Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-IV nr. 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-IV nr. 12 |
Vastgesteld 25 januari 2002
De vaste commissies voor Defensie1 en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken2 hebben op 22 november 2001 overleg gevoerd met minister De Grave van Defensie en staatssecretaris G. M. de Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– het Beleidsplan 2002 en het Jaarverslag 2000 van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Def-01-141; Naaz-01-51).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van der Knaap (CDA) constateert dat het lang heeft geduurd voordat de Kamer het jaarverslag en het beleidsplan mocht ontvangen. Wederom dringt hij erop aan dat de periode tussen het gereedkomen van deze stukken en de toezending daarvan aan de Kamer wordt verkort.
In het jaarverslag wordt als positieve ontwikkeling aangegeven dat de samenwerking tussen kustwacht, politie, douane en immigratiediensten is geïntensiveerd, terwijl de opleiding van personeel is verbeterd. De werving van met name hoger gekwalificeerd personeel en de beperkingen inzake de inzet van vaartuigen vanwege personeelsgebrek en schade en defecten blijven echter knelpunten. Welke inspanningen worden er geleverd om deze problemen op te lossen?
Het jaarverslag geeft voorts aan dat de aard van het geweld aanpassing van wapensystemen noodzakelijk maakt. Voor de bescherming van het personeel is een afdoende bewapening beslist noodzakelijk. Aan welke aanpassingen wordt gedacht?
Een volgende vraag heeft betrekking op de opsporings- en aanhoudingsbevoegdheden. Gesteld dat een speedboat wordt achtervolgd, dat deze boot naar het strand vaart en de bemanning aan wal gaat. Wie houdt dan aan, de marine of de politie? Hoe is het gesteld met de coördinatie? Hebben Amerikaanse functionarissen andere bevoegdheden dan de Nederlandse? Zijn in dit verband afspraken gemaakt?
Wat zijn de verschillen tussen het beleidsplan 2001 en het beleidsplan 2002, afgezien van de lay-out? Is het niet beter, het beleid voor een aantal jaren te formuleren en per jaar aan te geven welke wijzigingen er in dat patroon worden aangebracht? Ook dienen in het beleidsplan steeds de effecten van het beleid goed zichtbaar te worden gemaakt, zodat een jaarlijkse toetsing mogelijk wordt. Dit is nu nog niet het geval. Het vorige jaar werd toegezegd dat in het vervolg in het beleidsplan concrete doelstellingen en instrumenten zouden worden opgenomen, maar ook deze keer staan ze er niet in.
Voorts is meer inzicht nodig in de opsporings- en handhavingsacties. Wat gebeurt er met de aangetroffen drugsdealers, wapenhandelaren, illegalen, milieuovertreders enz.? In januari hebben de bewindslieden beaamd dat het gewenst is, inzicht te geven in deze follow-up en vervolgtrajecten, maar dat is niet gebeurd. Wat is hiervan de reden?
Bij de beleidsvoornemens inzake justitie wordt gesteld dat het OM van de Nederlandse Antillen heeft gevraagd om de inzet van observatieteams voor het 's nachts registreren en doorgeven van criminele activiteiten onder de kust en, daaraan aansluitend, aanhouding. Wordt dit verzoek gehonoreerd? Welke knelpunten doen zich hierbij voor?
Hoe is het gesteld met de totstandkoming van de nagestreefde regionale maritieme overeenkomst op het gebied van de drugsbestrijding? Het beleidsplan vermeldt dat het Koninkrijk zich hiervoor zal blijven inspannen. De staatssecretaris gaf in januari aan dat dit najaar vervolgoverleg zou plaatsvinden over de concepttekst van deze overeenkomst. Kunnen hierover nu mededelingen worden gedaan?
Intensieve samenwerking wordt nagestreefd met de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Dit werd ook al aangegeven in het beleidsplan 2001. Wat is nu de stand van zaken? Welke rol spelen in dit verband de gebeurtenissen van 11 september? Blijkbaar hebben de VS materieel uit het Caraïbisch gebied weggehaald, zulks met het oog op de strijd in Afghanistan. Bovendien heeft minister De Grave de Amerikanen Nederlandse steun in de vorm van boten en/of vliegtuigen toegezegd. Welke gevolgen heeft dit voor de drugsbestrijdingsoperaties in het Caraïbisch gebied en welk licht werpt dit op het in de aanbiedingsbrief vermelde voornemen inzake onderzoek naar de budgettaire gevolgen van een in de toekomst volledig operationele kustwacht?
De heer Van den Doel (VVD) heeft veel waardering voor de mensen die de taken van de kustwacht uitvoeren. Het vorige jaar had de vaste commissie voor Defensie het genoegen om het Caraïbisch gebied te bezoeken en bij die gelegenheid kwam de kustwacht als een zeer professioneel geheel over.
Inderdaad zijn er weinig verschillen aan te geven tussen de verschillende beleidsplannen. Kennelijk ziet de regering weinig redenen om dit beleid ingrijpend bij te stellen. Overigens wordt in het beleidsplan 2001 gesteld dat zich bij de kustwacht bepaalde knelpunten voordoen en dat er derhalve prioriteiten moeten worden gesteld bij de uitvoering van taken, terwijl dit niet in het beleidsplan 2002 wordt herhaald. Zijn de bedoelde knelpunten er niet meer? Voorts vermeldt het beleidsplan 2001 dat de eerste prioriteit ligt bij de bestrijding van illegale transporten van drugs en wapens, terwijl deze passage ontbreekt in het beleidsplan 2002. Hopelijk betekent dit niet dat de genoemde taak niet langer de hoogste prioriteit heeft. Wanneer men in het beleidsplan 2002 de uitgewerkte prioriteitenstelling leest, komt men pas na veel andere onderdelen de drugsbestrijding tegen. Niet mag worden vergeten dat indertijd de kustwacht juist is opgezet om dit grote probleem tegen te gaan.
De heer Van den Doel wijst erop dat er in verband met de kustwacht nog altijd wordt gesproken over een voorlopige regeling. Welke perspectieven zijn er om dit om te zetten in een vaste regeling? Welke positie nemen wat dit betreft de Nederlandse Antillen en Aruba in?
Het beleidsplan 2001 vermeldt dat de kustwacht haar bevoegdheid «gaat» ontlenen aan regionale overeenkomsten op het terrein van de maritieme samenwerking. In het beleidsplan 2002 wordt aangegeven dat er nog altijd verdragen en overeenkomsten moeten worden afgesloten. Welke knelpunten doen zich op dit terrein voor? Hoe is het gesteld met de maritieme samenwerking met Venezuela?
Opvallend is dat in het beleidsplan 2002 de ministeries van EZ, Justitie en VROM hun doelstellingen aangeven. Hier wordt een passage gemist waarin het ministerie van Defensie verwoordt hoe zij haar taken invult. Het jaarverslag bevat wel een rapportage van Defensie, maar het beleid dat daaraan ten grondslag ligt, is niet in het beleidsplan opgenomen.
Al vaak is gevraagd wat de inspanningen van de kustwacht in concrete zin opleveren. Forse hoeveelheden drugs worden onderschept, maar de vraag is wat de resultaten zouden zijn wanneer er meer inspanningen zouden worden geleverd. De nu gehanteerde effectmeting geeft naar het oordeel van de heer Van den Doel op onvoldoende wijze aan hoe een ander in de praktijk uitwerkt, óók waar het om de follow-up gaat.
Het jaarverslag 2000 werd op 13 maart 2001 opgesteld en had de Kamer veel eerder, bijvoorbeeld in mei, moeten worden aangeboden, mede omdat er geen directe relatie is tussen dit verslag en het beleidsplan 2002.
In het verslag wordt vermeld dat er, als gevolg van prioriteitenstelling door de Koninklijke marine, minder met de Lynx is gevlogen. De vraag is of een dergelijke opstelling past bij gemaakte afspraken.
Voorts is opvallend welk enorm beroep er wordt gedaan op de «search and rescue»-functies; wat dit betreft komt men bijna driemaal per week in actie. De in dit kader bereikte resultaten zijn indrukwekkend.
Blijkbaar wordt de personeelsproblematiek bij de kustwacht wat minder schrijnend en worden steeds meer functies ingevuld door personeel van Aruba en de Antillen. Hoe is het gesteld met de steunverlening van de Koninklijke marine zelf? Is de conclusie juist dat de problematiek van de rechtspositie inmiddels is opgelost?
Mevrouw Van 't Riet (D66) concludeert dat zowel in het jaarverslag als in het beleidsplan knelpunten worden vermeld in verband met materieel en personeel. Zo is gebleken dat de «inshores» zeer kwetsbaar zijn, zodat de inzetmogelijkheden worden beperkt. Heeft men wat dit betreft wel voor het juiste materieel gekozen? Daarnaast rijzen er met betrekking tot de patrouilleboten «vullingsproblemen» terwijl ook de veroudering van de schepen een rol speelt en er ten aanzien van de cutters wervingsproblemen zijn ontstaan. Welke inspanningen worden er geleverd om hierin verbetering te brengen? Ook met betrekking tot de Bovenwindse eilanden zijn er wervings- en selectiemoeilijkheden ontstaan, als gevolg waarvan er sprake is van gedwongen detachering van matrozen van de Benedenwindse eilanden. Leidt dit systeem er niet toe dat het ene gat met het andere wordt gevuld?
Het vraagstuk van de beperkte beschikbaarheid van scheepswerktuigkundigen wil men bestrijden met het inzetten van een lager opleidingsniveau, hetgeen weer een probleem oplevert in de sfeer van de civiele erkenning. Is het mogelijk om door middel van extra opleiding tot een goede opzet te komen?
Met betrekking tot de Lynx wordt gesteld dat het beoogde aantal vlieguren wel wordt gehaald, zij het dat «andere prioriteiten» in het geding zijn. Wat moet hieronder worden verstaan?
De stukken geven aan dat de effectmeting in feite een bijna onoplosbaar probleem oplevert, mede omdat een totaaloverzicht inzake het aanlanden van wapens en drugs ontbreekt. Tegen de achtergrond van het VBTB-principe zal hier toch naar verbetering moeten worden gestreefd.
Op bladzijde 6 van het beleidsplan wordt ingegaan op de prioriteiten met betrekking tot vlieguren en vaardagen, zulks mede in relatie met dienstverlenende taken en ad-hocoperaties. Is het werkelijk onmogelijk om de omvang hiervan vooraf enigszins in te schatten?
Op bladzijde 11 van het plan wordt gesteld dat het mogelijk wordt om een criminele kaart te vervaardigen op grond waarvan prioriteiten kunnen worden gesteld. Deze kaart kan van betekenis zijn voor de effectmeting. Kunnen hierover nadere mededelingen worden gedaan?
Mevrouw Van 't Riet vraagt zich af wat nu precies de competentie van de eilandgebieden is versus de competentie van het scheepvaartverkeer dat onder Defensie valt. Bijten die zaken elkaar? Wellicht gebeurt er in het kader van het scheepvaartverkeer tussen de eilanden ook van alles wat niet mag.
De hoeveelheden onderschepte drugs lijken indrukwekkend, maar in feite gaat het toch om het onderschepte percentage van het totaal. Tijdens een briefing op de Antillen werd aangegeven wat er in totaal aan drugs naar Amerika en Europa gaat. Die hoeveelheid is zo enorm, dat het onderschepte volume neerkomt op zo'n 0,1%.
De vorige week is er een overleg over de bestrijding van het terrorisme geweest, waarbij ook het Caraïbisch gebied is genoemd. Op welke wijze zal dit worden georganiseerd, onder meer waar het gaat om de juridische aspecten? Het is bekend dat de wijze waarop de Amerikanen handhaven, sterk verschilt van de Nederlandse werkwijze. Omdat er blijkbaar sprake is van «full command» van de Nederlandse regering ligt het niet voor de hand, de Amerikaanse methode over te nemen.
De heer Van Oven (PvdA) heeft veel waardering voor het werk van de kustwacht. Er worden prestaties van formaat geleverd, hetgeen niet wegneemt dat zich ook problemen en knelpunten voordoen. Zo wordt nu al zes jaar gewacht op een definitieve regeling voor de kustwacht. Wat dit betreft werd in december 2000 Kamerbreed een motie aangenomen. Het parlement bevindt zich in de onaangename situatie dat het hierop niet zelf invloed kan uitoefenen. Die situatie zou wellicht na wijziging van het Statuut kunnen veranderen. Wat onderneemt het kabinet om aan de bedoelde motie uitvoering te geven?
Nog altijd doen zich problemen voor bij het aantrekken van personeel, maar de nieuwe wervingscampagne en ruimere financiële mogelijkheden bieden mogelijkheden om hieraan iets te doen. Blijkbaar wordt een uitstroom van personeel gevreesd in het jaar 2003, wanneer de vijfjaarstermijn is verstreken. Ook voor de vervanging van deze groep zal krachtig moeten worden geworven.
In het jaarverslag 2000 wordt met betrekking tot de samenwerking met eilandelijke en landelijke diensten gesteld dat 40% van de beschikbare tijd is gevaren en gevlogen met ambtenaren van andere diensten. Komt dit overeen met de planning? Voorts blijkt dat er uitgebreide besprekingen zijn geweest met de diverse landsdiensten om tot een meer structurele vorm van samenwerking te komen, hetgeen suggereert dat dit allemaal niet vanzelf gaat. Staat nu vast dat die meer structurele samenwerking er ook werkelijk komt?
Naar aanleiding van het beleidsplan 2002 rijst de vraag waarom het, anders dan op de Nederlandse Antillen, op Aruba nog niet is gekomen van een overleg tussen PG, commandant kustwacht, korpschef en hoofd douane waar het gaat om de naleving van en de controle op strafbare feiten in territoriale wateren.
Op bladzijde 11 van het beleidsplan wordt stellig niet voor niets vermeld dat het vergaren van informatie over grootschalige georganiseerde drugsgerelateerde criminaliteit steeds belangrijker wordt. Kan worden aangegeven welke knelpunten zich op dit terrein voordoen en wat daaraan wordt gedaan?
Uit het gestelde op bladzijde 25 van het beleidsplan komt naar voren dat het tot de taken van de kustwacht behoort om de regeringen te ondersteunen bij het opstellen en actueel houden van een maritiem rampenplan. Is dit plan er inmiddels? De noodzaak hiervan is wellicht groter geworden met de vestiging van de FOL's.
Wat de internationale samenwerking betreft zijn er kennelijk besprekingen met Venezuela geweest. Wat is thans de actuele stand van zaken? Nogal voorzichtig wordt in dit gedeelte van het beleidsplan verwezen naar de noodzaak van een regeling voor samenwerking met Colombia. Wellicht worden de mogelijkheden om tot een dergelijke regeling te komen, vergroot als gevolg van het FOL-verdrag. Met betrekking tot de samenwerking met de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk rijst de vraag waarom het zo moeilijk is om verdragen af te sluiten aangaande de maritieme rechtshandhaving. Wat is er geworden van het Franse EU-voorstel van april 2001 om op Martinique een drugsbestrijdingssteunpunt op te zetten?
Is de conclusie dat het Barbados Plan of Action maar moeilijk van de grond komt, juist? Dit proces zou moeten leiden tot een regionale overeenkomst. Uit de verslaglegging blijkt dat er drie bijeenkomsten zijn geweest, allemaal op de Antillen. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat het vooral Aruba en de Antillen zijn die hier als trekkers functioneren.
Wat de rechtshulpverdragen in het Caraïbisch gebied betreft zijn in het verleden inspanningen geleverd – al dan niet naar aanleiding van de zaak-Bouterse – om onder meer met Trinidad tot overeenkomsten te komen. Tot welke resultaten heeft dit streven geleid?
De heer Rosenmöller (GroenLinks) herinnert eraan dat de fractievoorzitters tijdens hun reis vlak voor de zomer de kustwacht hebben gezocht en daarbij onder de indruk zijn gekomen van de wijze waarop de mensen van deze organisatie hun werk verrichten. Tijdens de bij die gelegenheid gevoerde gesprekken is de vraag aan de orde gesteld of de kustwachtactiviteiten zich niet ook in de richting van Suriname zouden moeten uitstrekken. Hierover wordt niets in de aan de orde gestelde stukken vermeld.
Uit recente publicaties van de nieuwe minister van Justitie van Aruba – op de Nederlandse Antillen zal het niet veel anders worden ervaren – komt naar voren dat de kustwacht wordt gezien als een organisatie die in belangrijke mate door Nederland en Amerika wordt gedragen. Niettemin gaat het om een Koninkrijksaangelegenheid, hetgeen ook moet worden onderstreept door middel van de wettelijke regeling waarop al zo lang wordt gewacht. Is het niet zorgwekkend dat men de activiteiten van de kustwacht weliswaar hoog waardeert, maar deze organisatie niet ziet als een Koninkrijksaangelegenheid?
Door Nederland is een bijdrage toegezegd in het kader van de bestrijding van het internationaal terrorisme. Is er wat dit betreft al sprake van een uitwerking met betrekking tot het Caraïbisch gebied? Wat kan dit inhouden voor de kustwachtorganisatie? Kunnen deze activiteiten zonder meer in deze organisatie worden ingepast? Welke gevolgen zijn hieraan verbonden voor het beleidsplan? Misschien is het niet geheel zonder betekenis dat de minister van Justitie van Aruba heeft aangegeven er een voorstander van te zijn dat de kustwachtactiviteiten en de FOL-activiteiten worden geïntegreerd.
De minister dankt de woordvoerders voor hun woorden van waardering, uitgesproken aan het adres van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
Over de rol die in het kader van de strijd tegen het internationaal terrorisme in het Caraïbisch gebied kan worden gespeeld, kan thans geen nadere informatie worden gegeven. De besprekingen die hierover worden gevoerd, zijn zeer intensief. Van belang is dat de Amerikanen eerst hun eigen werkzaamheden op dit terrein afronden, zodat duidelijk wordt wat men ook op de langere termijn noodzakelijk acht. Dan pas kan worden beoordeeld welke capaciteit ten behoeve van kustwachtactiviteiten moet worden ingezet en kan aan Nederlandse zijde worden nagegaan wat er in het kader van «backfill» kan worden gedaan. Het lijkt logisch, mede gelet op aspecten van full command, dat een en ander binnen de bestaande Nederlandse operaties en regelgeving plaatsvindt. Zodra hierover nadere mededelingen kunnen worden gedaan, zal de Kamer worden geïnformeerd.
Terecht is erop geduid dat de minister in het verleden met betrekking tot de effectmeting meer verwachtingen heeft gewekt dan hij inmiddels heeft waargemaakt. Gebleken is dat het in de werkelijkheid bijzonder moeilijk is om dit helder weer te geven. Niettemin is het hierover in het derde hoofdstuk van het jaarverslag 2000 gestelde zeker informatief. Zeer uitvoerig wordt weergegeven welke acties zijn ondernomen en wat feitelijk op de verschillende terreinen is gedaan en bereikt. Echter, effectmeting is méér dan uitsluitend aangeven wat is gedaan en bereikt. Inderdaad moeten de resultaten worden afgezet tegen het bredere criminaliteitsbeeld, maar daarvoor heeft de kustwacht de medewerking van vele andere instanties nodig. In «vierhoeksverband» zal worden bezien welke mogelijkheden er zijn om tot een betere effectmeting te komen, maar goed moet worden bedacht dat drugs ook worden vervoerd met vliegtuigen, door personen enz. Deze onduidelijke situatie maakt ook de beantwoording van de vraag of de capaciteit niet zou moeten worden vergroot, bijzonder lastig. Geconcludeerd mag echter worden dat een professionele, goed functionerende kustwacht het voor criminelen aantrekkelijk maakt om de Antillen links te laten liggen, zodat er sprake is van een belangrijke preventieve werking. Deze visie wordt onderschreven door de minister van justitie van de Nederlandse Antillen.
Waar het gaat om de visie die men op de Antillen op de kustwacht heeft en de noodzaak om deze voorziening te beschouwen als een Koninkrijksaangelegenheid, is het personeelsaspect van groot belang. Hoe meer personeel van Aruba en de Antillen kan worden ingezet, hoe beter het is. Wat dit betreft gaat het, zij het tergend langzaam, de goede kant op. Inmiddels zijn er in deze categorie 12 medewerkers bijgekomen maar helaas zijn er ook 10 vertrokken, veelal omdat men – nadat men bij de kustwacht een degelijke opleiding heeft gehad – elders beter betaald werk kon vinden, bijvoorbeeld bij de politie.
Een positief punt is dat nu eindelijk goede voortgang kan worden gemeld met betrekking tot de rechtspositiekwestie. Wat de bezoldigingssystematiek betreft zijn de functieherwaarderingsstukken voor het kustwachtpersoneel, zowel op de Antillen als op Aruba, ondertekend door de respectievelijke ministers-presidenten. Daarnaast zijn het concept-Landsbesluit rechtspositie Aruba en het wijzigingsvoorstel Landsbesluit rechtspositie Nederlandse Antillen afgerond en voor verdere behandeling aangeboden aan beide overheden.
