nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2002
De Kamer heeft vorige week een motie van het lid Giskes aangenomen, waarin
het kabinet opgedragen is af te zien van aanvullende of indirecte financiering
van de Noord/Zuidlijn te Amsterdam, inclusief de vastlegging van reeds gemaakte
afspraken (28 000 A, nr. 33).
In een kort algemeen overleg op 4 juli met de Vaste Commissie voor Verkeer
en Waterstaat heb ik reeds aangegeven dat er – op één
punt na, financiering € 25 mln uit middelen Regionet – naar
mijn mening geen sprake is van aanvullende of indirecte financiering van de
Noord/Zuidlijn. Het verkeer- en vervoerbeleid van het rijk, van het kaderwetgebied
ROA en van de gemeente Amsterdam kan alleen succes hebben, indien er sprake
is van samenwerking en afstemming op vele aspecten van het gehele beleidsterrein.
Dit betekent dat er vele afspraken gemaakt zijn en zullen worden tussen rijk,
kaderwetgebied en de gemeente over doelstellingen, maatregelen, financiering
en te bereiken beleidseffecten. Soms heeft daarbij het rijk het voortouw en
komen de financiële consequenties (voor een groot deel) voor rekening
van de rijksbegroting. In andere gevallen ligt de voornaamste verantwoordelijkheid
bij de regio. Voor vele onderwerpen geldt dat op basis van het rijksbeleid
en de wet- en regelgeving niet voor 100% duidelijk is, welke partij welke
financiële consequenties dient te dragen. Ik heb daarvan in het algemeen
overleg een drietal voorbeelden gegeven. Voor elk van deze voorbeelden geldt
dat ik een goed te verdedigen afweging heb gemaakt. Ik beschouw dit niet als
indirecte financiering van de Noord/Zuidlijn.
In de komende jaren zullen in de Amsterdamse regio en met name in, op
en rond Amsterdam CS een aantal maatregelen ter verbetering van transfervoorzieningen
gerealiseerd moeten worden; het betreft bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe
fietsenstalling. Ook voor deze maatregelen geldt dat er afspraken gemaakt
moeten worden over verdeling van kosten tussen rijk, gemeente, kaderwetgebied
en vervoerbedrijven. Het zal duidelijk zijn dat, indien het rijk geen onderhandelingsruimte
richting regio heeft, de realisatie van deze noodzakelijke maatregelen in
gevaar komt.
Gemaakte afspraken
Bij de subsidieverlening voor de Noord/Zuidlijn is tegelijk een overeenkomst
afgesloten, waarin het ROA instemde met een korting op het jaarlijkse exploitatiebudget;
deze korting groeide vanaf het moment van beschikken tot het moment van indienststelling.
Dit was een hard punt bij de onderhandelingen over de beschikkingverlening,
omdat grootschalige investeringen in infrastructuur benut moeten worden voor
efficiënter OV. Nu de indienststelling enkele jaren naar achteren schuift,
zou de korting beduidend hoger uitvallen dan oorspronkelijk de bedoeling was.
De korting tikt namelijk in die jaren 2009 en 2010 op het volledige niveau
(€ 4,6 mln per jaar) door. De ingroeiregeling is nu geschorst tot
2009; het financiële voordeel voor de gemeente is € 20,5 mln.
Dit wordt binnen het begrotingsartikel voor exploitatie opgevangen ten laste
van de middelen voor het opvangen van de groei van het OV; het leidt niet
tot extra kosten voor het rijk.
De aanleg van de halte Amsterdam CS leidt tot aanzienlijke hinder voor
alle reizigers die gebruik maken van het CS. De voornaamste oorzaak is dat
de middentunnel telkens voor de helft moet worden afgesloten. In de beschikking
is vastgelegd dat de gemeente dat moest compenseren. Die maatregelen zijn
echter niet of nauwelijks als tijdelijke voorziening te realiseren. Het gaat
hierbij onder andere om extra roltrappen en vaste trappen in de westtunnel
en verruiming van de toegang tot de oosttunnel. Deze investeringen zijn toekomstvast
en op den duur (na 2015) noodzakelijk om de groei van het treinverkeer op
te vangen. Het is niet redelijk deze kosten (€ 11,2 mln) ten laste
van de gemeente te brengen. In het MIT-projectenboek zal in het planstudieprogramma
een nieuw project «transfervoorzieningen Amsterdam CS» opgenomen
worden. Railinfrabeheer zal de komende jaren eveneens een aantal maatregelen
in, op en rond Amsterdam CS realiseren. Deze maatregelen vloeien voort uit
de taakopdracht, faciliteren van treinverkeer en treinreizigers, van Railinfrabeheer;
ik zal er op toezien dat door Railinfrabeheer geen middelen buiten haar taakopdracht
besteed worden.
Er liepen met de gemeente een tweetal forse technische discussies over
methode en toepassing van indexering. De gemeente claimde f 100 mln.
Ik heb deze claim afgekocht met een bedrag van f 16 mln (€ 7,3
mln) en het dossier daarmee afgesloten. Het betreft een technisch detail en
wordt via de gebruikelijke indexering van de komende begroting afgewikkeld.
In de BOR-overeenkomst met de noordelijke randstad is een reservering
toegezegd voor Regionet van € 188 mln (f 400 mln). In artikel
8 van de overeenkomst is vastgelegd dat regionale partijen, binnen het kader
van Wet en Besluit Infrastructuurfonds, naar eigen inzicht prioriteiten mogen
bepalen voor aanwending van deze middelen. De Noord/Zuidlijn behoort volgens
het ROA tot Regionet en het ROA heeft mij gevraagd of men van het budget € 25
mln mocht bestemmen voor de Noord/Zuidlijn. Daar heb ik geen nee tegen willen
en kunnen zeggen. De kosten voor het rijk zijn nihil.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos