nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 januari 2002
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën,
de tweede tussenrapportage in het kader van het Plan van Aanpak Transparantie
in de Financiële Verhouding tussen Rijk en gemeenten (Plavat).1
In het Algemeen Overleg van 29 november jl. (28 000 B, nr. 18)
bespraken wij de eerste voortgangsrapportage Plavat. Daarna, tijdens de vergadering
van uw Kamer op 11 december 2001, is de motie De Swart c.s. aangenomen
(28 000 B, 28 000 C nr. 9). In deze motie verzoekt uw Kamer
ons om voor april 2002 een overzicht van de geldstromen van het Rijk naar
de 50 grootste gemeenten te presenteren. Wij menen reeds aan dit verzoek te
hebben voldaan: op 26 september 2000 zonden wij u het gevraagde overzicht
toe (brief FO2001/U83011). Belangrijkste constatering daarbij was, dat aan
het vergaarde materiaal geen conclusies konden worden verbonden. Een actualisering
van het overzicht zou aan deze constatering niets veranderen: de nauwkeurigheid
van de cijfers staan wel analyses voor alle gemeenten tezamen en voor groepen
van gemeenten toe, maar geen vergelijking van gemeenten op individueel niveau.
Inmiddels hebben uw Kamer en ik een aantal malen van gedachten gewisseld over
het bewerkstelligen van meer transparantie in de financiële verhouding
middels het Plavat, en wij hebben daarbij steeds geconstateerd dat wij gedeelde
opvattingen hebben over de doelen, inhoud en produkten van Plavat.
Tegen deze achtergrond gaf ik tijdens de vergadering van 11 december dan
ook aan uw motie op te vatten als een krachtige ondersteuning van het Plan
van Aanpak Transparantie in de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten.
Ik gaf voorts aan dat met het Plavat wordt beoogd de geldstromen op basis
van alle gemeenten in kaart te brengen, en ik
constateerde dat mijn intenties en die van uw Kamer overeenkomen.
Komend voorjaar zal er volgens de Plavat-planning voor het eerst een rapportage
voorliggen met statistische beleidsinformatie over de ontwikkelingen
van de geldstromen bij de gemeenten. Doel van deze Voorjaarsrapportage is
het ondersteunen van de bestuurlijke beoordeling van de rekenkundige uitkomsten
van de normeringsystematiek in het bestuurlijk overleg over de normering van
april 2002.
Recentelijk is een eerste ontwerp voor de Voorjaarsrapportage opgesteld.
Dit ontwerp is gebruikt om na te gaan of de in het voorjaar 2002 beschikbare
gegevens op een zinvolle en betrouwbare manier kunnen worden gegroepeerd en
geanalyseerd. Hierover hebben op ambtelijk niveau besprekingen met VNG, RFV
en IPO plaatsgevonden. Op grond van deze besprekingen verwachten wij dat de
gegevens waarover wij in het voorjaar kunnen beschikken, geschikt zijn voor
een bruikbare rapportage. In de komende 3 maanden zal het ontwerp verder
worden uitgewerkt met gebruikmaking van de meest recente gegevens en zullen
de ambtelijke gesprekken met VNG, RFV en IPO over het ontwerp worden voortgezet.
Of het rapport voldoende ondersteuning geeft voor de bedoelde bestuurlijke
beoordeling kan pas definitief in de loop van februari 2002 worden bepaald.
Wij verwachten op dit moment dat de Voorjaarsrapportage 2002 bruikbaar zal
blijken te zijn voor dit doel.
Zoals wij in de brief aan uw Kamer van december 2000 en in de eerste tussenrapportage
al aangaven hanteren wij voor het Plavat een groeimodel. Dat betekent dat
de Voorjaarsrapportage in latere jaren naar verwachting uitgebreid en gepreciseerd
zal kunnen worden. Daarbij gaat het in de eerste plaats om het ontwikkelen
en toepassen van tijdreeksen, met name ten aanzien van specifieke uitkeringen,
en om een beter inzicht in relatie met maatschappelijke ontwikkelingen door
de ontwikkeling van «prestatie-indicatoren». Voorts gaat het om
verder inzicht in de omvang, spreiding en ontwikkeling van gemeentelijke vermogens
en de ontwikkelingen in de risico's die daar tegenover staan, en om inzicht
in de omvang en spreiding van de Europese geldstromen. Hierdoor kan de gebruikswaarde
van de Voorjaarsrapportage in volgende jaren nog toenemen.
Voor deze onderdelen van het Plan van Aanpak blijkt de werkelijkheid overigens
weerbarstig: het kost meer tijd dan in eerste aanleg voorzien om hier tot
direct bruikbare resultaten te komen.
Alles overziend gaan wij er vanuit dat het mogelijk is om tijdig voor
het bestuurlijk overleg over de normering over een goed bruikbaar rapport
te beschikken dat in dat overleg de bestuurlijke beoordeling als bedoeld zal
kunnen ondersteunen. Wij verwachten ook dat de gegevens in dat rapport bruikbaar
zullen kunnen zijn voor het Overhedenoverleg BANS, voorjaar 2002.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries