidt dit project met het oog op de maatschappelijke effecten en de relatie met de publieke informatie-infrastructuur.

Geo-basisregistraties

Programma Stroomlijning Basisgegevens

Zoals eerder opgemerkt zal de inzet van het Geo-informatiebeleid bij VROM de komende jaren voornamelijk gericht zijn op een aantal voor een beter overheidsfunctioneren belangrijke basisregistraties. Deze basisregistraties vormen een essentieel onderdeel van een beoogd stelsel van registraties in Nederland en maken in die zin onderdeel uit van het in het interdepartementale programma Stroomlijning Basisgegevens ontwikkelde beleid. Het genoemde programma is gericht op het op orde brengen van de gegevenshuishouding van de overheid door de ontwikkeling van zogenaamde Authentieke registraties. Deze registraties zullen overheidsbreed als unieke bron van basisgegevens moeten fungeren, zoals de Gemeentelijke Basisadministratie en het Kadaster nu al in hoge mate als unieke bron fungeren voor personen en vastgoed.

Achtergrond van het programma is het besef dat op bijna alle terreinen van overheidshandelen het kunnen beschikken over actuele en betrouwbare gegevens essentieel is om de gestelde beleidsopgaven ook daadwerkelijk waar te kunnen maken. Door het op orde brengen van de basisgegevens van de overheid creëert Stroomlijning Basisgegevens noodzakelijke randvoorwaarden voor een effectiever toezicht en handhaving, fraude- en criminaliteitsbestrijding, administratieve lastenverlichting, elektronische dienstverlening, interne efficiencyverbetering en moderne beleidsvorming en beleidsverantwoording (VBTB).

Het kabinet heeft in zijn brief aan de Kamer van 17 oktober 2001 (Kamerstukken II, 2001–2002, 26 387, nr. 11) een zestal «basisregistraties» als zodanig essentieel aangemerkt dat de ontwikkeling daarvan bij voorrang ter hand zou moeten worden genomen. Het gaat daarbij om registraties van basisgegevens over personen, bedrijven en andere niet-natuurlijke personen, gebouwen, vastgoed, adressen en geografische basiskaarten. Het kabinet heeft daarbij aangegeven ernaar te streven binnen afzienbare tijd de totstandkoming van Authentieke registraties voor deze gegevens veilig te stellen door waar mogelijk een onomkeerbaar proces in gang gezet te hebben.

Dit betekent:

– het formeel door het kabinet vastleggen van de eisen waaraan Authentieke registraties dienen te voldoen, w.o. het beginsel van eenmalige gegevensverzameling.

– het formeel door het kabinet aanwijzen van de genoemde zes basisregistraties.

– voorzover deze reeds in hoge mate gerealiseerd zijn (GBA voor Persoonsgegevens, Kadaster, Geografisch Kernbestand): het in gang zetten van een traject om de betreffende registraties te laten voldoen aan de genoemde eisen.

– voorzover deze nog niet of maar zeer beperkt gerealiseerd zijn (Adressenregister, Basisbedrijvenregister, Gebouwenregister): het ingangzetten van realisatietrajecten, dan wel het onder nauw omschreven condities waarborgen dat deze op afzienbare termijn in gang worden gezet.

In dit licht bezien wil ik u over mijn voornemens rond de basisregistraties die tot het Geo-domein behoren langs deze weg informeren. Het gaat daarbij met name om de Kadastrale registratie, het Geografisch Kernbestand en de Gebouwenregistratie. Het adressenregister laat ik nog even buiten beschouwing, aangezien het onderzoek daar naar via het programmabureau Stroomlijning Basisgegevens zelf loopt. Op het moment dat de diverse registraties qua ontwikkeling verder zijn en er keuzes gemaakt moeten worden rond de definitieve totstandkoming van de betreffende registraties zal ik de Kamer nader en uitgebreider informeren. Uit het volgende zal blijken dat er op het gebied van de Geo-basisregistraties reeds de nodige vorderingen zijn gemaakt en dat de gewenste onomkeerbaarheid voor een aantal al bereikt is.

Naast de genoemde registraties zal ik nog ingaan op de Grootschalige Basiskaart Nederland die zich mogelijk ook als Authentieke registratie kan ontwikkelen en op het wetsvoorstel Kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Kamerstuk 2001–2002, 28 218).

Kadastrale registratie

Over de Kadastrale registratie kan ik kort zijn. Het is een bestaande bij wet geregelde registratie waaraan rechtszekerheid ontleend wordt en die via een tarievenstelsel gefinancierd wordt. Over de toekenning en de eventuele haken en ogen (bijvoorbeeld juridische complicaties) daarbij van het label «Authentieke registratie» vindt in het kader van het programma Stroomlijning Basisgegevens overleg plaats. Het element «verplicht gebruik» is bijvoorbeeld op dit moment niet geregeld. De registratie is betrouwbaar en actueel en heeft gezag en status. Op het moment dat de definitieve eisen aan Authentieke registraties door het kabinet zijn vastgesteld zal gekeken worden of het label «authentiek» kan worden toegekend, of dat er daartoe een wetwijziging nodig is, of dat er alsnog van af wordt gezien, omdat bijvoorbeeld de meerwaarde ervan ontbreekt.

Geografisch Kernbestand 1:10 000

Onder het Geografisch Kernbestand wordt verstaan een tweejaarlijks te actualiseren registratie van topografische gegevens in een digitaal kaartbestand op 1:10 000 schaal. Dit bestand kent een zgn. objectgerichte structuur waardoor het bestand als bron in diverse beleids(uitvoerings)-processen gebruikt kan worden en geschikt is om in het beoogde stelsel van registraties opgenomen te worden. De inhoud komt vrijwel overeen met het huidige digitale topografische bestand van de Topografisch Dienst Nederland – TOP10vector. De Topografische Dienst is beoogd registratiehouder van dit bestand en op dit moment reeds bezig om het huidige TOP10vector om te vormen naar het objectgerichte Geografisch Kernbestand. Naar verwachting is het omvormingsproces in 2006 gereed. Het belang van dit bestand voor de overheid is evident. Het huidige bestand wordt gebruikt door de ministeries LNV, V&W, Financiën, VROM, Defensie, OC&W, alle provincies, alle waterschappen en een groeiend aantal gemeenten. Het gebruik richt zich op diverse toepassingen. Zo wordt het bijvoorbeeld gebruikt als basis voor provinciale kaarten, de bodemstatistiek van het CBS, bij de vaststelling van de uitkeringen uit het gemeentefonds en als basis voor bestemmingsplannen buitengebied. Het voornemen is op termijn het Geografisch Kernbestand een wettelijke basis te geven ter gelegenheid van de herpositionering van de Topografisch Dienst Nederland in de Kadasterwet. Daarmee wordt dan tevens de minister van VROM hiervoor politiek verantwoordelijk. Het binnen de overheid gezamenlijk gebruiken van deze registratie staat niet meer ter discussie. De meerwaarde ervan wordt breed onderkend. De onomkeerbaarheid is daarmee feitelijk een gegeven. In het vervolg zal in dat licht bezien bekeken worden welke aanpak het best leidt tot een verdere verbreding van het gebruik. Uitgezocht wordt welke financieringsconstructie (bestaande tarievenstructuur versus bijvoorbeeld centrale financiering) het best passend is. Gebruikersinvloed is voorzien door de gebruikersraad van het Kadaster uit te breiden met gebruikers uit deze sfeer.

Gebouwenregistratie

Op de voorgenomen Authentieke basisregistratie Gebouwen ga ik iets uitgebreider in, ook vanwege de plaatsbepaling ten opzichte van andere registraties in het voorgenomen stelsel van Authentieke registraties en de centrale plaats die gebouweninformatie inneemt in de werkprocessen van de overheid, met name de gemeenten. Het streven naar een Authentieke registratie van gebouwgegevens staat dan ook op voorhand niet ter discussie. Het zal veeleer een kwestie zijn van haalbaarheid in organisatorische en wellicht financiële zin. Een definitief besluit tot invoering zal een kabinetsbesluit dienen te zijn, waarbij de consequenties ervan duidelijk in beeld moeten zijn gebracht. Daarom heb ik besloten om een jaar praktijkproeven te doen bij en in samenwerking met verschillende gemeenten.

Plaatsbepaling en belang

Met de groei van de overheidstaken worden in tal van werkprocessen gegevens vastgelegd die vaak dezelfde objecten betreffen. Daarbij valt te denken aan natuurlijke personen, organisaties en ook ruimtelijke objecten, zoals kadastrale percelen, gebouwen, wegen e.d.. Door verschil in definities (van die objecten en de eigenschappen ervan) zijn de gegevens over die objecten moeilijk vergelijkbaar, inconsistent (dubbel vastgelegd) en daardoor moeilijk te koppelen. Dat maakt het problematisch om snel de juiste en actuele informatie over die objecten te krijgen, wat het functioneren van de overheid bemoeilijkt.

Daarom is er binnen de overheidsregistraties meer structuur en ordening nodig. Het geheel moet worden gestroomlijnd door er een stelsel van Authentieke registraties van te maken op basis van het uitgangspunt van eenmalige registratie en meervoudig gegevensgebruik.

Niet de primaire behoefte aan gegevens is hier leidend, maar de (mogelijkheid tot) uitwisseling van betrouwbare gegevens en daarmee een unieke en eenduidige registratie daarvan met als doel een transparant informatieverkeer tussen overheden en burgers tot stand te brengen. De voordelen hiervan (zoals vermindering van administratieve lasten, een meer efficiënte en transparante overheid e.d.) zijn in de eerder genoemde voortgangsbrief over stroomlijning Basisgegevens van 17 oktober 2001 belicht.

Stand van zaken Gebouwenregistratie

In genoemde brief van 17 oktober 2001 is over het project Gebouwenregistratie gemeld dat er een haalbaarheidsstudie naar het draagvlak en de globale inhoud was afgerond en dat het onderwerp was van bestuurlijke besluitvorming.

Genoemde haalbaarheidsstudie is uitgevoerd in opdracht van VROM en uitgevoerd door de VNG en de Ravi. Het rapport is in oktober 2001 aan mij aangeboden. Door met name de VNG is er voor gepleit de studie met voortvarendheid een vervolg te geven. Diverse bedrijven hebben aangegeven eveneens positief te willen meedenken, omdat zij het belang ervan inzien. Omdat de genoemde studie op voor mij enkele essentiële punten nog geen antwoord kon geven, maar het belang van een dergelijk register mij wel duidelijk is geworden, heb ik in januari 2002 daarom ingestemd met een vervolgaanpak voor het project Gebouwen. Deze aanpak laat zich als volgt beknopt typeren:

• Een ontwikkeling in 3 hoofdfasen: een praktijkfase gevolgd door een vervolgbeslissing, de fase van de registratie «in wording» (voorbereiding wetgeving, invoering op basis van vrijwilligheid) en de implementatie op wettelijke grondslag;

• Een sterke koppeling aan de praktijk (voortgang op basis van aangetoonde haalbaarheid en toegevoegde waarde);

• Een focus, niet alleen op de informatorische aspecten, maar ook op de procesmatige en organisatorische condities in de gemeentelijke praktijk;

• Inbedding in de ontwikkelingen binnen het Programma Stroomlijning Basisgegevens (wettelijke randvoorwaarden, financieringsstelsel, bestuurlijke organisatie e.d.);

• Verbinding met andere ontwikkelingen binnen het openbaar bestuur, zoals rond bouwregelgeving – vergroting van de transparantie van het aanbod op de woning- en vastgoedmarkt middels het gebouwdossier (zie Kamerstuk 2001–2002, 28 325 nr. 1, agenda Bouwregelgeving 2002–2006) en de voornemens rond de innovatie van het openbaar bestuur.

Bij de gebouwenregistratie spelen gemeenten een cruciale rol: zij zijn het die de gegevens zullen moeten gaan vastleggen en beheren; zij zijn het ook die bij het gebruik van de gegevens primair belanghebbend zijn. Het is daarom van belang bij de ontwikkeling van de registratie vanuit de gemeentelijke praktijk te vertrekken en te onderzoeken welke condities vervuld moeten zijn om de registratie in de gemeentelijke organisaties met succes te implementeren. Bovendien is de praktijk reeds volop in ontwikkeling. Het is daarom zaak daarbij aansluiting te zoeken en vanuit het rijk het ontwikkelingsproces zo te begeleiden en te sturen dat het resultaat zich in een eenduidige richting zal ontplooien. Verder moet in ogenschouw worden genomen dat de invoering van basisregistraties in de gemeentelijke organisatie geen geïsoleerde activiteit is maar onderdeel van een breder organisatieontwikkelingsproces waarin de gemeenten reeds volop zijn betrokken (o.a. naar een meer vraaggestuurde en klantgerichte werkwijze).

Alvorens tot een kabinetsbesluit over invoering van de gebouwenregistratie te komen met een daarbij behorende implementatiestrategie zal derhalve een jaar van praktijkproeven worden ingelast. Omdat met de uitkomsten van dit praktijkjaar een solide basis voor besluitvorming moet worden gelegd, is een goede voorbereiding noodzakelijk. Deze voorbereiding is reeds in volle gang:

• er zijn (op basis van criteria) pilotgemeenten geselecteerd;

• met deze gemeenten zijn besprekingen gestart over de inhoudelijke uitwerking van de registratie (er bestaan op dit punt nog diverse «witte vlekken»), waarbij goede voortgang wordt geboekt; koppelingen met andere registraties (zoals die van de onroerend zaakbelasting – WOZ en vergunningverlening) worden daarbij betrokken;

• via de VNG is opdracht gegeven aan de opstelling van de «grondslagen» voor de gebouwenregistratie; deze grondslagen bevatten de formele basis voor de registratie en beschrijven de daaraan te stellen eisen en voorwaarden vanuit het authentieke karakter ervan;

• met de pilotgemeenten worden plannen van aanpak voorbereid waarbij de inrichting van de praktijkproef en de beoogde uitkomsten zullen worden beschreven; onderdeel hiervan is een onderzoek naar de organisatorische en procesmatige condities en naar de kosten en baten van de in te voeren registratie; bovendien moet er helderheid komen over de middelen die voor de praktijkproeven nodig zijn en over de kosten die daarvoor moeten worden gemaakt; deze plannen zullen vergezeld gaan van een bestuursovereenkomst.

Parallel aan dit traject wordt met het (vertegenwoordigde) bedrijfsleven overleg gevoerd. Met de VNG lopen besprekingen over de communicatie-aspecten van het traject.

De verwachting is dat de voorbereidingen na de zomer van dit jaar kunnen worden afgerond, zodat de praktijkproeven in het najaar kunnen gaan starten. Voor de praktijkproeven wordt een jaar uitgetrokken.

Na afloop van de praktijkfase moet duidelijk zijn:

• aan welke inhoud en specificaties de registratie gebouwen precies moet voldoen om bij te kunnen dragen aan het doel van een efficiënte en transparante informatievoorziening door de overheid;

• welke de overige voorwaarden (procesmatig, organisatorisch) zijn om de registratie met succes in de gemeentelijke praktijk te kunnen invoeren. Dit impliceert dat er inzicht moet worden geboden in de vraag of er met de registratie structurele efficiencyvoordelen en kwaliteitswinst te behalen zijn;

• met welke (incidentele) kosten van invoering van de registratie op basis van een zo goed mogelijk te onderbouwen raming rekening moet worden gehouden.

Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN)

Dit bestand betreft de meest gedetailleerde digitale topografische kaart van Nederland, die in 2001 landsdekkende vervaardiging heeft bereikt. Het schaalniveau voor toepassingen varieert van 1:500 tot 1:2000. In de GBKN zijn opgenomen bebouwing, topografische grenzen (wegen, waterwegen, sloten, dijken, aaneengesloten hoge begroeiing en duurzame afscheidingen), huisnummers en straatnamen. De GBKN wordt geproduceerd in 10 regionale samenwerkingsverbanden – waarin de betrokken partijen samenwerken in de vorm van publiekprivate op beheer gerichte stichtingen – en door circa 45 zogenaamde zelfregistrerende (of topografie producerende) gemeenten. De auteursrechten berusten bij de deelnemende partijen en gemeenten. De GBKN wordt als basiskaart voor allerlei beleidsuitvoering en beheer gebruikt, voornamelijk door gemeenten, waterschappen, kadaster en participerende nutsbedrijven. De kaart is geschikt om als grootschalige ondergrond voor andere gegevensbestanden te dienen. Zo wordt de kaart als belangrijkste digitale basis voor bestemmingsplannen toegepast met name in bebouwd gebied. De beleidsafstemming vindt plaats in een landelijk samenwerkingsverband (LSV), dat – naar verwachting – nog dit jaar omgevormd wordt in een nieuw op te richten stichting met een regiefunctie waarin alle belanghebbende partijen participeren. De GBKN kent derhalve diverse eigenaren. De eigenaren hebben in 2001 een convenant gesloten onder andere gericht op het binnen afzienbare tijd bereiken van uniformiteit. Hoewel nutsbedrijven en gemeenten vanuit de eigen taken niet precies dezelfde wensen hebben met betrekking tot de inhoud van het bestand en het benodigde tempo van uniformering, zijn zij er wel van overtuigd dat uniformiteit geboden is en onderkennen zij hun eigen verantwoordelijkheid daarbij.

Recentelijk is mede in opdracht van VROM een haalbaarheidsstudie gedaan naar de mogelijke doorgroei tot Authentieke registratie. De conclusie was dat het op dit moment daarvoor zeker nog te vroeg is, in verband met de nog te maken kwaliteitsslag en door te voeren bestuurlijk-organisatorische aanpassingen. De verwachting is dat op termijn een uniform bestand zal ontstaan. Wellicht is de steun van het rijk daarbij wel nodig om de uniformering te helpen bespoedigen.

Als vervolgstap zal de bruikbaarheid voor en potentiële participatie van het rijk nader in kaart gebracht worden door het LSV. Daarbij wordt met name gedacht aan gebruik in de Openbare Orde en Veiligheid sector (politie, hulpdiensten etc.). Duidelijk is ook dat uiteindelijk externe veiligheid, digitale bestemmingsplannen en beleidsuitvoering op andere terreinen gebaat zijn bij een goede GBKN als ondergrond voor ruimtelijke gegevens. Een grote meerwaarde – ook voor het rijk – ontstaat pas echt als daadwerkelijk alle overheden voor de daartoe geëigende toepassingen één en hetzelfde uniforme GBKN zouden gebruiken. De inspanningen van het LSV zijn hierop gericht.

Ik ben van mening, dat met de GBKN-ontwikkeling als hiervoor geschetst een goede weg wordt gegaan, die op mijn steun kan rekenen. Dit laat vanzelfsprekend de eigen verantwoordelijkheid van de «eigenaren» onverlet.

Wetsvoorstel Kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (wet Puberr)

Op 25 april 2002 is door de Tweede Kamer het wetsvoorstel Puberr (Kamerstuk 2001–2002, 28 218) aangenomen als hamerstuk. Het wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer.

De wet heeft tot doel de rechtszekerheid van de burger, de toegankelijkheid van overheidsinformatie en een goede vervulling van publiekrechtelijke taken te bevorderen en draagt bij aan een structurele verbetering van de informatievoorziening op dat vlak bij en tussen overheden én aan de burger. Via de wet Puberr worden aan percelen gekoppelde, door de overheid opgelegde beperkingen inzichtelijk gemaakt via één loket via een registratiesysteem van besluiten. De wet regelt een registratiestelsel met verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. Naast de burger zal het bedrijfsleven, maar ook de overheid zelf gaan profiteren van een beter inzicht in wat de overheid op dat gebied aan besluiten neemt. De burger kan straks via het kadaster of de gemeente toegang krijgen tot deze informatie, bijvoorbeeld bij het kopen van een huis.

Bestemmingsplannen, aanwijzingen tot monument, bouwbeperkingen en besluiten (voorschriften) in het kader van milieubeheer en veiligheidsbeleid (als ze op percelen van toepassing zijn) gaan bijvoorbeeld onder de wet vallen.

Indirect ondersteunt de wet Puberr daarmee het beleid op het gebied van veiligheid, dienstverlening, betrouwbaarheid en efficiency en draagt bij aan de doorwerking en uitvoering van het ruimtelijk beleid.

De wet Puberr past uitstekend in het gedachtegoed van stroomlijning. Hoewel de wet Puberr geen Authentieke registratie beoogt te regelen – in de zin zoals boven beschreven – zullen er koppelingen gaan ontstaan met de bovengenoemde basisregistraties.

De beperkingen die onder deze wet gaan vallen zullen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen worden. De datum van inwerkingtreding zal in een invoeringswet bepaald worden en is onderwerp van nadere politieke besluitvorming. Te zijner tijd wordt u daar verder over geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven