nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2001
In het algemeen overleg van 29 november 2001 heb ik de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd nogmaals in te gaan
op de berekeningswijze van de kosten van wegen, voor wat betreft de korting
van 25%. Mede namens de staatssecretaris van Financiën doe ik u hierbij
mijn toezegging gestand.
Tijdens het gevoerde overleg bleek dat bij een aantal leden van uw commissie
de indruk bestond dat er op het budget voor wegonderhoud in Gouda sprake zou
zijn van een dubbele korting (van twee keer 25%). Bij nadere ambtelijke contacten,
aansluitend op het algemeen overleg, met een van uw leden bleek dat die indruk
was ontleend aan een verslag van Arcadis over een gedachtenwisseling tussen
Arcadis en Grontmij over de kosten van wegen. Dit verslag is als bijlage bij
het verweerschrift van Gouda gevoegd.
In dat verslag staat op bladzijde 2 de volgende passage: «Bezien
over een periode van 40 jaar maakt het bovengenoemde areaal (met voor Goudse
begrippen een lange cyclus) niet 39% uit, maar 27% van het totale areaal te
plegen groot onderhoud en dus van het totale onderhoudsbudget.
Dit deel mag in het kader van de artikel-12 beleidslijn worden gekort
met 25%. Het totale budget voor groot onderhoud mag derhalve met (25% x 27%)
6,7% worden gekort.»
Ik begrijp dat hieruit gelezen zou kunnen worden dat die korting reeds
in de door IFLO gebruikte becijferingen van Arcadis is meegenomen. Dat is
niet het geval.
Als uitkomst van Arcadis is voor de verdere adviezen van IFLO de kolom
«totaal» ad f 33,2 miljoen uit het overzicht bij het bespreekverslag
tussen Arcadis en Grontmij gebruikt en niet de kolom «totaal minimaal»
die sommeert tot f 27,1 miljoen (uit het zelfde overzicht) waarbij wel
sprake is van de bedoelde korting. Er is dus geen sprake van een (impliciete)
korting van 25%.
Ik verwijs u voorts naar pagina 63 van het IFLO-rapport waarin een specificatie
is weergegeven.
Vervolgens is het bedrag van f 33,2 miljoen herrekend op basis van
de conclusies van Grontmij om uit te komen op de uitkomsten volgens de normkostensystematiek
die in artikel 12 regel is.
Volledigheidshalve meld ik u nog dat ik aan Grontmij heb voorgelegd of
zij naar aanleiding van het gespreksverslag tot bijstelling van de door hen
uitgebrachte contra-expertise komen. Dit bleek niet het geval.
Wellicht ten overvloede wijs ik er voorts op dat de verschillende uitkomsten
van Arcadis en Grontmij niet samenhangen met het al dan niet meenemen van
de 25% korting. Beide bureau's wisten dat de IFLO die korting op hun uitkomsten
zou toepassen en hebben hem dus niet zelf toegepast.
Met het vorenstaande heb ik aangegeven dat van een dubbele korting geen
sprake is en dat de kosten van wegen volgens de geldende artikel 12-regels
zijn bepaald.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries