28 000 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002

nr. 137
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 17 juni 2002

Op 5 tot en met 7 juni jl. heb ik een werkbezoek gebracht aan Moskou. Bij deze gelegenheid heb ik besprekingen gevoerd met respectievelijk minister Filippov van Onderwijs van de Russische Federatie en eerste vice-minister Kirpichnikov van Industrie, Wetenschappen en Technologie.

Deze besprekingen over voortzetting van samenwerking op de terreinen van onderwijs en onderzoek, hebben geresulteerd in de ondertekening van een Protocol met minister Filippov. De tekst van dit Protocol1, benevens een verslag van de gevoerde besprekingen en overige programma-onderdelen, zend ik u bijgaand ter kennisname.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

WERKBEZOEK VAN MINISTER HERMANS AAN MOSKOU,D.D. 5–7 JUNI 2002

Beknopt verslag van gevoerde besprekingen

Gesprek met prof. dr. V.M. Filippov, minister van Onderwijs van de Russische Federatie, d.d. 7 juni 2002

Doel van het gesprek met minister Filippov was de voorbereiding van het vervolg van de thans 10 jaar lopende bilaterale onderwijssamenwerking. Een nieuw MoU hiervoor kan mogelijk in het najaar worden ondertekend. Verschillende thema's zijn verkend waarop de onderwijssamenwerking zich de komende periode kan richten. Met een extra bijdrage van NL zijde voor 2002 (zie Protocol) heb ik hier een eerste aanzet toe gegeven.

In de Russische Federatie (RF) genieten de moderniseringsplannen voor het onderwijs prioriteit. Opvallend is dat de Russische en Nederlandse beleidslijnen in het onderwijs sterk vergelijkbaar zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om vormen van decentralisatie, met versterking van het management van de scholen. Meer samenwerking op instituutsniveau wordt beiderzijds wenselijk geacht, binnen de richting die door het MoU aan de samenwerking zal worden gegeven. De NL expertise op onderwijsterrein wordt zeer gewaardeerd, ook voor externe evaluatie van het beleid en de inspanningen in de RF. In dit verband zijn als ontwikkelingen aan RF-zijde genoemd:

– Invoering van een algemeen landelijk examen voor het VO;

– Hervorming van de bekostiging in het HO. Thans gaat dit nog uit van hetzij kosteloos, hetzij betaald onderwijs. Men wil hier meer flexibiliteit in brengen;

– Introductie van nieuwe toezichtsvormen op de scholen.

Recent is op een ministersconferentie in Almati (Kazachstan) besloten dat de RF voor het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) het voortouw zal nemen voor deelname aan het Bolognaproces. Ik acht deze deelname van grote waarde. Vanuit de in RF reeds bestaande BaMa-structuur en accreditatie zal internationaal aansluiting gevonden moeten worden. In aansluiting hierop kunnen de volgende thema's ook deel uitmaken van het nieuwe MOU:

– Zelfevaluatie als onmisbaar element voor kwaliteitswaarborging;

– Transparant personeelsbeleid voor vijfjaarlijkse herbenoeming van wetenschappelijke staf in de RF op advies van een wetenschappelijke adviesraad;

– Introductie van studieleningen in GOS-verband;

– Toename van mobiliteit als gevolg van ICT-toepassingen;

– Invoering van het ECTS.

Met minister Filippov deel ik de mening dat het beroepsonderwijs een cruciale positie inneemt in de moderne samenleving gezien de grote behoefte aan vakmensen. Het primair en secundair beroepsonderwijs zijn tot prioriteit in het RF-moderniseringsprogramma verklaard. Dit vraagt ook om veel aandacht binnen het nieuwe MoU voor versterking van het beroepsonderwijs:

– Doorstroom tussen lager en middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs; -Vaststelling van kwalificatiestandaarden, in samenspraak met het bedrijfsleven;

– Beroepsonderwijs in internationaal perspectief, vergelijkbaar met het Bologna-proces;

– Diplomavergelijking;

– Afstemming van opleidingscapaciteit naar economische en regionale behoeften binnen de RF;

– Gebruik van ICT (in het Protocol heb ik hiervoor een extra bijdrage beschikbaar gesteld).

Aldus heb ik met minister Filippov kunnen vaststellen dat er drie hoofdthema's zijn voor de toekomstige samenwerking:

– Versterking van het management in het onderwijs, meer in het bijzonder het voortgezet onderwijs gerelateerd aan landelijk vastgestelde eindtermen;

– Versterking van het beroepsonderwijs; en

– Deelname van de RF aan het Bolognaproces.

De sterke overeenkomsten met ontwikkelingen in het NL beleid bieden ook goede mogelijkheden om te kunnen leren van elkaar.

Ten besluit van dit vruchtbare overleg is het Protocol ondertekend, waarin afspraken zijn vastgelegd over de voorbereiding van structurele voortzetting van de onderwijssamenwerking.

Gesprek met prof. dr. M.P. Kirpichnikov, eerste vice-minister van Industrie, Wetenschap en Technologie van de Russische Federatie, d.d. 6 juni 2002

Het doel van mijn gesprek was de versterking van de lopende wetenschappelijke samenwerking.

Van de zijde van eerste vice-minister Kirpichnikov werd grote tevredenheid betoond over de wetenschappelijke samenwerking met Nederland. Daarbij werd aangegeven dat de toegezegde Russische bijdrage van 10% van het Nederlandse aandeel zeker zal worden gerealiseerd.

In de innovatieve kracht van Rusland spelen de wetenschappers een leidende rol. Daarbij telt thans de aansluiting van Rusland op de Europese Onderzoek Ruimte.

Rusland is sterk, vooral in fundamenteel onderzoek. Wetenschap wordt dan ook gezien als instrument voor integratie met het westen. Daarbij moet dan wel sprake zijn van twee-richtingsverkeer, en moeten we rekening houden met de achterstand van Rusland in het Innovatietraject richting economische en maatschappelijke toepassingen van onderzoek.

De heer Kirpichnikov stelt vast dat we drie jaar vooruit moeten denken en benadrukte het belang van Human Resources en ziet graag voor de toekomst nog meer nadruk op de opleiding van jonge onderzoekers en van onderzoeksmanagers. Inhoudelijk vestigde hij de aandacht op nanotechnologie, nieuwe materialen en veiligheid bij productiesystemen. Daarnaast noemt hij terrorisme, klimaat en risico analyse als prioriteiten. Van belang is zeker ook Nederlandse bijstand bij de Intellectuele Eigendom Rechten, waarvoor TNO belangstelling heeft.

Ik heb eveneens het belang van Wetenschap en Technologie benadrukt voor de innovatie in het kader van de opkomende kenniseconomie. Van groot belang is daarbij dat Nederland en Rusland hun opgebouwde relaties gaan uitbuiten in het Zesde Kaderprogramma. De lopende samenwerking houdt al rekening met prioritaire thema's in dat Kaderprogramma.

De Regels van Deelneming (en met name art. 6) voor het Zesde Kaderprogramma, zoals die nu in het Compromisvoorstel van de EU Raad en Europees Parlement voorliggen bieden uitstekende mogelijkheden voor derde landen aan te sluiten op de Europese Onderzoek Ruimte. Daarop aansluitend biedt het naar verwachting verhoogde budget voor INTAS uitstekende perspectieven voor Rusland.

Binnen deze mogelijkheden speelt voor de nabije toekomst vooral, hoe Russische onderzoekteams samen met de Nederlanders, aan kunnen haken in de nieuwe grote instrumenten: de Networks of Excellence (Topnetwerken) & Integrated Projects (Geïntegreerde projecten).

Tenslotte heb ik ook de aandacht gevestigd op de viering van tien jaar onderzoekssamenwerking, waartoe NWO in 2002 een symposium organiseert en waarvoor 30 Russische topgeleerden worden uitgenodigd. Dat symposium is tevens een goede gelegenheid om een nieuw Memorandum of Understanding af te sluiten.

Ontvangst door prof. dr. N.A. Platé, vice-president van de Russische Academie van Wetenschappen, d.d. 6 juni 2002

De Russische Akademie van Wetenschappen (RAS) blijkt zich een belangrijk aandeel te hebben verworven in de in competitie door NWO toegedeelde projectfinanciering. In 80% van de 263 gefinancierde projecten participeerde een RAS instituut. Binnen Europa komt Nederland op de eerste plaats van de bestaande samenwerkingsverbanden. Voor de RAS is ook de relatie met TNO van belang, waarmee een aantal overeenkomsten bestaan. Wat betreft de toekomst van de samenwerking noemde vice-president Platé: de Geologie en Industrieel Afval.

Door een vijftal onderzoekers uit de chemische hoek werden presentaties verzorgd over de samenwerking met Nederlandse universiteiten en TNO.Deze samenwerkingen leidden tot publicaties, doch ook tot octrooi. Daar waar toepassingen in zicht komen wordt vervolgens een beroep gedaan op PSO-fondsen.

Daar waar de onderzoekers problemen signaleren bij apparatuurvoorziening, zoals synchrotronstraling, heb ik gewezen op het belang van afweging in breder verband, zoals thans in het Strategie Forum voor Onderzoekinfrastructuur van de EU, dat onder Nederlands voorzitterschap staat. De Regels van Deelname bij de EU-financiering van gezamenlijke infrastructuur maken participatie van derde-landen zoals Rusland mogelijk.

Ontmoeting met de directie van het International Science and Technology Centre (ISTC)

Het ISTC is een in Moskou gevestigde intergouvernementele organisatie, in 1992 opgericht door de EU, de VS, Japan en de Russische Federatie teneinde wapenwetenschappers de kans te geven zich te heroriënteren op vreedzaam onderzoek. ISTC financiert daartoe o.a. onderzoeksprojecten, beurzen en workshops. Inmiddels hebben zich andere partners aangesloten en zijn o.a. Noorwegen, Korea, Wit-Rusland en Georgië lid.

Het ISTC (directeur Kröning) blijkt positief over de kwaliteit van de Russische onderzoeksinfrastructuur, maar signaleert de zwakte van de industriële ontwikkeling. ISTC ziet het als taak een brug te slaan tussen wetenschap en bedrijfsleven. Naast de conversie en non-proliferatie taken stelt het ISTC nu zijn diensten ter beschikking van onderzoekinstellingen die zich een weg door de gecompliceerde Russische structuren willen banen. De politieke dimensie daarbij is, dat er meer problemen zijn dan de transitie van de volkshuishouding, zoals terrorisme en milieu.

ISTC wil meehelpen aan het opzetten van «gemeenschappelijke laboratoria», waarbij men kan profiteren van juridische en financiële ISTC-privileges. TNO zou daarvoor gegadigde kunnen zijn. Ik heb interesse getoond voor deze nieuwe taken van het ISTC en heb toegezegd steun te willen verlenen aan een ISTC-workshop in Nederland terzake. Daarvoor acht ik ook nadere contacten met Economische Zaken en Buitenlandse Zaken gewenst.

Werkbezoek aan het Krasnogorsk Optical-Electronic College, d.d. 5 juni 2002

Het Krasonogorsk Optical-Electronic College (KOEC) is een MBO-college dat zich toespitst op opleidingen in de ICT-sector en de optica. Voorheen bestonden er sterke banden met dit college vanuit de industrie gericht op militair-strategische toepassingen van optica. De directeur van KOEC, de heer V. Demin, is tevens voorzitter van de vereniging van directeuren in het secundair beroepsonderwijs in de RF. Het KOEC zal mogelijk deelnemen aan een NL-RF samenwerkingsproject op het terrein van de ICT in het beroepsonderwijs. (Deel van het op 7 juni getekende Protocol).

Tijdens dit bezoek was er aandacht voor de problemen waar het beroepsonderwijs in Rusland voor staat. Dat geldt bijvoorbeeld voor de financiering van het onderwijs. Initiële opleidingen aan het KOEC worden deels door de staat (met beurzen) en deels particulier gefinancierd. Alleen voor bursalen geldt een harde eis tot presteren. Daarnaast worden cursussen en opleidingen verzorgd in opdracht van het bedrijfsleven.

Op het terrein van ICT-toepassingen in het onderwijs is er een gebrek aan enerzijds toegespitste inhoud en anderzijds de mogelijkheden om deze inhoud ook zelf te kunnen beïnvloeden.

De versterking van het secundair beroepsonderwijs heeft prioriteit gekregen in het plan voor modernisering van het Russische onderwijs. Omdat de problemen waar het Russische beroepsonderwijs zich voor gesteld ziet sterk lijken op de NL situatie, is dat ook reden om hier in de toekomstige samenwerking prominent aandacht aan te schenken.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven