nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2002
Tijdens de behandeling van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
(MIT) 2002–2006 op 10 december 2001 (kamerstuk 28 000-A, nr. 23)
en het Algemeen Overleg Binnenvaart op 13 december 2001 (kamerstuk 28 000-XII,
nr. 48) zijn door de Tweede Kamer vragen gesteld over de verkenningen Burgemeester
Delenkanaal Oss, vaarweg Meppel–Ramspol/keersluis Zwartsluis en de Zaan.
Ik heb toen toegezegd de Kamer te zullen informeren over de verdere besluitvorming
rond deze projecten.
Achtergrond
De zogenaamde MIT-verkenningen van de vaarwegen Meppel–Ramspol/keersluis
Zwartsluis, de Zaan en het Burgemeester Delenkanaal (Oss) zijn in 1999/2000
gereedgekomen en aan mij aangeboden. Uit die verkenningen blijkt dat er een
aantal knelpunten op de drie vaarwegen wordt geconstateerd. Bij het Burgemeester
Delenkanaal zorgen enkele bochten, de hoogte van een hefbrug en de capaciteit
van de schutsluis voor problemen. Bij het Meppelerdiep is met name de keersluis
Zwartsluis een probleem. Bij de Zaan gaat het om vaardiepte, verruiming Wilhelmina-sluis
en de verhoging van verschillende bruggen (zie verder bijlage1.
Op basis van die verkenningen ligt de vraag voor om te beoordelen of ik
die knelpunten groot genoeg en van nationaal belang vind. Bij een positief
antwoord daarop is het vervolg in de MIT-procedures dat er per vaarweg een
uitgebreidere planstudie naar de knelpunten kan worden uitgevoerd. In zo'n
planstudie moet dan een aantal oplossingen uitgebreid worden beschreven, waarna
ik uiteindelijk moet beslissen over het al dan niet uitvoeren van één
van die oplossingen. Verder is bij die procedure van belang dat alleen de
vaarweg Meppel–Ramspol een rijksvaarweg is waarvoor ik direct verantwoordelijk
ben. Het Delenkanaal is in beheer en eigendom van gemeente Oss en de Zaan
van de provincie Noord-Holland. Zij zijn dus zelf verantwoordelijk voor adequate
verbeteringen, beheer en onderhoud aan die vaarwegen. De gemeente Oss en de
provincie Noord-Holland vinden in hun geval echter beide dat er sprake is
van een vaarweg met een nationaal belang en hebben mij verzocht
om een subsidie te verlenen voor het oplossen van de knelpunten op het Delenkanaal
en de Zaan.
Gezien het gebrek aan ruimte in de huidige financiële meerjarenprogrammering
tot en met 2010 is het echter niet mogelijk om al deze eventuele knelpunten
voor 2010 op te pakken en is prioritering dus nodig. Medio 2000 heb ik daarom
besloten om voor de drie verkenningen een zogenaamde OEEI-kosten-batenanalyse
te laten uitvoeren. Deze systematiek maakt het mogelijk om projecten onderling
te vergelijken op de te verwachten effecten en kosten. Deze vergelijkende
studie is medio 2001 afgerond.
Beslissing
Op basis van de verkenningen en de vergelijkende kosten-batenstudie heb
ik het volgende besloten:
1. Ik erken het Burgemeester Delenkanaal, de vaarweg Meppel–Ramspol/keersluis
Zwartsluis en de Zaan als vaarwegen met (deels) een nationaal belang.
2. Ik zal in de periode 2004–2007 een planstudie laten verrichten
naar het rijksproject Meppel–Ramspol/keersluis Zwartsluis en zal dit
project in het planstudieprogramma van het MIT opnemen. Na Prinsjesdag zal
ik meer duidelijkheid geven over de periode van uitvoering als er meer duidelijkheid
is over de ruimte in het MIT na 2010.
3. Ik ben bereid om vanaf 2008 gelden te reserveren in het MIT ten
behoeve van het Delenkanaal (geen rijksproject). Voorwaarden zijn wel dat
de gemeente Oss in de periode 2002–2006 bereid is zelf een planstudie
uit te voeren die voldoet aan de eisen die ik ook stel aan rijksprojecten
en er t.z.t. overeenstemming komt over de totale financiering van de oplossing.
Hierover zal bestuurlijk overleg met de gemeente plaatsvinden.
4. Na Prinsjesdag zal ik meer duidelijkheid verschaffen over een eventuele
Rijksbijdrage t.b.v. de Zaan (geen rijksproject) als er meer duidelijkheid
is over de ruimte in het MIT na 2010. Voorwaarden zijn wel dat de provincie
Noord-Holland in de periode 2005–2009 bereid is zelf een planstudie
uit te voeren die voldoet aan de eisen die ik ook stel aan rijksprojecten
en er t.z.t. overeenstemming komt over de totale financiering van de oplossing.
Hierover zal bestuurlijk overleg met de provincie plaatsvinden.
Bovenstaande inpassing in het MIT tot en met 2010 is mogelijk doordat
geherprioriteerd wordt ten koste van het Lekkanaal/3e kolk Beatrixsluis.
Hieronder staan kort de belangrijkste beleidsoverwegingen voor dit besluit:
• Bij alle drie de projecten is er sprake van een vervoerd volume
dat voldoende van omvang is om van een nationaal belang te spreken.
• De baten-kostenverhouding blijkt relatief gunstig voor maatregelen
bij het Delenkanaal en Meppel–Ramspol/keersluis Zwartsluis, maar relatief
minder gunstig voor maatregelen bij de Zaan. Daarbij moet wel worden aangetekend
dat als bepaalde voorziene vervangingsinvesteringen niet worden meegerekend,
deze verhouding voor de Zaan wel aanzienlijk verbetert. Uit de onderlinge
vergelijking blijkt in ieder geval dat het Delenkanaal het gunstigst scoort,
daarna Meppel–Ramspol/keersluis Zwartsluis en als laatste de Zaan. Deze
rangorde gebruik ik dan ook bij de prioritering van de projecten in het MIT.
• Behalve de kosten en baten hebben ook de verwachte vervoersontwikkelingen
op aansluitende vaarwegen als Ketelmeer, IJssel, Maas en de verwachte
groei van containerterminals als Oss en Meppel een belangrijke rol gespeeld
bij mijn besluit.
Ik zal zoals hierboven aangegeven in overleg met de betreffende gemeente
en provincie de volgende stappen in de MIT-procedures oppakken. Voor de verdere
voortgang van deze projecten verwijs ik u naar het MIT.
Ik verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos