nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2002
Vanuit de Tweede Kamer is mij in de brieven met de kenmerken 202-146 en
02/16/VW gevraagd toe te lichten in hoeverre er sprake is van extra bijdragen
aan de Noord/Zuidlijn te Amsterdam. In lijn met mijn eerdere standpunt dat
geen aanvullende bijdragen mogelijk zijn voor aanleg van de Noord/Zuidlijn,
is voor het project zelf geen aanvullende subsidie verleend.
In mijn brief aan de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 15 april
2002, kenmerk DGP/M/BVO/U/02.01084, is geschetst dat ik overleg heb gevoerd
over aan-palende onderwerpen die gevolg hebben voor de financiële positie
van de gemeente Amsterdam. Toezeggingen in dit kader hebben natuurlijk tot
gevolg dat de gemeente beter in staat is de meerkosten van de Noord/Zuidlijn
te dragen. Het betreft in concreto de volgende zaken:
– Het bestuur van het ROA heeft mij verzocht of een deel van de
gelden (€ 188 mln), die in het kader van het BOR door mij gereserveerd
zijn voor Regionet, besteed mogen worden aan de Noord/Zuidlijn. Het gaat om € 25
mln. Ik heb aangegeven daar positief tegenover te staan.
– Tijdens de besprekingen over de subsidieverlening en ook tijdens
het overleg in de vaste commissie is aan de orde geweest, in hoeverre een
(ingroei)korting op de exploitatie vóór indienststelling van
een project wenselijk is. Ik heb destijds het standpunt ingenomen dat dit
een onderdeel was van het geheel aan afspraken over de hoogte van de aanlegsubsidie.
Dat leidde ertoe dat in de jaren 1999, 2000 en 2001 in totaal € 6
mln op de jaarlijkse exploitatiesubsidie voor het ROA in mindering is gebracht.
Nu echter de indienststelling van de Noord/Zuidlijn met enkele jaren vertraagd
is, zou deze korting aanzienlijk hoger zijn uitgevallen dan de bedoeling was.
Gezien de financiële problemen van de gemeente heb ik besloten de
kortingsregeling in de jaren 2003 t/m 2008 te schorsen. Hiermee is € 20,5
mln gemoeid. De kwijtschelding gaat ten laste van de middelen die zijn gereserveerd
om de opbrengstgroei in het openbaar vervoer te honoreren.
– De gemeente heeft in het overleg voor de subsidieverlening en
ook daarna aangegeven dat zij grote bezwaren had bij de toepassing van de
prijspeilmethode en de vaststelling van het prijspeiljaar voor de verschillende
onderdelen van de investeringsraming. Er zou in totaal f 100 mln nodig
zijn voor aanvullende prijspeilcorrecties. Ik heb daarop de gemeente een aanbod
van f 16 mln (€ 7,3 mln) gedaan om dit gedeelte van het dossier
te kunnen afsluiten. Dit bedrag zal in de prijspeilbijstelling van de opstaande
verplichtingen in het MIT per 1 januari 2003 worden verwerkt.
– Tijdens de aanleg van de halte Amsterdam CS van de Noord/Zuidlijn
is als gevolg van de gedeeltelijke afsluiting van de middentunnel van het
station een tijdelijke vergroting van de transfercapaciteit noodzakelijk.
Het betreft uitbreiding van trappartijen en aanleg van roltrappen in de westtunnel
en vergroting van de toegang van de oosttunnel. Door toenemende groei in het
reizigersvervoer zouden deze maatregelen binnen een termijn van 10–15
jaar echter sowieso noodzakelijk zijn geweest. In het planstudie-programma
van het MIT 2003–2007 is het project transfervoorzieningen Amsterdam
CS (kosten € 11,3 mln) opgenomen. De financiële positie van
de gemeente Amsterdam verbetert in totaal met € 64,1 mln.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos