27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 637 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2018

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de artikel 100-brieven van 24 september 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 506), 19 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 539), 29 januari (Kamerstuk 27 925, nr. 570) en 9 september 2016 (Kamerstuk 27 925, nr. 597) en 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611), informeren wij u hierbij over het besluit van het kabinet de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS in Irak te verlengen tot en met 31 december 2019. Tevens gaat deze brief in op de Nederlandse bijdrage aan de nieuwe NAVO-capaciteitsopbouwmissie in Irak en op de ondersteuning van hervormingen van de veiligheidssector in de Koerdistan Autonome Regio (KAR). Op deze bijdragen met individuele militairen en civiel experts die als trainers en adviseurs worden ingezet is het Toetsingskader niet van toepassing. Deze bijdragen maken echter wel deel uit van de geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak gericht op het versterken van de veiligheid en stabiliteit van Irak1. De beschrijving van de brede veiligheidsinzet in Irak in deze brief heeft deels ook betrekking op 2018, onder meer omdat de NAVO capaciteitsopbouwmissie reeds dit najaar van start gaat. Tot slot herbevestigen wij middels deze brief de beëindiging op 31 december 2018 van de Nederlandse F-16 inzet in de strijd tegen ISIS boven Oost-Syrië en Irak en informeren wij u over het mandaat voor optreden boven Syrië voor het vervolg van 2018.

Essentie

In het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde en met als doel de situatie in Irak en Syrië te de-escaleren en de burgerbevolking te beschermen levert Nederland sinds 2014 een bijdrage aan de strijd tegen ISIS. Vier jaar later lijkt het einde van de militaire strijd tegen ISIS in zicht. Na de bevrijding van het Iraakse grondgebied in december vorig jaar werd op 18 juli jl. een van de laatste ISIS-deelgebieden in Syrië heroverd. Na de val van dit Dashisha-deelgebied heeft ISIS momenteel nog controle over een resterend deelgebied in Syrië, gelegen in de Eufraatvallei in het grensgebied met Irak. De operatie om dit laatste deelgebied te heroveren is in september gestart en zal naar verwachting nog in 2018 worden voltooid. In Irak heeft ISIS zich reeds getransformeerd naar een ondergrondse groepering die vooral door het plegen van aanslagen een blijvende bedreiging vormt voor de stabiliteit en veiligheid in het land.

Met deze ontwikkelingen verandert ook de behoefte in Irak aan steun van de internationale gemeenschap van offensief optreden tegen ISIS naar steun bij de versterking en hervorming van de veiligheidssector. Dit draagt bij aan een duurzame overwinning op ISIS, stelt binnenlandse ontheemden in staat veilig terug te keren en helpt Iraakse burgers hun leven weer op te pakken. Gelet op de ontwikkelingen en de veranderde behoefte op de grond heeft het kabinet besloten de Nederlandse inzet in Irak in 2019 aangepast voort te zetten. De focus van de inzet verschuift van ondersteuning bij gevechtstraining naar capaciteitsopbouw van de veiligheidssector van Irak, inclusief de KAR, zodat Irak in de toekomst zijn eigen veiligheid kan waarborgen. Concreet zal de Nederlandse personele inzet in missies in Irak in 2019 uit de volgende elementen bestaan:

  • Anti-ISIS coalitie: Om successen te bestendigen zet Nederland de trainingsinzet in de Koerdistan Autonome Regio (Noord-Irak) en Bagdad in de anti-ISIS coalitie voort. De nadruk in Noord-Irak komt te liggen op instructeurscursussen en leiderschapstrainingen ten behoeve van training van hold forces. De Nederlandse bijdrage in Noord-Irak bestaat uit maximaal 50 militairen. Daarnaast worden de trainingen aan Iraakse special forces in Bagdad in het kader van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd. Dit betreft een bijdrage van drie tot twaalf Nederlandse militairen, die wisselt in samenstelling al naar gelang de Iraakse behoefte en de beschikbare expertise. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd. Zoals aangekondigd in de artikel 100-brief van 11 september 2017 worden in 2018 voor de duur van een jaar vier Nederlandse F-16’s ingezet in de strijd tegen ISIS. Deze bijdrage wordt zoals gepland beëindigd op 31 december 2018. Het kabinet houdt de situatie op de grond en de ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het mandaat voor het optreden van de F-16’s voortdurend nauwlettend in de gaten.

  • NAVO-capaciteitsopbouwmissie: Zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) zal Nederland een proportionele bijdrage leveren tot ongeveer 20 militairen en civiel experts, onder wie het komende jaar de «Senior Civilian» (hoogste civiel vertegenwoordiger) van de missie en een civiel adviseur van de force commander. De NAVO-missie gaat dit najaar van start, op verzoek van Irak en in nauw overleg met de anti-ISIS coalitie, en zal zich richten op versterking van de Iraakse veiligheidssector middels training en advies aan onder andere het Iraakse Ministerie van Defensie en militaire opleidingsinstituten.

  • Hervorming Koerdische veiligheidssector: Nederland zal ondersteuning bieden bij de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR. Hiertoe zullen Nederlandse militaire en civiele experts het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP), belast met de veiligheid in de KAR, ondersteunen bij de hervorming en professionalisering van de Peshmerga. Het kabinet is voornemens een militair adviseur in te zetten op het thema doctrine, training en opleiding en een civiel expert die zich zal richten op het versterken van de relatie met het Iraakse Ministerie van Defensie. Voorts beoogt Nederland in dit kader een stafofficier te plaatsen bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie. Voorts onderzoekt het kabinet de mogelijkheid van een training van een delegatie van het MOP door een kennisinstituut in Nederland op relevante thema’s, zoals mensenrechten en rechtsstaat.

  • EU Advisory Mission (EUAM): Nederland levert momenteel een bijdrage met een civiel expert aan de civiele EU-missie, die de Iraakse overheid ondersteunt bij de implementatie van het nationale hervormingsplan voor de veiligheidssector van Irak, inclusief de KAR. Nederland zal aan deze missie blijven bijdragen met maximaal drie personen.

De Nederlandse personele bijdragen van militairen en civiel experts maken deel uit van de geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak, inclusief de KAR, waarbij parallel wordt ingezet op het ontwikkelings- en politieke spoor. Het voorkomen en duurzaam oplossen van conflicten vraagt immers naast militaire inzet ook een inclusieve politieke oplossing en een duurzame aanpak van grondoorzaken. Zoals aangegeven in het regeerakkoord en de BHOS-nota is Irak een focusland.

Prioriteit gaat uit naar de gebieden waar de noden het hoogst zijn – centraal-Irak en de KAR – en de meest kwetsbare groepen, waaronder minderheden als christenen, yezidi’s en LHBTI’s.2 De komende jaren richt de Nederlandse OS-inzet zich daarbij op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. Deze inspanningen zijn gericht op duurzame economische ontwikkeling in de landbouw- en watersector, ondernemerschap en een inclusief politiek-bestuurlijk bestel. Daarnaast wordt ook de steun voor ontmijning en mensenrechten voortgezet. De Nederlandse inzet is voorts gericht op bescherming, psychosociale zorg en onderwijs en vakopleidingen voor Iraakse ontheemden en Syrische vluchtelingen. Terugkerende ontheemden krijgen steun om hun leven weer op te bouwen in de plaats waar zij vandaan kwamen (bijvoorbeeld om daar een eigen bedrijfje op te richten). Tot slot steunt Nederland diverse activiteiten van de Internationale Organisatie voor Migratie om de migratiesamenwerking van Nederland en de EU met Irak te versterken, zoals capaciteitsopbouw op migratieterrein en kennisoverdracht door de Iraakse diaspora in Nederland.

Gronden voor deelname

De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611) zijn onverminderd van toepassing. Nederland steunt de legitieme regering van Irak in de verdediging tegen ISIS, dat misdaden begaat tegen bevolkingsgroepen in Irak en Syrië. ISIS vormt in Irak en Syrië nog steeds een bedreiging voor de regio en is daarmee een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De Nederlandse inzet is er op gericht om, in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde, een bijdrage te leveren aan het beschermen van de burgerbevolking en het de-escaleren van de situatie in de regio.

Nu de dreiging die van ISIS uitgaat een ander karakter heeft gekregen en om de behaalde successen in de strijd tegen ISIS te bestendigen richt de geïntegreerde Nederlandse inzet zich op het versterken van de veiligheid en stabiliteit van Irak. Een Nederlandse bijdrage aan de nieuwe NAVO-missie en ondersteuning bij de hervormingen van de veiligheidssector in de KAR passen hierbij.

Politieke ontwikkelingen

Politieke ontwikkelingen Irak

Op 12 mei jl. vonden de Iraakse parlementsverkiezingen plaats. De verkiezingen verliepen over het algemeen rustig maar hadden, met een opkomst van 45 procent, de laagste opkomst sinds 2003. Uit de initiële uitslag bleek dat de coalitie van sjiitische geestelijke Muqtada al Sadr met 54 van de 329 parlementszetels de grootste partij is geworden. De partij van huidig premier Abadi werd derde met 42 zetels. Vrijwel direct na bekendmaking van de voorlopige uitslag kwamen klachten binnen over het verloop van de verkiezingen. Naar aanleiding van de klachten heeft het parlement de kieswet aangepast, rechters aangewezen als vervangers van de leden van de Kiescommissie en een hertelling van de stemmen afgedwongen. Op 6 augustus is deze hertelling afgerond, die weinig veranderingen in de oorspronkelijke verkiezingsuitslag teweeg heeft gebracht. Ondertussen zijn verschillende partijen met elkaar in gesprek over de vorming van een nieuwe regering. De uitkomst van dat proces is echter nog onzeker. Het land en de nieuwe regering staan hoe dan ook voor grote uitdagingen, zoals wederopbouw na de strijd tegen ISIS, het verminderen van maatschappelijke spanningen en noodzakelijke bestuurlijke en sociaaleconomische hervormingen. Om die uitdagingen het hoofd te bieden zal de nieuwe regering ook de komende tijd nog de steun van de internationale gemeenschap nodig hebben.

Hoewel de relatie tussen de autoriteiten in Bagdad en Erbil nog steeds koel is zijn het afgelopen jaar positieve stappen gezet en vindt er weer overleg plaats. Eind juli jl. spraken de Iraakse premier Abadi en premier Barzani van de KAR voor de eerste keer sinds de Iraakse parlementsverkiezingen direct met elkaar. De onderlinge relaties, veiligheidssamenwerking in de betwiste gebieden en de heropening van enkele wegen tussen de KAR en de rest van Irak werden besproken. Vorderingen op de belangrijkste geschilpunten zoals de verdeling van het Iraakse nationale budget, de uitvoer van olie en de status van de betwiste gebieden blijven vooralsnog uit. Nederland blijft in bilateraal en multilateraal verband oproepen tot een constructieve dialoog en verbetering van de relatie. Zo benadrukte Minister-President Rutte het belang hiervan tijdens zijn gesprek met premier Barzani op 10 juli en herhaalde Minister Blok deze oproep toen hij op 11 juli met premier Abadi sprak. Na meerdere keren te zijn uitgesteld staan op 30 september 2018 regionale verkiezingen in de KAR gepland.

