28 000 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2002

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2001

Op 19 juni 2001 zijn vijf moties aangenomen die zijn ingediend in het debat over het Vuurwerkbesluit dat op 12 juni in uw Kamer is gevoerd.

In deze brief stel ik u in kennis van de wijze waarop ik aan deze moties uitvoering heb gegeven.

Motie 27 400 XI, nr. 74, betreffende het verzoek aan de regering tot het treffen van een passende oplossing voor provincies en gemeenten die ruimtelijke en financiële schade oplopen.

Deze motie is op de volgende wijze uitgevoerd.

1. In het ontwerp-Vuurwerkbesluit is een termijn van 2 jaar voor gemeenten en provincies opgenomen gedurende welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen binnen de veiligheidsafstand die behoort bij een inrichting waar professioneel vuurwerk wordt opgeslagen nog mogen worden toegestaan; na die termijn moeten bij de vaststelling van lokale ruimtelijke ordeningsbesluiten de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden in acht worden genomen en moeten bedrijven waar professioneel en/of consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn voldoen aan de in het besluit gestelde veiligheidsafstanden. Deze bevoegdheid voor gemeenten en provincies geldt alleen voor zover het betrokken bedrijf waar professioneel vuurwerk wordt opgeslagen op het tijdstip waarop het besluit in werking treedt niet voldoet aan de daarvoor geldende veiligheidsafstand.

In het ontwerpbesluit was reeds bepaald dat bestaande bedrijven binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het besluit moeten voldoen aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstand(en). Als gevolg van de hierna te noemen overgang per 1 maart 2002 van de bevoegdheid voor bedrijven waar professioneel vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt naar gedeputeerde staten, zal de termijn voor de sanering van bedrijven met professioneel vuurwerk die niet aan de veiligheidsafstand kunnen voldoen eindigen op 1 maart 2004. Indien niet aan de veiligheidsafstand kan worden voldaan, moet de opslag van professioneel vuurwerk ter plekke binnen die termijn worden beëindigd. De hierboven beschreven anticipatiemogelijkheid brengt tevens een verantwoordelijkheid mee voor gemeenten die daarvan gebruik maken. Van een gemeente die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (derhalve ontwikkelingen waarin het vigerende bestemmingsplan niet voorziet) toelaatbaar maakt binnen de veiligheidsafstand voor professioneel vuurwerk mag worden verwacht dat zij al het nodige doet om er voor te zorgen dat de aanwezigheid van professioneel vuurwerk op de te saneren locatie daadwerkelijk binnen de gestelde termijn wordt beëindigd. Daarbij is de samenwerking met de provincie (als bevoegd gezag dat primair verantwoordelijk is voor de gehele of gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning) en het rijk onontbeerlijk.

2. Aan de gemeenten zal ik op korte termijn een brief zenden waarin de bovengenoemde termijn ter voorkoming van een slot op ruimtelijke ontwikkelingen en de daarmee samenvallende saneringstermijn onder de aandacht wordt gebracht.

Motie 27 400 XI, nr. 75, betreffende het verzoek aan de regering de mogelijkheid van ondergrondse opslag van professioneel vuurwerk te onderzoeken en de Kamer daarover nader te berichten.

In mijn antwoord op de vragen en opmerkingen die zijn gemaakt tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie heb ik aangegeven dat de explosie-effecten in geval van een ondergrondse opslag van vuurwerk, zoals die wordt toegepast bij de opslag van munitie in aardoverdekte magazijnen bij defensie-inrichtingen, en de effecten bij een bovengrondse opslag conform het ontwerp-Vuurwerkbesluit van vergelijkbare orde zijn. Het Prins Maurits Laboratorium van TNO heeft deze uitspraak bevestigd.

Voor de opslag van vuurwerk in de hieronder te noemen vuurwerkconcentratiegebieden kunnen aardoverdekte bewaarplaatsen overwogen worden om te voorkomen een explosie van vuurwerk in een bewaarplaats tot gevolg heeft dat in één of meerdere naburige bewaarplaatsen een massa-explosie optreedt. Deze overslag van explosie-effecten moet in het bijzonder voorkomen worden om werknemers bij een naburig bedrijf te beschermen. Daarom heeft de regering besloten om de voorschriften van bijlage 2 bij het ontwerpbesluit niet van toepassing te laten zijn ten aanzien van vuurwerkbedrijven die zijn gelegen in een zogenaamd vuurwerkconcentratiegebied. Voor deze bedrijven komt de bevoegdheid voor de milieuvergunning bij de Minister van VROM te liggen. Voordat ik een beslissing neem over een vergunningaanvraag zal ik daarover afstemming plegen met mijn collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Motie 27 400 XI, nr. 76, betreffende het verzoek aan de regering, samen met de brancheorganisatie(s) en de VNG en het IPO een concreet plan van aanpak op te stellen waardoor de sanering en verplaatsing van vuurwerkinrichtingen daadwerkelijk snel van de grond kan komen, en daarbij het benutten en door vuurwerkbedrijven gezamenlijk exploiteren van voormalige munitiedepots nadrukkelijk te betrekken.

In het kader van het implementatieplan voor het Vuurwerkbesluit wordt met vertegenwoordigers van het IPO en de VNG overleg gevoerd over de wijze van sanering en verplaatsing van bedrijven.

Voor de implementatie van de regels ten aanzien van professioneel vuurwerk is een projectorganisatie in het leven geroepen. Hieraan wordt deelgenomen door het IPO, de VNG en de integrale VROM-inspectie. Ik heb opdracht gegeven om gebieden te inventariseren die geschikt zijn voor de hervestiging van vuurwerkbedrijven waar professioneel vuurwerk wordt opgeslagen. Voor de vergunningverlening ten behoeve van inrichtingen die in een dergelijk gebied komen te liggen is de Minister van VROM bevoegd. Uit het inventarisatieonderzoek is gebleken dat de in de toekomst door Defensie af te stoten munitiedepots niet kunnen voldoen aan de veiligheidsafstand. De vuurwerkbranche heeft een voorkeur uitgesproken voor de aanwijzing van drie gebieden in het noorden, midden of oosten respectievelijk het zuiden van het land.

Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de geschiktheid van de Kollumerwaard als vestigingsgebied voor vuurwerkbedrijven.

Voor de eventuele verplaatsing van inrichtingen waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen ligt het zwaartepunt bij het zoeken naar alternatieve locaties bij het voor die inrichtingen bevoegde gezag. Ruimtelijk is hier sprake van een lokaal of regionaal oplosbaar probleem. Hier zijn gedeputeerde staten in samenspraak met de betrokken gemeenten primair aan zet. Het Rijk biedt ten behoeve van de financiële afwikkeling ondersteuning.

Bij de beoordeling door de Minister van VROM van de door het bevoegd gezag toegekende schadevergoeding wegens het geheel of gedeeltelijk intrekken van de milieuvergunning, voor zover het betreft de opslag van professioneel vuurwerk, zullen de criteria worden toegepast die zijn opgenomen in de circulaire Schadevergoedingen op grond van de Wet milieubeheer. Voor meldingsplichtige inrichtingen (opslag van consumentenvuurwerk tot ten hoogste 1 000 kg) die voor sanering in aanmerking komen, wordt een aparte regeling voorbereid, waarbij eveneens de criteria van de genoemde circulaire zullen worden gehanteerd.

Motie 27 400 XI, nr. 83 (gewijzigd), betreffende het verzoek aan de regering, binnen het kader van het Vuurwerkbesluit, ten spoedigste:

– een sluitend systeem voor classificatie en controle voor geïmporteerd vuurwerk op te zetten;

– het massa-explosief vuurwerk van de categorie 1.1 en 1.2 van de markt te nemen.

Ten aanzien van het opzetten van een «sluitend» systeem voor classificatie en controle van geïmporteerd vuurwerk zijn zowel nationale als internationale initiatieven ontplooid.

1. Nationale initiatieven

In samenwerking met VenW stelt VROM controlelijsten op. Deze controlelijsten bevatten een omschrijving en typering van het desbetreffende artikel en de gevarenklasse waarin het product volgens de internationale vervoersverdragen moet worden ingedeeld in de gevaarscategorieën 1.1 tot en met 1.4. De indeling in deze gevaarscategorieën is gebaseerd op VN-classificatietesten. De lijsten worden steeds aangevuld met gegevens over andere reeds op de markt zijnde producten. De lijsten zijn voorlopig een belangrijk middel voor handhavende instanties bij de controle van vuurwerk dat binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht.

2. Internationale initiatieven

a. De onder punt 1 genoemde controlelijsten worden met andere Europese landen afgestemd teneinde te bereiken dat bij de invoer van vuurwerk in geheel Europa volgens dezelfde criteria kan worden vastgesteld of het betrokken product in de juiste (vervoers)gevarenklasse is ingedeeld. Het doel is om deze controlelijsten in de vervoersverdragen regelgevende betekenis te laten krijgen. Recent is in Pan-Europees verband een voorstel van Nederland aangenomen, waarbij voor het vervoer de classificatie van vuurwerk moet worden goedgekeurd door het bevoegde gezag van een lidstaat. De verwachte datum waarop het voorstel in werking treedt is 1 januari 2003.

b. In samenspraak met mijn collega van Verkeer en Waterstaat onderzoek ik, mede op verzoek van mijn collega van Justitie, in internationaal verband of er draagvlak is voor de invoering van een stelsel van typekeuring voor vuurwerk. Typekeuring houdt in dat vanaf een vast te stellen tijdstip uitsluitend vuurwerk in de aangesloten staten op de markt mag zijn dat overeenstemt met een type dat door een onafhankelijke keuringsinstelling is goedgekeurd. Bij een systeem van typekeuring is het mogelijk niet alleen eisen te stellen met het oog op de juiste aanduiding van de gevarenklasse waartoe het vuurwerk behoort, maar ook producteisen. De invoering van een dergelijk systeem is een zaak van lange adem.

Indien mocht blijken dat in onvoldoende mate internationaal draagvlak kan worden ontwikkeld, zal ik overwegen om een dergelijk systeem in nationaal verband in te voeren.

Ten aanzien van het weren van massa-explosief vuurwerk dat behoort tot categorie 1.1 en 1.2 merk ik het volgende op.

Er is door mij van afgezien om in het ontwerpbesluit een verbod op te nemen om massa-explosief vuurwerk dat tot de categorie 1.1 en 1.2 behoort binnen het grondgebied van Nederland te brengen, voorhanden te hebben, op te slaan of aan een ander ter beschikking te stellen. De Europeesrechtelijke complicaties van een dergelijk verbod, dat neerkomt op een rechtstreekse handelsbelemmering, en de vertraging in de procedure die daardoor naar verwachting zal ontstaan, hebben tot dit besluit geleid. Bovendien kan er getwijfeld worden aan de noodzaak van een dergelijk verbod. Immers, professioneel vuurwerk wordt in het ontwerpbesluit altijd behandeld als ware het massa-explosief.

Motie 27 400 XI, nr. 84 (gewijzigd), betreffende het verzoek aan de regering de Kamer binnen twee maanden nader te informeren over

– het overleg met IPO en VNG inzake uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het vuurwerkbesluit;

– het advies van de brandweer.

Op 16 augustus jl. heb ik overleg gevoerd met vertegenwoordigers van het IPO en van de VNG. Daarbij is gesproken over de sanering van bedrijven waarvoor de provincie het bevoegd gezag wordt en over de meest wenselijke datum van inwerkingtreding van de regels die betrekking hebben op bevoegdheid van de provincie voor de milieuvergunning en voor de vergunning en toestemming voor het afsteken van professioneel vuurwerk.

In het gesprek hebben de vertegenwoordigers van het IPO te kennen gegeven dat het IPO voorstander is van een gecentraliseerde saneringsorganisatie voor de sanering van opslagen van consumentenvuurwerk boven 10 000 kg. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een organisatie die bij één provincie wordt ondergebracht. De sanering van bedrijven voor professioneel vuurwerk wil het IPO in overleg met het rijk doen.

Ik heb de provincies steun toegezegd bij de uitvoering van de saneringsoperatie. Voor dit doel wordt een uitvoeringsprogramma opgezet waarbij ook het IPO en de VNG zijn betrokken.

Ten aanzien van de beoogde datum van inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit heeft het IPO opgemerkt dat de provincies meer tijd nodig hebben voor het opleiden van ambtenaren aan wie de uitvoering en het toezicht van de regels voor professioneel vuurwerk zal worden opgedragen. Met het oog op een soepele overgang van de bevoegdheden ter zake van de gemeente naar de provincie heb ik besloten deze regels ten aanzien van de bevoegdheid van de provincie voor het verlenen van de milieuvergunning voor bedrijven voor het opslaan of bewerken van professioneel vuurwerk en de regels inzake de vergunning en toestemming voor het afsteken van professioneel vuurwerk op 1 maart 2002 in werking te laten treden. In het verlengde daarvan heb ik tevens besloten de bevoegdheid van de provincie ten aanzien van de milieuvergunning voor de opslag van meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk pas op 1 maart 2002 naar de provincie te laten overgaan. Tot dat tijdstip blijven de gemeenten derhalve bevoegd voor de verlening van en het toezicht op de naleving van een milieuvergunning voor de genoemde vuurwerkbedrijven. De Minister van Verkeer en Waterstaat blijft tot 1 maart 2002 bevoegd ten aanzien van de vergunning voor het bezigen van professioneel vuurwerk. Na dat tijdstip worden gedeputeerde staten bevoegd voor het verlenen van de vergunning voor het toepassen (bezigen) van professioneel vuurwerk en voor het verlenen van toestemming voor het afsteken daarvan bij evenementen en voorstellingen.

Op 16 augustus jl. heb ik tevens overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging van Brandweerkorpsen, het College van Commandanten van Regionale Brandweren en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) over de veiligheidsafstanden voor consumentenvuurwerk. Op 3 september jl. hebben deze instanties advies uitgebracht.

Het advies komt er op neer dat voor een inrichting waar ten hoogste 10 000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, minder stringente veiligheidsvoorschriften mogen worden gehanteerd. In de eerste plaats wordt een in acht te nemen veiligheidsafstand van 8 meter, gemeten vanaf de deuropening van de (buffer)bewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object als voldoende beschouwd. In de tweede plaats zal de afstand in zij- en achterwaartse richting vanaf een bewaarplaats voor consumentenvuurwerk (nu 5 meter) kunnen vervallen. In de derde plaats is het naar het oordeel van de brandweer niet nodig een verbod op te nemen voor het opslaan van consumentenvuurwerk onder een kwetsbaar object, zoals een bovenwoning. Het advies gaat er van uit dat aan een aantal voorwaarden met betrekking tot de uitvoering en constructie van de (buffer)bewaarplaats wordt voldaan, onder andere ten aanzien van de sprinklerinstallatie. Deze voorwaarden zijn in de voorschriften van het ontwerpbesluit verwerkt.

Ik heb besloten het advies van de brandweer over te nemen. Hierdoor zal het aantal te saneren detailhandelbedrijven fors worden verminderd.

Voor opslagen van meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk blijven de afstanden zoals die in het ontwerpbesluit waren opgenomen in stand.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Naar boven