nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2002
Het CBS heeft afgelopen vrijdag, 8 februari, het inflatiecijfer van januari
gepubliceerd. In deze brief geef ik, mede namens de minister van Economische
Zaken en conform mijn toezegging aan de Tweede Kamer van 29 januari jongstleden,
een uiteenzetting over dit inflatiecijfer. Daarbij ga ik in op de vraag of
de prijsstijging in januari mede in verband zou kunnen worden gebracht met
de introductie van de euro.
De inflatie, afgemeten aan de verandering van de consumentenprijsindex
(CPI), bedroeg in januari 4% op jaarbasis. In december 2001 was de inflatie
4,4%. De afzwakking van de inflatie met 0,4%-punt is volgens het CBS het gevolg
van enkele sterke, tegengestelde effecten op het prijsverloop.
In januari 2001 zijn in het kader van de Belastingherziening 2001 de indirecte
belastingen, te weten het algemene BTW-tarief en de ecotaks op gas en elektriciteit,
verhoogd. Deze verhoging droeg in 2001 0,9%-punt bij aan de inflatie. Door
het wegvallen van dit effect zwakt de inflatie in januari 2002 met 0,9%-punt
af. Het CBS plaatst hierbij wel een kanttekening. Het is mogelijk dat ondernemers
de BTW-verhoging vorig jaar met enige vertraging in de prijzen hebben verwerkt.
Dit zou betekenen dat het volledige effect van de verhoging van de indirecte
belastingen niet direct per 1 januari 2002 uit het inflatiecijfer valt, maar
dat dit voor een deel pas later dit jaar gebeurt.
De inflatie ondervond in januari tevens een neerwaartse invloed van de
verlaging van de Motorrijtuigenbelasting (MRB) in het kader van het Belastingplan
2002. Dit drukt het inflatiecijfer in januari met 0,1%-punt in vergelijking
met december 2001.
Tegenover de genoemde drukkende effecten op de inflatie staan prijsontwikkelingen
voor een aantal artikelgroepen met een opwaartse invloed op de inflatie. Het
gaat hierbij om verse groenten, brandstoffen en smeermiddelen en tuinartikelen,
planten en bloemen. Ook prijsstijgingen die zijn waargenomen in de horeca
hebben een opwaartse invloed op de inflatie. Kleding en schoeisel
werden weliswaar goedkoper, maar de prijsdaling was kleiner dan vorig jaar
in januari waardoor de bijdrage aan de inflatie op jaarbasis groter is geworden.
De onderstaande tabel zet de verschillende oorzaken van de mutatie in
de inflatie nog eens op een rij.
De inflatie in december 2001 en januari 2002
| | In procenten | In procentpunten |
|---|
| Het inflatiecijfer van december 2001 | 4,4 | |
| | | |
| Factoren die het inflatiecijfer drukken: | | – 1,0 |
| • Wegvallen bijdrage van de verhoging van de indirecte belastingen | | – 0,9 |
| • Verlaging van de MRB | | – 0,1 |
| | | |
| Prijsontwikkelingen die het inflatiecijfer omhoog duwen: | | 0,6 |
| • Verse groenten | | 0,2 |
| • Kleding en schoeisel | | 0,1 |
| • Brandstoffen en smeermiddelen | | 0,1 |
| • Tuinartikelen, planten en bloemen | | 0,1 |
| • Hotels, cafe's en restaurants | | 0,1 |
| | | |
| Het inflatiecijfer van januari 2002 | 4,0 | |
Het gerealiseerde inflatiecijfer voor januari is hoger dan werd verwacht.
Zo past bij het door het CPB geraamde jaarcijfer voor de inflatie in 2002
van 2¼% een sterkere afzwakking van de inflatie in januari dan is opgetreden.
Aan de tegenvallende prijsstijging liggen voor een deel incidentele oorzaken
ten grondslag (waaronder de hoge prijzen voor verse groenten). Het is op dit
moment nog onzeker in hoeverre de tegenvallende inflatie een structureel karakter
heeft.
De vraag rijst of de invoering van de euro heeft bijgedragen aan de tegenvallende
inflatie. Het is lastig om het effect van de invoering van de euro op de inflatie
te meten. Dit wordt bevestigd door het CBS. De verandering van de prijs van
een goed of dienst kan uiteenlopende oorzaken hebben: de verandering in de
productiekosten (met name kosten van arbeid en grondstoffen), de verandering
van indirecte belastingen, en de mutatie van de winstmarge. Het is moeilijk
de mogelijke invloed van de introductie van de euro – via doorberekende
invoeringskosten of door afronding naar psychologische prijzen – te
isoleren van andere zaken die effect hebben op het prijsverloop. Van de factoren
die het inflatiecijfer in januari omhoog hebben geduwd kan worden gesteld
dat de hogere prijzen van verse groenten, planten, bloemen, en brandstoffen
hoogstwaarschijnlijk geen verband houden met de introductie van de euro. Dit
valt echter niet uit te sluiten voor de de prijsstijging in de horeca en de
prijsontwikkeling van kleding en schoeisel. De CBS-cijfers wijzen er evenwel
op dat de bijdrage van dit effect aan het inflatiecijfer voor januari slechts
beperkt kan zijn.
Aan het voorgaande dient te worden toegevoegd dat de invoering van de
euro ertoe leidt dat prijsverschillen tussen de lidstaten van de Europese
Unie beter zichtbaar worden. Van deze grotere prijstransparantie zal op termijn
juist een drukkend effect op de inflatie uitgaan. Voor zover een (klein) deel
van de huidige inflatie samenhangt met de invoeringskosten van
de euro, moet bovendien worden bedacht dat deze invoeringskosten een tijdelijk
karakter hebben. Dit betekent dat deze kosten het niveau van de prijzen slechts
tijdelijk beïnvloeden, zodat ook om deze reden op termijn een lagere
inflatie valt te verwachten.
De Minister van Financiën,
G. Zalm