Regio

De regionale dynamiek waarin Irak zich bevindt blijft complex. De Turkse militaire presentie in Bashiqa (nabij Mosul) en geregelde lucht- en artillerieaanvallen door Turkije op PKK-doelen in Noord-Irak blijven spanningen opleveren. Beide landen kunnen zich door intensieve economische relaties evenwel geen grote schermutselingen veroorloven en de status quo met periodiek krachtig politiek taalgebruik zal de komende periode waarschijnlijk blijven bestaan. Ook Iran heeft geen belang bij oplaaiende spanning en/of geweld tussen Irak en Turkije. Het belangrijkste Iraanse belang is een relatief stabiele buur met een regering die Iran gunstig is gezind. Of de recente verkiezingsuitslag een voor Teheran gunstige regering zal opleveren is nog onduidelijk.

In Syrië waar belangrijke voortuitgang is geboekt in de strijd tegen ISIS, zijn de vooruitzichten op een duurzame oplossing voor de Syrische burgeroorlog geenszins gunstig. Het Syrische regime heeft in korte tijd grote delen van het land weer in handen gekregen en daarmee zijn machtspositie verder verstevigd. De inname van Zuid-Syrië en Oost-Ghouta door het Syrische leger is een significante tegenslag geweest voor de oppositie. De noordwestelijke provincie Idlib is nu het laatste grote oppositiebolwerk. Als president Assad met geweld deze de-escalatiezone probeert in te nemen, zal dat waarschijnlijk dramatische humanitaire consequenties hebben voor de burgerbevolking en de ruim een miljoen ontheemden die in het gebied leven. De Syrian Democratic Forces (SDF) hebben nog altijd een groot gebied in Noord-Syrië in handen en zijn ook in het offensief voor de herovering van het laatste ISIS deelgebied rondom Hajin in de Eufraatvallei een essentiële partner. De politieke tak van de SDF voert overleg met het Syrische regime, onder meer over decentralisatie en grondwetzaken.

In de VN-Veiligheidsraad heeft het Koninkrijk der Nederlanden in verschillende bijeenkomsten getracht bij te dragen aan de-escalatie van het conflict in Syrië, evenals aan het verbeteren van humanitaire toegang en accountability in lijn met de motie Ploumen/Van Ojik (Kamerstuk 32 623, nr. 196). Gedurende het offensief van het Assad-regime tegen de oppositie in Zuid-Syrië in juni jl. is de VN-Veiligheidsraad mede op initiatief van het Koninkrijk in een spoedsessie bijeengekomen om de humanitaire situatie te bespreken. Ook heeft het Koninkrijk in VN-verband zorgen geuit over wetsvoorstellen in Syrië die de eigendommen van miljoenen Syrische ontheemden en vluchtelingen in gevaar brengen. De VN is hierover in discussie met het Assad-regime. De VN-Veiligheidsraad stemde op 24 mei unaniem in met een door het Koninkrijk opgestelde resolutie die uithongering als oorlogswapen moet uitbannen en het humanitair oorlogsrecht versterkt, wat met het gebrek aan humanitaire toegang in Syrië uiterst relevant is.

Mandaat

Mandaat voor optreden in Irak

De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is ongewijzigd het verzoek tot militaire steun van Irak. Hoewel premier Abadi de overwinning op ISIS heeft uitgeroepen is het verzoek tot militaire steun niet ingetrokken of gewijzigd. ISIS voert nog steeds aanslagen uit in Irak. De rechtsgrond is daarmee onveranderd. Het mandaat voor de NAVO-missie, waaraan Nederland zoals gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) een bijdrage gaat leveren, wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse regering aan de NAVO om steun.

Mandaat voor optreden boven Syrië in 2018

De Nederlandse F-16 inzet in de strijd tegen ISIS boven Oost-Syrië en Irak wordt zoals gepland beëindigd op 31 december 2018. Dat betekent dat er in 2019 geen Nederlandse militaire inzet meer zal plaatsvinden boven Syrië.

Voor de F-16 inzet in Oost-Syrië wordt de rechtsgrond gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging op basis van artikel 51 van het VN Handvest, ten behoeve van de verdediging van Irak tegen gewapende ISIS-aanvallen vanuit Syrië. Om vast te stellen of een beroep kan worden gedaan op deze rechtsgrond gelden juridische beoordelingscriteria. Van deze beoordelingscriteria zijn feitelijke elementen afgeleid die van belang zijn voor het Nederlandse mandaat voor optreden in Oost-Syrië. Hieronder worden de vier elementen toegelicht die

van belang zijn voor het mandaat:

  • 1) «Doorlopende aanvallen van ISIS vanuit Syrië naar Irak.» Vanuit het resterende ISIS deelgebied in Syrië (Hajin) worden nog regelmatig gewapende aanvallen in Irak uitgevoerd. De inzet van de Nederlandse F-16’s staat nog in verhouding tot de schaal en omvang van de gewapende ISIS-aanvallen op Irak vanuit Syrië.

  • 2) «Centrale aansturing van de gewapende aanval.» Er is nog steeds sprake van een vorm van centrale aansturing.

  • 3) «Aanvoerlijnen van personeel en materieel vanuit Syrië naar Irak.» Er is, hoewel in mindere mate, nog sprake van aanvoerlijnen van personeel en materieel. Het Dashisha-deelgebied vormde voor ISIS een belangrijke logistieke locatie die een ondersteunende rol speelde bij de uitvoering van gewapende aanvallen in Irak. Met de val van Dashisha is de capaciteit van ISIS om gewapende aanvallen in Irak vanuit Syrië te ondersteunen afgenomen maar nog steeds aanwezig. De strijd tegen ISIS richt zich de komende periode op het resterende deelgebied (Hajin) in de Eufraatvallei.

  • 4) «Het Syrische regime is niet bereid of in staat om de aanvallen vanuit Syrië op Irak te stoppen.» Het Syrische regime is nog niet in staat gebleken de aanvallen van ISIS op Irak vanuit Syrië te stoppen.

Zolang het resterende Hajin-deelgebied in de Eufraatvallei nog niet is heroverd en aan voorgenoemde beoordelingscriteria is voldaan concludeert het kabinet dat er nog steeds een rechtsgrond is voor Nederlandse militaire inzet in Oost-Syrië. De situatie op de grond blijft echter fluïde en veranderlijk, en ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor het mandaat. Het kabinet blijft de situatie ook richting 31 december 2018 daarom voortdurend nauwgezet volgen. Uw Kamer zal worden geïnformeerd wanneer daar aanleiding voor is.

Deelnemende landen

De internationale coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat uit 79 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire) bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken er ongeveer 30 deel uit van de militaire coalitie.

Invloed

Zoals beschreven in de eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De meest betrokken landen van de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van coalitie-inzet te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair (Commandant der Strijdkrachten) of hoogambtelijk niveau. Nederlandse liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie.

Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van de NAVO-missie in Irak. Met de functie van «Senior Civilian» heeft Nederland relatief veel invloed en een goede informatiepositie.

Militaire aspecten

Haalbaarheid

Zoals beschreven in de artikel 100-brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925 nr. 615) bevindt de strijd tegen ISIS zich sinds augustus 2017 in fase 3 van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle nu fase 3 defeat). Daarin staat het militair verslaan van ISIS in de resterende delen van Syrië en het stabiliseren van heroverde gebieden centraal. Na de voltooiing van deze fase volgt de laatste fase van het militaire campagneplan, gericht op normalisering van de situatie.

Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie

Trainingsmissie

In Noord-Irak verzorgen Nederlandse trainers, in samenwerking met partnerlanden van de anti-ISIS coalitie, trainingen aan de Koerdische strijdkrachten. Het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP) voorziet in het cursistenaanbod en de trainingen worden gecoördineerd door het Kurdistan Training Coordination Centre (KTCC). De Peshmerga vervullen als zogenoemde hold forces een belangrijke rol in het stabiliseren van op ISIS heroverd gebied. Zoals aan uw Kamer gemeld in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. is als gevolg van de wijzigende behoefte en veranderingen op de grond een tweede trainingsteam teruggetrokken. De Nederlandse trainersinzet wordt in 2019 voortgezet, maar verder aangepast om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoefte van de coalitie. Ook is inmiddels de eerdere beschikbaarstelling van zogenoemde expeditionaire trainingsteams beëindigd. De Nederlandse trainingen zullen zich toenemend richten op instructeurscursussen (train-the-trainer), leiderschap en bataljonsstaven. In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Met het opleiden van instructeurs in plaats van gevechtseenheden wordt het effect van de bijdrage duurzamer. Dit vraagt deels ook om ander personeel. De Nederlandse trainersbijdrage zal bestaan uit maximaal 50 militairen en opereert vanuit Erbil.

In Bagdad verzorgt een detachement Special Operations Forces (SOF) trainingen aan Iraakse militairen. Deze bijdrage wordt in 2019 voortgezet. Nederlandse instructeurs geven, afhankelijk van de behoefte, training aan Iraakse Special Forces. Een klein element ter plaatse coördineert de Nederlandse bijdrage. Het detachement bestaat uit drie tot twaalf personen en wisselt in samenstelling, waarbij de Iraakse behoefte en de beschikbare expertise leidend zijn.

Chirurgisch team

Sinds januari 2018 is een Nederlands chirurgisch team van ongeveer tien mensen ontplooid op de Al-Asad Air Base in West-Irak. Samen met chirurgische teams uit onder andere Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk wordt dit team ingezet in een ziekenhuis geleid door de Verenigde Staten. Met deze schaarse capaciteit levert Nederland een waardevolle bijdrage. De bijdrage was voorzien voor een jaar en wordt, zoals afgesproken met de coalitie, medio januari 2019 beëindigd.

F-16’s

Sinds januari opereren vier F-16’s en het ondersteunend detachement van ongeveer 150 personen vanuit gastland Jordanië. De Nederlandse F-16’s worden bijna dagelijks ingezet boven Irak en Oost-Syrië, voornamelijk ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht met ISIS (close air support), ter bestrijding van eerder bepaalde doelen (air interdiction) en als gewapende surveillance (armed overwatch).

Zoals voorzien is F-16-wapeninzet voor ondersteuning van grondoperaties de laatste maanden afgenomen. Vanwege de voortgang van de strijd op de grond zijn er in Oost-Syrië minder doelen, en boven Irak is de Iraakse luchtmacht zelf toenemend actief. Jachtvliegtuigen van de coalitie hebben hoe dan ook een belangrijke afschrikwekkende functie.

De Nederlandse F-16-bijdrage was voor de duur van een jaar en wordt volgens plan beëindigd op 31 december 2018. Daarna volgt redeployment uit het gebied.

TSC en PED-capaciteit

De noodzaak om gevalideerde inlichtingeninformatie tijdig beschikbaar te hebben blijft bestaan. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de coalitie. Met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorziet Nederland in de behoefte in het doelontwikkelingsproces. Bovendien vergroot de inzet kennisopbouw van de luchtmacht in strategisch belangrijke nichecapaciteiten. Voor beide bijdragen geldt dat Nederland een van de weinige landen is die deze specifieke capaciteit kan leveren om de operatie te ondersteunen. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel, de PED-capaciteit wordt verzorgd door ongeveer 45 militairen in ploegendienst vanaf vliegbasis Leeuwarden en Ramstein (Duitsland). Met het oog op de toegevoegde waarde voor zowel de coalitie als voor Defensie worden deze bijdragen ook in 2019 voortgezet. Indien er geen sprake meer is van een mandaat voor militair optreden in Syrië zal de TSC en PED-capaciteit niet meer worden ingezet ter ondersteuning van luchtaanvallen in Syrië.

Bevelstructuur

Voor de operatie maakt de coalitie gebruik van Amerikaanse commandovoeringsstructuren. Derhalve is het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM verantwoordelijk voor coördinatie van de militaire bijdragen van de verschillende coalitiepartners. Het eerdergenoemde Combined Air Operations Centre (CAOC) in Qatar stuurt de luchtcampagne aan. De aansturing van de landcomponent van de militaire campagne is de afgelopen maanden gewijzigd, om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de situatie op de grond. De algehele leiding is in handen van het Combined Joint Task Force (CJTF-)hoofdkwartier in Bagdad, met een ondersteunend hoofdkwartier in Koeweit. Vanaf medio juni 2018 valt ook het trainingscentrum in Erbil, waar de Nederlandse bijdrage zich centreert, direct onder CJTF.

In de operationele hoofdkwartieren zijn stafmedewerkers en liaisonofficieren van coalitiepartners geplaatst. Nederland is daar vertegenwoordigd en heeft zo invloed op de besluitvorming en inzet van de (eigen) middelen.

Medisch

Op alle (trainings)locaties wordt voorzien in afdoende medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten in de planning van alle operaties.

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De verlenging van de inzet leidt niet tot een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.

Risico’s

Over de risico’s bij de inzet van de F-16’s is uw Kamer geïnformeerd via de artikel 100-brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611). Deze risico’s blijven onveranderd aanwezig.

De risico’s voor de Nederlandse militairen in Irak komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, IED’s, zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. In de KAR hebben de Koerdische veiligheidstroepen een grote mate van controle over de veiligheidssituatie. De Nederlandse militairen maken voor hun beveiliging gebruik van de Force Protection eenheden van de coalitie en van de NAVO-missie zodra die operationeel is.

Door de terreur- en gruweldaden van ISIS tegen zowel de burgerbevolking als de Iraakse strijdkrachten hebben zich gevoelens van wraak en vergelding ontwikkeld in de Iraakse samenleving. Daar moeten Nederlandse militairen rekening mee houden bij het trainen van Iraakse eenheden.

Door onderhuidse spanningen tussen Iraakse actoren is het mogelijk dat buitenlandse eenheden in Irak ongewild betrokken raken bij conflicten die daaruit voortkomen. Bovendien staan verschillende milities wantrouwend tegenover een grootschalige westerse militaire presentie in Irak. Hoewel westerse militairen worden gedoogd, kan dit veranderen wanneer het beeld ontstaat dat hun presentie te lang aanhoudt of groter is dan noodzakelijk. Het kabinet houdt de situatie voortdurend nauwlettend in de gaten.

Duur van de deelname

Nederland stelt vanaf 1 januari tot en met 31 december 2019 in totaal ongeveer 70 militairen beschikbaar voor training van Iraakse strijdkrachten, inclusief de Koerdische Peshmerga. Dit omvat de trainers in Noord-Irak en in Bagdad, en de stafofficieren op de verschillende hoofdkwartieren. In diezelfde periode worden ongeveer 55 militairen voornamelijk vanuit Nederland ingezet ter ondersteuning van het targetingproces van de coalitie.

Nederlandse bijdrage aan de NAVO-capaciteitsopbouwmissie in Irak

Separaat van, maar voortbouwend op en complementair aan, het werk van de anti-ISIS coalitie, de inspanningen van de Iraakse overheid en internationale actoren zoals de VN en de EU, adviseert en traint de nieuwe NAVO-missie in Irak de strijdkrachten die veiligheid en stabiliteit in het land op langere termijn moeten waarborgen. Dit gebeurt door advisering aan het Ministerie van Defensie en de National Security Advisor en door training en advisering aan instructeurs op militaire opleidingsinstituten. Deze missie zal een totale omvang hebben van ongeveer 600 personen en kan als de behoefte daartoe is worden aangepast. Naast militairen zijn civiele posities voorzien voor advisering over hervorming van de veiligheidssector. De ervaring en capaciteiten van de NAVO zijn daarbij een belangrijke toegevoegde waarde. NAVO levert daarmee een bijdrage aan een stabiele en veilige toekomst in post-ISIS-Irak.

Nederland zal vanaf oktober twee militaire adviseurs en vier civiel experts, waaronder de Senior Civilian (hoogste civiel vertegenwoordiger) en een civiel adviseur van de force commander, aan de missie bijdragen. De Nederlandse bijdrage kan afhankelijk van de behoefte en omstandigheden worden op- of afgeschaald, tot ongeveer 20 militairen en civiele adviseurs. De missie zal opereren op beveiligde (coalitie)trainingslocaties vanuit Bagdad met twee dependances in Basmaya en Taji (centraal-Irak). De NAVO-missie in Irak heeft een eigen hoofdkwartier in Bagdad. Hoewel de bevelstructuren van de coalitie en de NAVO gescheiden zijn, worden de operaties nauw op elkaar afgestemd. De anti-ISIS coalitie neemt de medische verzorging van de NAVO-missie grotendeels op zich.

De NAVO-missie concentreert zich op centraal-Irak. Het is voor het kabinet belangrijk een goede balans te houden. Dat blijft zo. Nederland heeft dit benadrukt in de bijeenkomsten van de Ministers van Defensie van de NAVO op 7 en 8 juni jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 293) en van de Ministers van Buitenlandse Zaken op 11 en 12 juli jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 302) en zal dit in NAVO-verband blijven doen. Daarnaast zal Nederland, los van de NAVO-missie, ook ondersteuning bieden bij de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR.

Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR

In de KAR is de behoefte aan steun ook gewijzigd als gevolg van de veranderende veiligheidssituatie. Nederland zal daarom in 2019, in aansluiting bij Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP) van de KAR ondersteunen bij de implementatie van hun hervormingsplan. Het hervormingsplan heeft als doel het MoP te hervormen naar een moderne en goed georganiseerde veiligheidsorganisatie die in staat is de regionale stabiliteit en veiligheid te garanderen.

De Nederlandse inspanningen voor de advisering aan het MoP richten zich op het opzetten van een gedegen trainings- en opleidingstraject voor Peshmerga en het ontwikkelen van een onderliggende doctrine. Het kabinet zal daartoe een aantal militaire en civiele adviseurs plaatsen. Het kabinet is voornemens een militair adviseur in te zetten op het thema doctrine, training en opleiding. Daarnaast beoogt het kabinet een civiel expert uit te zenden die zich, in nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk zal richten op het versterken van de relatie met het Iraakse Ministerie van Defensie. Dit draagt bij aan het de-escaleren van de spanningen tussen de Iraakse en Koerdische strijdkrachten. Aspecten zoals respect voor mensenrechten, integriteit en het tegengaan van corruptie en nepotisme spelen bij de advisering een belangrijke rol. Het kabinet onderzoekt tevens de mogelijkheid van een training van een delegatie van het MOP in Nederland op relevante thema’s, zoals mensenrechten en rechtsstaat. Daarnaast streeft Nederland ernaar in dit kader een stafofficier te plaatsen bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie ter bevordering van de Nederlandse informatiepositie en invloed. Het MLT-E speelt een belangrijke rol bij de coördinatie van de inspanningen van de coalitie. Deze focus op ondersteuning aan de hervorming van de Koerdische veiligheidssector sluit aan bij de Nederlandse trainingsinzet in Noord-Irak in de anti-ISIS coalitie.

Zoals ook gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) onderzoekt het kabinet of Nederland een bijdrage kan leveren aan een door de EU gefinancierd politieprogramma. De mogelijkheden voor een eventuele bijdrage worden nog in kaart gebracht. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd zodra hier aanleiding toe is.

Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid

Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de «Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali» (Kamerstuk 29 521, nr. 360) zijn de gevolgen van de inzet voor de gereedheid nadrukkelijk in de besluitvorming meegewogen. Het spreekt voor zich dat de krijgsmacht alleen wordt ingezet als dit ook verantwoord is. Inzet van militairen, materieel en voorraden heeft echter impact op het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht en staat in directe relatie met het plan voor het herstel van de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht. De jaarlijkse inzetbaarheidsrapportage die uw Kamer op Prinsjesdag zal toegaan, gaat uitvoerig in op de gevolgen van inzet voor de gereedheid.

Door aanpassing van de Nederlandse trainersinzet in Irak zal de samenstelling van het trainingsteam wijzigen en meer beslag leggen op kaderleden dan voorheen. Kaderleden vervullen in Nederland een essentiële rol in het opleiden van personeel en het trainen van eenheden als onderdeel van de gereedstelling. Door deze aanpassing zal de belasting op de gereedstelling verminderen, maar de druk op de gereedheid blijft dus aanwezig. Zo blijft ook ondersteuning nodig met schaarse logistieke, medische en verbindingscapaciteiten.

Samenhang

Met het eind van grootschalige gevechtsoperaties tegen ISIS in zicht, verandert de Iraakse behoefte aan steun van de internationale gemeenschap. Voor een inclusief en stabiel Irak zijn politieke en economische hervormingen noodzakelijk. Een belangrijke voorwaarde voor deze hervormingen is een betrouwbare, legitieme en stabiel functionerende veiligheidssector waarbij de veiligheid van de bevolking voorop staat. Stabiliteit en vertrouwen in de (lokale) overheid is tevens een belangrijke voorwaarde voor ontheemden om terug te keren. Met de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-capaciteitsopbouwmissie, en de hervormingen van de veiligheidssector in de KAR draagt Nederland bij aan het verbeteren van de veiligheid en stabiliteit in heel Irak, inclusief de KAR. Hierbij gaat het overigens nadrukkelijk niet om de inzet van stabilisatiemachten of het creëren van zogenoemde safe havens voor ontheemden. De inzet is gericht op het creëren van belangrijke randvoorwaarden voor een veilige terugkeer en toekomst van ontheemden, en op de meest kwetsbare groepen inclusief minderheden zoals christenen en yezidi’s.

Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en de hervormingen in de KAR zich richten op de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust de EU-missie (EU Advisory Mission, EUAM) zich op de civiele aspecten. De missie adviseert bij de implementatie van het nationale veiligheidsplan en de capaciteitsopbouw en professionalisering van het Ministry of Interior (MoI). Mede op aandringen van Nederland bereidt de missie, die in november 2017 van start is gegaan, zich voor om ook in Noord-Irak activiteiten te ontplooien. Nederland draagt bij aan de missie met een civiel expert op het gebied van veiligheidsbeleid en is voornemens in 2019 de bijdrage indien mogelijk met enkele experts uit te breiden tot maximaal drie.

De Nederlandse verschillende bijdragen aan de versterking van de veiligheidssector passen in de bredere geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak, inclusief de KAR, die gericht is op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee de grondoorzaken voor irreguliere migratie. Hierdoor worden de voorwaarden gecreëerd die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling en het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid op de lange termijn, inclusief het bevorderen van rechtsorde conform internationale standaarden.

Internationale coalitie tegen ISIS – civiele sporen

Naast de militaire inzet blijft de anti-ISIS coalitie zich onverminderd inzetten voor het stoppen van de stroom van buitenlandse strijders, het aanpakken van de inkomstenbronnen van ISIS en het ontkrachten van de perverse ISIS-ideologie. Ook Nederland blijft in 2019 inzetten op de civiele sporen. Nederland doet dit bijvoorbeeld als co-voorzitter, samen met Turkije en Koeweit, van de Foreign Terrorist Fighters (FTF-)werkgroep. De focus van de FTF-werkgroep zal het komend jaar vooral liggen op de aanpak van potentieel terugkerende mannen, vrouwen en kinderen. Een van de grote uitdagingen daarbij is de vervolging en berechting van uitreizigers, waarbij in deze werkgroep bewijsvergaring een van de hoofdonderwerpen zal blijven. Daarnaast zijn ook detectie van terugkeerders en informatiedeling blijvende onderwerpen die besproken worden. Het is vanwege de voortgang in de strijd tegen ISIS toenemend van belang de civiele inzet van de coalitie te coördineren met de inspanningen van andere internationale fora en organisaties die actief zijn in de strijd tegen terrorisme, zoals de VN en het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Ook daar zet Nederland zich voor in.

United Nations Assistance Mission Iraq (UNAMI)

Voormalig Minister van defensie, Jeanine Hennis-Plasschaert, is benoemd als de Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Irak en tevens hoofd van de VN-missie in Irak (UNAMI). Als Speciaal Vertegenwoordiger zal Hennis-Plasschaert de leiding hebben over de activiteiten van de Verenigde Naties in Irak en zorgen voor politieke en operationele sturing van de missie.

Humanitaire hulp en stabiliteit

Nederlandse inzet in Irak

Humanitaire Hulp

Grootschalige militaire operaties in Irak zijn eind 2017 ten einde gekomen, maar de humanitaire crisis is nog niet voorbij. Volgens de coördinerende humanitaire VN-organisatie OCHA hebben nog 8,7 miljoen mensen behoefte aan humanitaire hulp. Daarvan bevindt naar schatting 4 miljoen mensen zich in de provincie Ninewa. Een jaar na de herovering van Mosul zijn bijna 870.000 mensen teruggekeerd naar huis. Veel van de civiele infrastructuur is echter zwaar beschadigd en dienstverlening in het gebied staat ernstig onder druk. De humanitaire noden in Irak blijven hoog, in het bijzonder voor ontheemden en vluchtelingen, maar ook voor de vele terugkeerders en mensen die hun huis niet hebben verlaten gedurende de crisis.

Nederland heeft in 2018 reeds 10,8 miljoen euro bijgedragen aan de humanitaire hulp in Irak. De Nederlandse humanitaire bijdrage voor Irak loopt via twee kanalen: via het Nederlandse ngo-consortium Dutch Relief Alliance (DRA) en via het door de VN beheerde Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF). Voor beide bijdragen geschiedt programmering op basis van het Humanitarian Response Plan.

Hoewel de behoefte aan (internationale) humanitaire financiering blijft bestaan is de verwachting dat activiteiten geleidelijk meer in de richting van wederopbouw en ontwikkeling zullen bewegen.

Irak focusland

In het regeerakkoord en de BHOS-nota is Irak benoemd als focusland. Deze status biedt de mogelijkheid om samenwerking tussen Irak en Nederland voort te zetten en te versterken. De komende jaren richt de Nederlandse inzet zich daarbij op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. Specifiek heeft de samenwerking vier prioriteiten: veiligheid, migratie, mensenrechten, en werk en inkomen. Het partnerschap met Irak zal worden vormgegeven samen met verschillende overheidsinstellingen, kennisinstellingen, private sector en de financiële sector. Ook zal samenwerking worden gezocht met de EU en het bedrijfsleven.

Stabilisatie en ontwikkeling

De Nederlandse stabilisatie-inzet focust op de gebieden waar de noden het hoogst zijn en op de meest kwetsbare groepen in zowel centraal-Irak als de KAR. Nederland zet zich in voor het verbeteren van de opvang, bescherming en integratie van ontheemden en vluchtelingen het aanpakken van de grondoorzaken van irreguliere migratie en het versterken van de samenwerking op terugkeer. Ook is aandacht voor een inclusief politiek-bestuurlijk bestel, ontmijning, respect voor mensenrechten, duurzame economische ontwikkeling in de landbouw- en watersector en werkgelegenheid door het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Het versterken van de positie van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de Nederlandse inzet.

Om deze doelstellingen te bereiken bestaat de Nederlandse steun voor Irak in 2019 onder andere uit de volgende elementen:

  • Een extra bijdrage van 20 miljoen euro aan het Funding Facility for Stabilisation (FFS) van de VN, die ten goede zal komen aan stabilisatieprojecten in Irak. Hiermee kunnen ontheemden terugkeren, wordt de infrastructuur hersteld, kunnen kinderen weer naar school en zieken de medische hulp ontvangen die ze nodig hebben.

  • Steun aan een programma van de humanitaire organisatie Norwegian People’s Aid (NPA), specifiek gericht op de yezidigemeenschap, dat onder andere psychosociale steun biedt aan slachtoffers van seksueel en gender-gerelateerd geweld door de daden van ISIS. Dit project, mede in het kader van VNVR resolutie 1325 inzake vrouwen, is gericht op de KAR en recent op ISIS bevrijde gebieden.

  • Steun van 5 miljoen euro via UNICEF aan een programma dat de toegang tot scholen en psychologische ondersteuning voor ontheemde kinderen vergroot in provincies die het hardst getroffen zijn door het conflict (Anbar, Ninewa, Kirkuk en Dohuk).

  • Een bijdrage via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) aan het versterken van sociale cohesie in Irak en het creëren van werkgelegenheid voor Iraakse jongeren. Hierbij is speciale aandacht voor teruggekeerde ontheemden en voor het voorkomen van verdere ontheemding.

  • Steun aan een perceptiestudie in Irak naar visies op vrede en gerechtigheid onder de bevolking door een bijdrage aan het Harvard Humanitarian Initiative. De studie zal als basis dienen voor de verdere inzet op verzoening en accountability.

  • Inzet op het opbouwen van Iraakse onderzoeks- en analysecapaciteit, om bewijslasten tegen ISIS te verzamelen, middels een project van de Commission for International Justice and Accountability (CIJA). Dit moet Irak beter in staat stellen om te gaan met de misdaden die ISIS de afgelopen jaren beging, en zo met steun van de VN accountability te kunnen vergroten.

Nederlandse inzet in Syrië

Sinds ISIS in oktober 2017 uit Raqqa is verdreven zijn in totaal 147.000 ontheemden teruggekeerd naar de stad. De capaciteit van de humanitaire respons in Raqqa wordt uitgebreid, maar de problematische veiligheidssituatie, vooral de aanwezigheid van Improvised Explosive Devices (IED’s), bemoeilijkt hulpverlening. Ook is er een trend van terugkeerders naar Deir-ez Zor. Sinds november 2017 wordt geschat dat 198.000 mensen zijn teruggekeerd. Desondanks blijft de humanitaire situatie in de provincie problematisch onder andere rondom Hajin, het resterende deelgebied dat nog steeds onder controle is van ISIS.

Nederland blijft in verschillende internationale fora, waaronder de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de International Syria Support Group (ISSG), oproepen tot de bescherming van burgers door alle strijdende partijen in Syrië. Nederland draagt bij aan humanitaire hulp in Syrië via ongeoormerkte bijdragen aan professionele humanitaire organisaties zoals de VN-organisaties en het Internationale Rode Kruis. In 2018 is de bijdrage voor de landenspecifieke respons in Syrië in totaal 20,1 miljoen euro. Dit brengt de totale geoormerkte humanitaire bijdrage van Nederland aan Syrië sinds het uitbreken van de crisis op 139,5 miljoen euro.

Financiën

De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet in Irak in 2019, inclusief de strijd tegen ISIS, zijn geraamd op 24,6 miljoen euro. Dit omvat onder meer de verlenging van de trainingsmissie van ongeveer 14 miljoen euro, de bijdrage aan de NAVO-missie van ongeveer 300.000 euro, de militaire bijdrage aan de hervormingen in de KAR van ongeveer 200.000 euro en een reservering van 10 miljoen euro voor de redeployment van de F-16’s en het ondersteunend detachement.

De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.

De Nederlandse bijdrage aan stabilisatie en humanitaire hulp in Irak en Syrië bedraagt in 2018 ongeveer 76 miljoen euro, waarvan 40 miljoen voor Irak en 36 miljoen voor Syrië. Deze uitgaven worden gefinancierd uit de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (HGIS).

Nationale veiligheid

Het de facto verdwijnen van het «kalifaat» als geografische entiteit vormt een belangrijk succes in de strijd tegen de terroristische groepering. Hoewel ISIS als terroristische organisatie blijft bestaan, heeft het terreinverlies de organisatie onmiskenbaar verzwakt. Mede vanwege de aanhoudende militaire druk die op de organisatie wordt uitgeoefend, is de structuur en het karakter van de organisatie verschoven naar een meer klassieke insurgency. Het aantal aanslagen in Europa is sinds medio oktober 2017 weliswaar afgenomen, maar de organisatie heeft nog altijd de intentie om aanslagen in en tegen het Westen te (laten) plegen. Zo is de recente aanslag in Tadzjikistan, waarvan ook een Nederlander slachtoffer is geworden, in propaganda van ISIS geclaimd als vergeldingsactie voor deelname aan de anti-ISIS coalitie.

Hoewel ISIS weinig gebied meer controleert zijn er nog altijd Nederlandse mannen en vrouwen in Syrië en Irak die zich inzetten voor de organisatie. Een deel van hen zal mogelijk niet willen terug keren naar hun land van herkomst. Het is mogelijk dat zij blijven strijden of zullen doorreizen naar andere strijdgebieden waar terroristische groeperingen actief zijn. Hoewel er nog altijd geen sprake is van een grootschalige terugkeer van Nederlandse jihadisten uit Syrië en Irak, heeft er de afgelopen maanden druppelsgewijze terugkeer plaatsgevonden. Nederland is daarom alert op de reisbewegingen van de strijders en hun families. De problematiek rondom uitreizigers en terugkeerders staat mede dankzij Nederland hoog op de internationale agenda. De inzet is daarnaast gericht om aanwas van nieuwe strijders te voorkomen door in te zetten op preventie en het weerbaar maken van lokale gemeenschappen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Conform motie van de leden Voordewind en Van Helvert, Kamerstuk 27 925, nr. 623

Naar boven