28 000 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002

nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2002

Bij brief van 26 april 2001 bood ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het onderzoeksrapport «Particuliere recherche: werkwijzen en informatiestromen» aan. In die brief schreef ik u onder meer dat ik mij voornam de verantwoordelijkheden in het beleidsveld opnieuw te definiëren en daarbij de fundamentele vragen te beantwoorden die door het onderzoek waren opgeworpen. Daarbij zou ook de wenselijkheid en de haalbaarheid van het volgen van de aanbevelingen worden nagegaan.

Er is ter zake in de zomer van 2001 een stuurgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de politie, het openbaar ministerie, de branche particuliere recherche, de wetenschap en de beide betrokken ministeries. De stuurgroep heeft mij op 15 april jl. advies uitgebracht. Dit advies, dat ik u bijgaand toezend, heb ik in consultatie gegeven aan het College van procureurs-generaal, de Raad van Hoofdcommissarissen, het Korpsbeheerdersberaad, het College Bescherming Persoonsgegevens, en het VNO/NCW. Deze instanties, en het NIVRA, hebben mij onlangs hun adviezen doen toekomen, die ik u bijgaand eveneens toezend1.

Mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deel ik u mee dat ik mij kan verenigen met het advies van de stuurgroep. Ik ben dan ook voornemens om de voorstellen uit het advies van de stuurgroep ten uitvoer te doen brengen en zal daartoe de nodige stappen zetten. Bij deze implementatie zal met de opmerkingen van de verschillende instanties terdege rekening worden gehouden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven