nr. 1
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de
Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de
wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet
wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties
(IV) voor het jaar 2002 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet
behorende begrotingsstaat.
Artikel 2
De vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten geschiedt
in duizenden euro's.
Artikel 3
De volgende artikelen dan wel leden van artikelen van de Comptabiliteitswet
zijn op de begroting voor het jaar 2002 niet van toepassing:
a. Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid;
b. Artikel 7.
Artikel 4
Ter vervanging van de artikelen dan wel leden van artikelen, genoemd in
artikel 3, gelden voor de begroting voor het jaar 2002 de volgende bepalingen.
1. Begrotingsartikelen worden onderscheiden in beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen.
2. De begroting bevat per begrotingsartikel in elk geval de volgende gegevens:
a. het artikelnummer;
b. de artikelomschrijving;
c. bruto het maximumbedrag dat voor het verrichten van uitgaven in het
begrotingsjaar beschikbaar is;
e. bruto het bedrag dat aan ontvangsten in het begrotingsjaar geraamd
wordt.
3. De toelichting bij de begroting biedt per beleidsartikel in elk geval
inzicht in de met het beleid samenhangende:
a. algemene en, indien van toepassing, nader geoperationaliseerde doelstellingen
die worden nagestreefd;
b. instrumenten die ter bereiking van die doelstellingen worden ingezet;
c. meerjarig beschikbare bedragen voor het aangaan van verplich- tingen;
d. meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van programma- uitgaven;
e. meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van apparaats- uitgaven;
f. meerjarig bedragen die aan ontvangsten zijn geraamd.
4. Het meerjarige inzicht dient, uitgaande van jaar t als begrotingsjaar,
betrekking te hebben op het jaar t–2 tot en met het jaar t+4, dat wil
zeggen op de periode lopende van twee jaar voorafgaand tot en met 4 jaar volgend
op het begrotingsjaar.
5. De toelichting bij de begroting bevat per beleidsartikel:
a. doeltreffendheidsgegevens over de in het eerste lid bedoelde algemene
en/of nader geoperationaliseerde doelstellingen, alsmede gegevens over de
doelmatigheid van het beleid, alle al dan niet verkregen uit beleidsevaluatieonderzoek;
b. waar mogelijk doelmatigheidsgegevens, al dan niet verkregen uit beleidsevaluatieonderzoek,
voor de in het eerste lid bedoelde apparaatsuitgaven.
6. De begroting kan drie niet-beleidsartikelen bevatten, te weten:
a. een begrotingsartikel met de omschrijving Algemeen voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die niet aan een
beleidsartikel worden toegedeeld;
b. een begrotingsartikel met de omschrijving Geheim voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten waarvoor geldt dat
openbaar- making via toedeling aan een beleidsartikel niet in het belang van
de staat is;
c. een administratief begrotingsartikel met de omschrijving Nominaal en onvoorzien.
7. De bij het administratieve begrotingsartikel Nominaal
en onvoorzien opgenomen bedragen voor verplichtingen en voor uitgaven
kunnen zowel positief als negatief zijn.
8. Ten laste van het begrotingsartikel Nominaal en onvoorzien kunnen geen
uitgaven worden gedaan en verplichtingen worden aangegaan; de bedragen worden
bij een wijziging van de begroting toegedeeld aan een ander begrotingsartikel
en wel zodanig dat in het betrokken jaarverslag de gerealiseerde bedragen
bij het begrotingsartikel Nominaal en onvoorzien
uitkomen op nihil.
9. De toelichting bij de begroting biedt per niet-beleidsartikel meerjarig
in elk geval inzicht in:
a. de beschikbare bedragen voor het aangaan van verplichtingen;
b. de beschikbare bedragen voor het verrichten van programma- uitgaven;
c. de beschikbare bedragen voor het doen van apparaatsuitgaven;
d. de bedragen die aan ontvangsten zijn geraamd.
Het vierde lid is van toepassing.
10. In afwijking van het zesde lid en in overeenstemming met Onze Minister
van Financiën kan de begroting andere niet-beleidsartikelen bevatten.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het jaar waarop
de vaststelling van de begroting betrekking heeft. Indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1 januari,
treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat
Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten
van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2002 Begrotingsstaat behorende
bij de Wet van ...... ...., Stb. ...Begroting 2002Koninkrijksrelaties (IV)Onderdeel
uitgaven, verplichtingen en ontvangsten (in € 1000)
| | (1) |
---|
| Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
| | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten |
| TOTAAL | | 134 328 | 12 773 |
| | | | |
1 | Waarborgfunctie | 11 887 | 15 381 | Nihil |
2 | Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners | 98 846 | 117 133 | 12 773 |
3 | Nominaal en onvoorzien | 1 814 | 1 814 | |
Mij bekend,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,