Hoewel er ook wel «dissidente» geluiden zijn, wordt er over het algemeen op Aruba en de Antillen zeer positief over de kustwacht gesproken, mede omdat men zich realiseert dat de kustwacht, naast drugsbestrijding, belangrijke functies heeft op de terreinen search and rescue, milieuvervuiling, illegale visserij enz.
De contacten met Venezuela hebben slechts betrekking op een memorandum of understanding inzake samenwerking op het gebied van search and rescue, dus niet op een breed terrein van kustwachtactiviteiten. De minister heeft het voornemen om in januari, tijdens zijn bezoek aan het gebied, ook naar Venezuela en Suriname te gaan. Bij die gelegenheid zal onder meer over deze samenwerkingsmogelijkheden worden gesproken.
Geconstateerd moet worden dat de inshores voor meer taken worden ingezet dan die waarvoor zij optimaal geschikt zijn. De inshores zijn vooral bedoeld om in ondiepe wateren, dicht bij de kust en in inhammen, te worden ingezet maar bedienen een breder gebied. Als gevolg hiervan treedt meer slijtage op dan aanvankelijk werd voorzien. Beoogd wordt om op niet al te lange termijn te komen tot vervanging door zodanig materiaal dat men het actuele bredere takenpakket goed aankan. Overigens wordt thans een beleidsstuk voorbereid waarin wordt aangegeven hoe een optimaal functionerende kustwacht eruit zou kunnen zien, wat daarvoor nodig zou zijn en welke financiële consequenties daaraan zouden zijn verbonden.
Wat de bewapening van de kustwacht betreft is inmiddels gebleken dat het .50-systeem niet geheel voldoet, zulks gelet op het toenemende geweld. Hierover kunnen thans geen andere mededelingen worden gedaan dan dat op betere opties wordt gestudeerd. Er wordt overigens uitermate veel energie gestopt in en aandacht gegeven aan de voorbereiding van Nederlandse mariniers op de hier bedoelde activiteiten.
De minister zegt toe dat in het vervolg in de beleidsplannen zal worden aangegeven welke wijzigingen ten opzichte van het vorige beleidsplan daarin zijn opgenomen.
Met betrekking tot de wijze waarop de kustwacht wordt aangestuurd, is al eerder gesproken over een sui-generisconstructie. De bewindslieden van justitie spreken over het beleid, terwijl het beheer daarvan is losgemaakt en staatssecretaris De Vries optreedt als medefinancier. Deze situatie kent een historische achtergrond maar leidt niet bepaald tot een duidelijke opstelling van verantwoordelijkheden. Afgesproken is dat in het vervolg de ambtelijke voorbereiding wordt gevolgd door politieke besluitvorming waarbij beleid, beheer en geld bijeen worden gebracht. Bovendien zal worden nagegaan of jaarverslag en beleidsplan niet namens deze drie disciplines moeten worden aangeboden.
De staatssecretaris deelt mee dat er in het kader van de onderhandelingen over de regionale maritieme overeenkomst veel voorbereidend werk is verzet, onder meer onder Nederlandse leiding. Tijdens de laatste bijeenkomst, enkele weken geleden gehouden in San José in Costa Rica, is een conceptovereenkomst opgesteld. De bedoeling is dat deze onderhandelingen in het begin van 2002 worden afgerond.
Ook naar het oordeel van de staatssecretaris wordt het belang van de kustwacht op Aruba en de Antillen breed onderschreven. De kustwacht is een graag geziene gast in de samenlevingen van de verschillende eilanden, niet in de laatste plaats op de «bovenwinden» waar de kustwacht bij orkanen steeds buitengewoon indrukwekkende bijstand heeft verleend. Dat er af en toe in politieke discussies vragen omtrent de kustwacht rijzen, kan worden gezien als een regulier onderdeel van het verkeer tussen de landen van het Koninkrijk. Dit heeft wellicht te maken met de omstandigheid dat het in feite niet gaat om een Koninkrijksverantwoordelijkheid maar om een instrument dat is ingesteld op basis van artikel 38 van het Statuut dat voorziet in vrijwillige samenwerking tussen de drie landen. Deze samenwerking krijgt steeds meer breedte en diepte.
Zeer binnenkort zal in het kader van de Rijksministerraad overleg plaatsvinden over de rol die het Koninkrijk kan spelen in de bestrijding van het internationaal terrorisme. Bij die gelegenheid zal met de ministers-presidenten van Aruba en de Antillen worden gesproken over de instrumenten die hiervoor beschikbaar zijn, lopend van reguliere politiesamenwerking tot de kustwacht. Tegen die achtergrond zal de juridische grondslag van de kustwacht opnieuw aan de orde worden gesteld, inclusief het belang van het tot stand komen van een rijkswet die al werd beoogd toen in het verleden afspraken werden gemaakt. Tot nu toe is hiermee nog geen instemming betuigd door de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen. De in dit verband door de Tweede Kamer aanvaarde motie is uiteraard ter informatie aan de Antilliaanse regering voorgelegd, waarbij de wens van de Nederlandse regering om dit probleem op te lossen, is onderstreept.
Het is van groot belang dat een goed inzicht wordt verkregen in de effecten van het optreden van de kustwacht, inclusief de acties die volgen op het aanhouden van criminelen. Aan de regeringen van Aruba en de Antillen is het verzoek voorgelegd om inzicht te bieden in dit justitiële vervolg, maar tot nu toe zijn van beide departementen van Justitie geen uitvoerige reacties ontvangen. Ook deze kwestie zal opnieuw aan de orde worden gesteld tijdens het binnenkort te voeren overleg.
Overigens moet worden bedacht dat beide vaste commissies tijdens dit AO spreken met twee bewindslieden die niet rechtstreeks bij het beleid inzake de kustwacht betrokken zijn; het gaat immers om de beheerder en één van de financiers. De beleidsverantwoordelijkheid voor de kustwacht berust bij de ministers van Justitie. Wellicht zou de Kamer in verband met het vervolg van het overleg over deze kwestie kunnen overwegen om de minister van Justitie te vragen aan deze discussies deel te nemen.
In antwoord op de vraag betreffende de competentie van de eilandgebieden stelt de staatssecretaris dat de praktijk leert dat in de meeste gevallen landscompetenties een zekere rol spelen, onder meer in het kader van de scheepvaartinspectie. Met betrekking tot de visserij is er sprake van een eilandelijke competentie. Er is niets bekend over belangrijke knelpunten in het functioneren van de kustwacht als gevolg van eilandelijke competenties.
Wat Aruba betreft staat het vierhoeksoverleg op de rol; het zou nog dit jaar van start moeten gaan. Voorts is het de bedoeling dat door de landsregeringen van Aruba en de Antillen maritieme rampenplannen worden opgesteld. Deze zijn er nog niet, maar zeker op de Antillen is er sprake van intensivering van de civiele aspecten van de rampenbestrijding. Sinds kort vinden er op de eilanden regelmatig oefeningen plaats. Door Nederland is extra materieel en deskundigheid geleverd om de rampenbestrijding op een hoger peil te brengen. Regelmatiger dan in het verleden het geval was, nemen Antillianen deel aan de officiersopleiding die in Nederland door het Nibra wordt georganiseerd.
Tot nu toe is niet gekeken naar wervingsmogelijkheden onder in Nederland verblijvende Antillianen, zulks ten behoeve van de kustwacht. Aangenomen wordt dat zich wat dit betreft dezelfde moeilijkheden voordoen als op de Antillen zelf, namelijk dat salariëring en rechtspositie een overstap niet aantrekkelijk maken. Hierin kan verandering optreden nu de rechtspositie wordt verbeterd. Overigens wordt op korte termijn onder de Antillianen in Nederland gezocht naar mensen die in het Antilliaanse gevangeniswezen willen functioneren. Zodra overeenstemming is bereikt over opzet en financiering, zal een wervingsactie van start gaan. Daarnaast is de Antilliaanse regering in overweging gegeven, onder deze groep ook een wervingsactie te starten ten behoeve van het Antilliaanse politiekorps.
De plaatsvervangend bevelhebber zeestrijdkrachten bevestigt dat in het jaar 2003 wellicht – ondanks de verbeterde rechtspositie – een fors aantal personeelsleden zal vertrekken, zulks als gevolg van het aflopen van het vijfjarig contract. Bovendien treden er bepaalde doorstromingseffecten op. Medewerkers die zijn aangetreden als matroos, kunnen na interne opleidingen in kaderposities worden geplaatst. Daarom zijn de wervingsinspanningen erop gericht, in 2003 voldoende mensen aan te trekken. Hierbij moet worden gedacht aan ongeveer 25 medewerkers.
De inshores waren oorspronkelijk bedoeld om op de binnenwateren van de eilanden te opereren, maar al snel bleek dat de inshores vanwege hun snelheid wat verder uit de kust zeer effectief konden worden ingezet. Voor die inzet is dan ook gekozen maar de inshores zijn eigenlijk iets te kort voor de wat langere deining op zee. De klappen die het gevolg hiervan zijn, leiden tot excessieve slijtage. In het kader van de langetermijnplanning wordt thans gedacht over vervanging door vaartuigen die langer zijn.
Wat de bewapening betreft wordt het als een probleem ervaren dat het .50-wapen voorop de drie cutters staat. Als gevolg van de zeegang treedt er nogal wat «spray» op, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de onderhoudbaarheid. Gekozen zou kunnen worden voor een zwaarder wapen dat beter tegen vocht bestand is, maar de noodzaak om een zwaarder wapen te hanteren, is tot nu toe niet gebleken. Daarom wordt nu gedacht aan het verplaatsen van het wapen naar de brugvleugels. Het zou dan naar buiten kunnen worden gebracht op het moment dat men het nodig heeft. Onderzocht zal worden of bij deze opzet niet beter voor een wat lichter wapen kan worden gekozen.
Voorts wordt er geëxperimenteerd met een nieuw opsporingsmiddel, een «elektronische snuffelhond». Dit relatief goedkope apparaat reageert op bepaalde stoffen, waaronder drugs. Het is inmiddels al met succes gebruikt bij het aanhouden van een zeilboot en het blijkt ook op afstand te functioneren.
De directeur juridische zaken gaat in op twee aspecten van het maritieme gedeelte van het Barbados Plan of Action: de internationale overeenkomst en het project management office (PMO) dat zich bezighoudt met het opzetten van geïntegreerde centra. Het is in het kader van dit PMO dat het Franse plan inzake een maritiem hoofdkwartier op Martinique aan de orde is gesteld. De EU-landen en de VS achten het raadzaam om hierover het oordeel van de Caraïbische landen te vernemen alvorens deze optie nader te overwegen. Daartoe vindt thans overleg plaats.
De bevoegdheden van het kustwachtpersoneel zijn thans gebaseerd op de landsverordeningen, formeel en materieel strafrecht en het verlenen van de BAVPOL-status aan dit personeel (buitengewoon ambtenaar van politie). Op dit moment heeft de kustwacht niet dezelfde mogelijkheden als de Amerikanen. De bedoeling is dat de aangekondigde rijkswet voorziet in een uitbreiding van deze bevoegdheden, ook buiten de territoriale wateren.
Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), voorzitter, Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Hessing (VVD), ondervoorzitter, Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (ChristenUnie), Van Lente (VVD), Verhagen (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Niederer (VVD), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), Balemans (VVD) en Herrebrugh (PvdA).
Plv. leden: Dittrich (D66), Van Oven (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Weisglas (VVD), Eurlings (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (ChristenUnie), De Swart (VVD), Van der Hoeven (CDA), Pitstra (GroenLinks), Bakker (D66), Blaauw (VVD), Ten Hoopen (CDA), Hindriks (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), E. Meijer (VVD), Dijksma (PvdA), Marijnissen (SP), Van Baalen (VVD), Wilders (VVD) en Duivesteijn (PvdA).
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Te Veldhuis (VVD), Ter Veer (D66), Rosenmöller (GroenLinks), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Van Middelkoop (ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Oven (PvdA), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Gortzak (PvdA), Van der Knaap (CDA), Balkenende (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD) en De Swart (VVD).
Plv. leden: Balemans (VVD), Oplaat (VVD), Van den Berg (SGP), Van Gent (GroenLinks), Van Vliet (D66) Rouvoet (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Wijmen (CDA), Koenders (PvdA), Hillen (CDA), Timmermans (PvdA), Weisglas (VVD), Van de Camp (CDA), Dittrich (D66), Duivesteijn (PvdA), Stroeken (CDA), Atsma (CDA), Pitstra (GroenLinks), De Cloe (PvdA), Marijnissen (SP), Van den Doel (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Splunter (VVD) en Swildens-Rozendaal (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-IV-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.