Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 27925 nr. 366 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 27925 nr. 366 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2009
Overeenkomstig het verzoek van de Kamer om regelmatig te worden geïnformeerd over de voortgang van de missie in Afghanistan, doen wij u hierbij de periodieke stand van zakenbrief toekomen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. G. Koenders
Op 17 juni 2009 heeft de Kamer de vorige brief over de stand van zaken met betrekking tot Afghanistan ontvangen (Kamerstuk 27 925, nr. 344). Deze brief gaat in op de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van opbouw, politieke en bestuurlijke ontwikkelingen en veiligheid sindsdien.
In de afgelopen periode zijn twee Nederlandse militairen om het leven gekomen. Op 6 september is korporaal Kevin van de Rijdt gesneuveld na een vuurgevecht in Uruzgan. Op 7 september kwam sergeant-majoor Mark Leijsen om het leven bij een aanslag met een geïmproviseerd explosief. De regering spreekt haar medeleven uit met de nabestaanden. De afgelopen tijd zijn ook verschillende militairen gewond geraakt bij de uitvoering van hun werkzaamheden. De regering leeft met hen mee en spreekt haar respect en waardering uit voor de inzet van deze militairen.
Na een lang en moeizaam verkiezingsproces, zal een dezer dagen de definitieve uitslag van de presidentiële verkiezingen bekend worden gemaakt door de Afghaanse Onafhankelijke Verkiezingscommissie (Independent Election Commission, IEC). Eerst dan zal blijken of een tweede ronde gehouden zal worden. De uitslagen van de verkiezingen voor de Provinciale Raden volgen later. De internationale gemeenschap heeft bij herhaling aangegeven dat de samenstelling na de verkiezingen van de nieuwe regeringsploeg een belangrijke graadmeter zal zijn van de hervormingsgezindheid van de regering en de inzet om de kwaliteit van het openbaar bestuur te verbeteren. Nederland heeft bij de relevante Afghaanse gesprekspartners aangegeven dat ook benoemingen op lokaal niveau moeten voldoen aan beginselen van goed bestuur.
Goed bestuur, corruptiebestrijding en mensenrechten zullen de belangrijke thema’s zijn op de agenda van een internationale conferentie over Afghanistan, die na de installatie van de nieuwe regering zal plaatsvinden. Doel van de conferentie is overeenstemming te bereiken over een proces dat moet leiden tot een nieuw Afghanistan Compact: hierin worden concrete afspraken tussen de nieuwe regering en de Afghaanse bevolking en concrete afspraken tussen de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap voor de komende jaren vastgelegd.
De militaire strategie voor de komende periode is onderdeel van dit in essentie politieke proces. De commandant van ISAF, de Amerikaanse generaal McChrystal, heeft onlangs zijn inschatting van de militaire situatie gegeven met een zogenoemd initial assessment. De komende weken zullen de NAVO-partners op basis hiervan bezien welke eventuele aanpassingen nodig zijn in de wijze van optreden, inclusief de mogelijkheid van het sturen van extra troepen.
In voorbereiding op het einde van de huidige Nederlandse missie in 2010, is de Commandant der Strijdkrachten (CDS) begonnen met de planning voor de redeployment die start op 1 augustus 2010. Om alles in goede banen te leiden zal vanaf medio 2010 eenRedeployment Task Force in Uruzgan worden ontplooid.
Hieronder wordt op deze en andere thema’s nader ingegaan.
Het Pakistaanse leger heeft in het voorjaar van 2009 een offensief ingezet tegen militanten in de Malakand-regio, die ondermeer de districten Swat, Buner en Dir omvat. Het Pakistaanse leger voert ook beperkte operaties uit tegen de Pakistaanse Taliban in Zuid-Waziristan en de Khyber Agency in de Federally Administered Tribal Areas. Bij een luchtaanval in augustus, uitgevoerd door een Amerikaans onbemand vliegtuig, is de leider van de Pakistaanse Taliban, Baitullah Mehsud, omgekomen. De militanten beschikken desondanks nog steeds over slagkracht. De VN sloot op 6 oktober jl. tijdelijk de eigen kantoren in Islamabad en Peshawar na een aanslag op het WFP-kantoor in Islamabad. Op 10 oktober jl. voerden militanten een aanval uit op het hoofdkwartier van het Pakistaanse leger in de garnizoensstad Rawalpindi.
Tijdens de Friends of Democratic Pakistan topontmoeting van staatshoofden en regeringsleiders in de marge van de Algemene Vergadering van de VN op 24 september jl., werd de zogenaamdeMalakand wederopbouw strategie verwelkomd. De minister van Buitenlandse Zaken nam namens Nederland deel aan deze ontmoeting, waaraan naast de Pakistaanse president Zardari, onder andere werd deelgenomen door de Amerikaanse president Obama en de Franse president Sarkozy. De Britse premier Brown was voorzitter van deze bijeenkomst, die tot doel had brede internationale steun uit te spreken voor de Pakistaanse regering in de strijd tegen het terrorisme en verbetering van de sociaal-economische omstandigheden in het land. Nederland is voorstander van toepassing van soortgelijke strategieën als de Malakand-strategie in andere delen van Pakistan. Alleen een coherente, geïntegreerde strategie, waarin militaire actie wordt opgevolgd door snelle herstelwerkzaamheden en activiteiten gericht op capaciteitsopbouw van lokaal bestuur en sociaal-economische wederopbouw in de getroffen gebieden, kan duurzame verbetering van de situatie bewerkstelligen.
De presidentiële en provinciale verkiezingen die op 20 augustus jl. plaatsvonden, werden vooraf door de VN bestempeld als de moeilijkste die zij in haar geschiedenis heeft moeten begeleiden. Ten eerste was er geruime tijd onzekerheid over de exacte verkiezingsdatum. Ten tweede zag de IEC zich gesteld voor een grote logistieke uitdaging: het openen en beveiligen van ruim 6500 stembureaus en het distribueren van verkiezingsmateriaal waaronder stembiljetten en miljoenen posters, ook naar de meest onveilige gebieden. Tot slot diende de IEC maatregelen te nemen om de geloofwaardigheid van het verkiezingsproces te bevorderen en te garanderen dat de uitslag de wil van de Afghaanse bevolking zou weerspiegelen. Eén van de problemen daarbij was het ontbreken van een goede bevolkingsregistratie met als gevolg een niet waterdichte kiezersregistratie en een moeilijk te meten opkomstpercentage.
Het feit dat er, onder deze moeilijke omstandigheden, verkiezingen hebben kunnen plaatsvinden, kan als een prestatie van de Afghaanse autoriteiten worden beschouwd. Zij zijn daar terecht trots op. Het waren de eerste verkiezingen sinds de jaren ’70 die volledig onder verantwoordelijkheid van de Afghaanse autoriteiten werden gehouden. Er zijn echter veel klachten binnen gekomen over onregelmatigheden. Er zijn sterke aanwijzingen van fraude, wat door de VN is bevestigd. De Taliban hebben de verkiezingsdag op meerdere plekken verstoord en verspreid over het land vonden veiligheidsincidenten plaats, die rond de dertig dodelijke slachtoffers tot gevolg hadden. De intimidatiecampagne die de Taliban voor de verkiezingen hebben gevoerd, droeg er toe bij dat de opkomst, met name in het zuiden, laag bleef. Over het algemeen hebben de Afghaanse politie en het leger hun veiligheidstaken zelfstandig kunnen uitvoeren. ISAF heeft slechts in beperkte mate assistentie hoeven te verlenen. Bovendien kan worden vastgesteld dat de toon van de verkiezingscampagne van de ruim 3 000 provinciale kandidaten en de 40 presidentskandidaten over het algemeen waardig was en een relatief open karakter had. De campagne werd feller, enthousiaster en openlijker gevoerd dan vijf jaar geleden. Miljoenen Afghanen volgden de televisiedebatten tussen de diverse presidentskandidaten.
De verkiezingen werden waargenomen door nationale en internationale waarnemers. Onder de nationale waarnemers bevonden zich NGO’s zoals de Free and Fair Election Foundation of Afghanistan, personen gelieerd aan presidentskandidaten en politieke partijen, maatschappelijke organisaties en diverse media. Van de meer dan 1100 internationale waarnemers vormde de EU Election Observation Mission de grootste groep. Nederland droeg twee langetermijn- en vier kortetermijnwaarnemers bij aan deze EU-missie. De waarnemers hadden een belangrijke rol bij het signaleren van fraude.
Op 16 september maakte de IEC de voorlopige uitslag bekend van de presidentiële verkiezingen. Van de in totaal 5,9 miljoen uitgebrachte stemmen werden afgerond 5,7 miljoen stemmen geldig verklaard. Karzai ging met 54,6 % van de stemmen aan de leiding, gevolgd door zijn voornaamste uitdager Abdullah Abdullah met 27,7% van de stemmen. De resultaten van de onderzoeken van de onafhankelijke Klachtencommissie Verkiezingen (ECC, Electoral Complaints Commission) waren echter nog niet in deze voorlopige uitslagen verdisconteerd. Gezien de hoeveelheid klachten en sterke aanwijzingen van fraude en onregelmatigheden, bepaalden de ECC en de IEC gezamenlijk dat steekproefsgewijze controles zouden plaatsvinden van de verdachte stembussen. Deze controles worden uitgevoerd door de IEC, geassisteerd door een technisch adviseur van de VN en in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de ECC en van nationale en internationale waarnemers. Zolang de definitieve uitslag niet bekend is, behoort een tweede ronde tot de mogelijkheden. Er is een begin gemaakt met de voorbereidingen daarvan, zoals het drukken van nieuwe stembiljetten. Een definitieve uitslag wordt een dezer dagen verwacht.
De regering is bezorgd over de omvangrijke berichten van fraude en andere onregelmatigheden die het verkiezingsproces gekenmerkt hebben. Daarnaast is de regering van mening dat het langdurige uitstel van het vaststellen van de definitieve verkiezingsresultaten niet bevorderlijk is voor de geloofwaardigheid van de verkiezingen en de stabiliteit van het land. Echter, een oordeel wenst de regering pas te geven als de definitieve uitslag bekend is en de VN en de EU Election Observation Mission hun analyses hebben afgerond. Tot die tijd is het belangrijk dat de instellingen die verantwoordelijk zijn voor het verkiezingsproces, hun werk conform de overeengekomen kaders kunnen afronden.
De opkomst in Uruzgan en in andere zuidelijke provincies was laag (in Uruzgan rond de 20%), zeker in vergelijking met de rest van het land. Alle stembureaus zijn open gegaan en gedurende de dag open gebleven, hoewel zich wel verschillende veiligheidsincidenten hebben voorgedaan. Volgens de voorlopige uitslag heeft president Karzai in Uruzgan met ruim 69% van de in totaal 32 080 uitgebrachte stemmen gewonnen. Dat is een ruime voorsprong op de nummer twee, Ramazan Bashardost. Helaas zijn er ook aanwijzingen dat in Uruzgan fraude is gepleegd tijdens het verkiezingsproces. De ECC is nog bezig om deze klachten te onderzoeken.
De bevolking van Uruzgan kon naast een president ook een Provinciale Raad kiezen. In Uruzgan telt de Raad negen zetels, waarvan er drie voor vrouwen zijn gereserveerd. Aangezien zich slechts twee vrouwen kandidaat hebben gesteld, zal volgens de Afghaanse Kieswet één van de drie gereserveerde zetels leeg dienen te blijven. Op basis van de voorlopige uitslagen, die nog door de IEC gecertificeerd dienen te worden, zijn de huidige senatoren uit Uruzgan in het Afghaanse Lagerhuis (Meshrano Jirga), Khairo Jan en Hanif Hanifi, ditmaal niet verkozen in de Provinciale Raad.
De regering hoopt op een zo spoedig mogelijke formatie van een nieuwe Afghaanse regering. Binnen de internationale gemeenschap heerst consensus over de noodzaak tot het maken van goede afspraken met de nieuwe Afghaanse regering over de strategie in de komende periode. Dat is onder meer bevestigd tijdens een ministeriële bijeenkomst van de zogenaamde Friends of Afghanistan groep, waaraan de minister van Buitenlandse Zaken op 25 september jl. en marge van de Algemene Vergadering van de VN deelnam. Allereerst loopt het raamwerk tussen de regering van Afghanistan en de internationale gemeenschap, het zogenaamde Afghanistan Compact uit 2006, in 2010 af. De voortgang inzake ontwikkeling en veiligheid is achtergebleven bij de verwachtingen in 2006. Dat geldt in versterkte mate voor het gevoerde Afghaanse beleid ten aanzien van corruptiebestrijding en verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Een nieuwe set afspraken zal dan ook urgentie moeten uitstralen en de Afghaanse regering ervan moeten doordringen dat deze afspraken dienen te worden nagekomen. Hierbij is capaciteitsopbouw van lokaal bestuur en corruptiebestrijding de voornaamste prioriteit, maar ook de justitiesector moet worden versterkt, rechters en ambtenaren dienen te worden opgeleid en er zal voortgang op het gebied van transitional justice moeten worden gemaakt. De Afghaanse regering zal uitvoering moeten geven aan de verwachtingen van de bevolking op deze gebieden, want alleen dan kunnen een nieuwe president en regering aan legitimiteit winnen. Daarnaast is dit essentieel voor behoud van voldoende publieke steun voor de internationale inspanningen in Afghanistan.
President Sarkozy, premier Brown en bondskanselier Merkel hebben voorgesteld om een internationale conferentie te organiseren, als onderdeel van het proces dat moet leiden tot dit nieuwe Afghanistan Compact. Volgens UNAMA en de EU zou deze conferentie een «contract» moeten opleveren tussen de nieuwe Afghaanse regering en de Afghaanse bevolking. Nederland is daarnaast van mening dat de internationale conferentie zich moet richten op concrete en ondubbelzinnige afspraken tussen de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap. Daarom is het ook van belang dat de conferentie wordt georganiseerd op een moment waarop de nieuwe Afghaanse regering zich voldoende heeft kunnen voorbereiden.
In vervolg op de motie Haverkamp wordt in deze voortgangsrapportage nader ingegaan op de Nederlandse inspanningen op het gebied van drugsbestrijding in Afghanistan.
In een rapport van september jl. concludeert het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) dat de teelt van papaver in Afghanistan voor het tweede jaar op rij is afgenomen. De papaverteelt daalde met 22% en het aantal papavervrije provincies is gestegen van 18 naar 20. Met name in de provincie Helmand is sprake van significante vooruitgang; de papaverteelt daalde dit jaar met een derde. Desondanks wordt in deze provincie nog altijd meer papaver verbouwd dan in de rest van het land bij elkaar. In Uruzgan is de papaverteelt in 2009 afgenomen met 7%. De belangrijkste redenen voor de teruggang zijn volgens UNODC een significante daling in de prijzen van opium en een stijging van de voedselprijzen. In Helmand is bovendien onder sterk leiderschap van de huidige provinciale gouverneur Gulab Mangal een succesvolle campagne gevoerd om de papaverteelt terug te dringen. De productie van opium in Afghanistan daalde in 2009 (tot en met september) met 10%. Dit is minder dan de daling in papaverteelt omdat de opbrengst per hectare gemiddeld is gestegen. Tenslotte stelt UNODC vast dat de inspanningen van Afghaanse eenheden en ISAF op het gebied van interdictie vrucht beginnen af te werpen. In de eerste helft van 2009 zijn 27 laboratoria opgeruimd en is in totaal 50 ton opium, 7 ton morfine en anderhalve ton heroïne onderschept.
Nederland ondersteunt de Afghanistan National Drug Control Strategy. Deze strategie rust op een achttal pilaren: alternatieve bestaansmogelijkheden; voorlichting en bewustwording; vraagreductie; wetshandhaving; internationale en regionale samenwerking; eradicatie; versterking van justitiële sector en opbouw van Afghaanse instituties. Duurzame vooruitgang kan alleen worden geboekt als in al deze acht pilaren wordt geïnvesteerd. Eradicatie van papavervelden is weliswaar een onderdeel van de drugsbestrijdingstrategie, maar moet niet in isolatie worden toegepast. Het is dan ook een positieve ontwikkeling dat dit jaar met name de VS het eigen beleid heeft herzien en is afgestapt van de eerdere focus op eradicatie als oplossing voor het drugsprobleem.
Om de mogelijkheden te onderzoeken om de Afghaanse strategie te ondersteunen, bracht een ambtelijke missie van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, samen met Afghaanse en Britse deskundigen, al begin 2007 een bezoek aan Afghanistan. Het bezoek was bedoeld om, mede in het kader van de motie Ferrier, specifiek onderzoek te doen naar alternatieve bestaansmogelijkheden. Het Nederlandse saffraanproject was een van de concrete resultaten van deze missie. In annex 3 is een overzicht gegeven van de Nederlandse activiteiten ter ondersteuning van de verschillende pilaren van de Afghaanse drugsbestrijdingstrategie. Concreet zet Nederland de komende periode in op:
• Alternatieve bestaansmogelijkheden
De Nederlandse inspanningen op dit gebied zullen worden voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. Zo is de afgelopen weken 160 ton aan saffraanbollen verspreid onder ruim 280 families in Uruzgan. Ook zal in het komende seizoen opnieuw een aantal families worden voorzien van kunstmest en graanzaad. De komende tijd wordt tevens ingezet op het versterken van waardeketens in de provincie in samenwerking met het Nederlands bedrijfsleven door middel van de Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan (WEWA), en het opzetten van een Kamer van Koophandel en Business Development Centre in Uruzgan.
• Ondersteuning van de provinciale autoriteiten
Hoewel de schaal van de problematiek in Uruzgan niet vergelijkbaar is met die in Helmand, zal Nederland in overleg met het VK en de provinciale gouverneur bezien in hoeverre elementen van het drugsbestrijdingplan van de provincie Helmand toepasbaar zijn in Uruzgan. Waar mogelijk zal de gouverneur hierin worden bijgestaan.
• Interdictie
Met de nieuwe Afghaanse regering zal worden gesproken over het versterken van de Counter Narcotics Police in Uruzgan om een effectiever optreden op het gebied van interdictie mogelijk te maken. Het politietrainingscentrum kan daarbij worden ingezet om nieuwe agenten te trainen. Ook zal de samenwerking met de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA) worden aangehaald. Daarnaast zal de Task Force Uruzgan (TFU) aansluiting zoeken bij de recent opgerichte Combined Joint Inter Agency Task Force (CJIATF) die in de zuidelijke regio het werk van de relevante internationale organisaties bijeenbrengt.
Tijdens de 12de zitting van de Mensenrechtenraad in Geneve sprak de EU op verzoek van Nederland nogmaals haar zorgen uit over de «wet betreffende de persoonlijke status van aanhangers van de Shia gemeenschap»1 omdat deze nog niet voldoet aan de internationale mensenrechtenstandaarden waaraan Afghanistan zich heeft gecommitteerd. Elementen van de wet lijken bovendien strijdig met de Afghaanse grondwet. Nederland sprak tevens zijn zorgen hierover uit in een nationale verklaring en verzocht de Afghaanse regering om duidelijkheid over de status van deze wet. Over de gevolgde procedure en de inhoud van de wet bestaat namelijk nog steeds veel onduidelijkheid. Nederland zal, met de internationale partners, blijven aandringen op het opschorten dan wel aanpassen van deze wet.
De journalist Kambakhsh is begin september 2009 vrijgelaten. Nederland heeft verschillende malen bij de Afghaanse autoriteiten aangedrongen op gratieverlening en verwelkomt dit besluit van president Karzai. Kambakhsh werd op 23 januari 2008 door de rechtbank in Mazar-e-Sharif ter dood veroordeeld wegens blasfemie. Zijn doodvonnis werd eind 2008 in hoger beroep omgezet in 20 jaar gevangenisstraf. Op 13 september 2009 heeft het Afghaanse Lagerhuis een verklaring afgegeven waarin zij de onvoorwaardelijke vrijlating van Kambakhsh afkeurt. Kambakhsh zelf verblijft inmiddels buiten Afghanistan op een geheime locatie.
In delen van Afghanistan blijft de humanitaire situatie zorgelijk. Zo bevinden zich in Afghanistan nog altijd circa 256 000 ontheemden. Als voorbereiding op de winter zijn hulporganisaties als WFP in samenwerking met de Afghaanse autoriteiten begonnen met het aanleggen van voedselvoorraden voor kwetsbare groepen in afgelegen gebieden. De graanoogst is in 2009 relatief goed waardoor de graanprijzen aanzienlijk zijn gedaald ten opzichte van 2008 (maar nog altijd hoger zijn dan in 2007). Nederland heeft in 2009 tot nu toe € 7,5 miljoen bijgedragen voor humanitaire hulp aan Afghanistan.
Dit jaar zijn tot nu toe ruim 48 000 Afghanen met ondersteuning van UNHCR teruggekeerd uit Pakistan. Vanwege de onveilige situatie in Pakistan zijn vanaf eind juli de meeste UNHCR-centra in Pakistan gesloten van waaruit UNHCR de vrijwillige terugkeer van Afghanen coördineert. Het aantal terugkeerders is daarom sterk afgenomen. Op dit moment is het gehele programma voor vrijwillige terugkeer uit Pakistan opgeschort. Het is nog niet duidelijk wanneer de terugkeeroperatie kan worden hervat. De conflictsituatie in Pakistan heeft naar het zich laat aanzien nog niet geleid tot een ongebruikelijk hoge stroom van terugkeerders of ontheemden richting Afghanistan. Wel zijn enkele duizenden Pakistaanse ontheemden uit Waziristan richting Afghanistan getrokken.
Vanuit Iran zijn tot nu toe circa 5 000 Afghanen teruggekeerd. Daarnaast heeft Iran ruim 262 000 Afghanen uitgezet, die niet als vluchteling waren geregistreerd. Dit betreft voor het grootste deel werkzoekende alleenstaande mannen. Iran is dit jaar begonnen met het verlenen van tijdelijke werkvergunningen aan geregistreerde Afghaanse vluchtelingen.
De Afghaanse regering heeft recentelijk een conceptstrategie getiteld Strategic Development Initiatives for Afghanistan aan donoren voorgelegd. Deze co-productie van het Afghaanse ministerie van Financiën en UNAMA beoogt een doeltreffender implementatie van de Afghanistan National Development Strategy (ANDS) te bewerkstelligen door meer strategische focus en prioriteitsstelling. Dit komt tot uiting in een «cluster»-benadering binnen de overheid, met een regierol voor het ministerie van Financiën: een cluster landbouw en rurale ontwikkeling (ministeries van Landbouw, Rurale Ontwikkeling, Water en Drugsbestrijding), een cluster «skills development» (ministeries van Onderwijs, Hoger Onderwijs en Vrouwenaangelegenheden) en een cluster infrastructuur en economische ontwikkeling (ministeries van Handel, Transport, Openbare Werken, Mijnen en Energie). Het ministerie van Financiën is in alle clusters vertegenwoordigd. Een dergelijke clustering kan bijdragen aan betere coördinatie en het tegengaan van fragmentatie en verkokering.
Eerder dit jaar werd door de minister van LNV een overeenkomst gesloten met de Afghaanse regering over samenwerking op het gebied van landbouwonderwijs in Afghanistan. Het Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) heeft in het kader van de ontwikkeling van een nationaal landbouwonderwijsprogramma, waarin Nederland namens de donorgemeenschap het voortouw neemt, 15 Afghaanse kandidaten voor MA-beurzen in Wageningen geselecteerd. Doel van deze beurzen is het klaarstomen van curriculum ontwikkelaars, master trainers en managers voor het National Agriculture Education Centre (NAEC) dat intussen wordt ontwikkeld met behulp van technische assistentie aan het ministerie van Onderwijs.
In september 2009 is het aantal organisaties dat werkt aan de opbouw van Uruzgan gegroeid tot 54: vijf nationale programma’s van drie ministeries, zes VN-organisaties, 12 internationale organisaties, drie internationale bedrijven, 22 Afghaanse NGO’s en zes donoren (Nederland, USAID, AUSAID, de Europese Commissie, Norwegian Refugee Council/Norwegian Church Aid en Belgian Development Cooperation).
Van het vierjarige programma van het Dutch Consortium Uruzgan (DCU) zijn de eerste resultaten inmiddels zichtbaar: onder andere een drugs rehabilitation centrum, de nieuwe lokatie en uitbreiding van het street children centrum en de uitrol van het alfabetiseringsprogramma. DCU betrekt lokale ambtenaren bij hun (trainings)activiteiten en heeft studie verricht op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Hieruit blijkt dat stress en depressie vaak voorkomen en leiden tot drugs- en medicijngebruik. DCU werkt thans aan capaciteitsversterking van lokale gezondheidswerkers om deze problemen te identificeren en eerste opvang te kunnen bieden. Inmiddels zijn ook DCU-programma’s op het gebied van lees- en schrijftrainingen, veeteeltontwikkeling en lokale capaciteitsversterking van start gegaan.
De Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan (WEWA) is als partner betrokken bij een project dat voorligt ter financiering vanuit het Fonds Economische Opbouw Uruzgan. Onder dit project wordt beoogd binnenkort een kantoor in Kaboel te openen om haalbaarheidsstudies uit te voeren gericht op het opzetten van productieketens in Uruzgan. WEWA is voornemens dit kantoor te huisvesten bij de Afghanistan Investment Support Agency (AISA). Deze ontwikkeling zal naar verwachting een impuls geven aan de identificatie van potentiële sectoren en partners die zullen bijdragen aan private sector ontwikkeling in Uruzgan.
Het Afghanistan Subnational Governance Programme (ASGP) van UNDP, gericht op de capaciteitsversterking van lokaal bestuur, wordt sinds mei 2009 uitgerold in de provincie. Een vertegenwoordiger van UNDP zal hiertoe worden toegevoegd aan het UNAMA-kantoor in Tarin Kowt. Slechts circa 25% van het aantal posities binnen de overheid van Uruzgan is gevuld. Er is dus nog een lange weg te gaan voordat kan worden gesproken van een lokale overheid die de noden van de bevolking zonder externe hulp goed kan adresseren. Nederland heeft in de tussentijd Afghaanse adviseurs en de training van lokale ambtenaren gefinancierd.
Op 22 juli heeft Nederland een samenwerkingovereenkomst getekend met Duitsland voor het gezamenlijk uitvoeren van een aantal infrastructurele projecten in Zuid-Afghanistan. Het gaat om de aanleg van een civiele vertrek- en aankomsthal en een toegangsweg voor het vliegveld van Tarin Kowt, de opleiding van personeel, de planning en bouw van een technische school in Uruzgan en de renovatie van een bestaande technische school in Kandahar. Deze projecten zijn op verzoek van de Afghaanse regering opgezet en worden met Duitsland uitgevoerd wegens de jarenlange ervaring van dit land op het gebied van technisch onderwijs in Afghanistan en met de aanleg van het vliegveld in Mazar-i-Sharif.
Op 8 oktober jl. heeft Nederland een overeenkomst gesloten met The Asia Foundation voor de uitvoering van de eerste fase van een groot hervormingsprogramma binnen het Afghaanse ministerie van Landbouw. Het doel van dit programma is het ministerie in staat te stellen beter zijn publieke taken te vervullen. Naast ondersteuning van dit Change Management programma zal technische assistentie worden gefinancierd ten behoeve van nationale landbouwprogramma’s. Onderdeel hiervan is het ministerie van Onderwijs de nodige technische expertise te verschaffen om het nationale landbouwonderwijsprogramma te kunnen uitvoeren.
De Afghaanse luchtvaartmaatschappij Kam Air voert sinds de start van de luchtverbinding op 16 juni jl. twee keer per week een vlucht uit van Kaboel naar Tarin Kowt en vice versa. Deze tijdelijk door Nederland gesubsidieerde verbinding voorziet in een grote behoefte van de overheid, NGO’s, internationale organisaties en het bedrijfsleven en is van groot belang voor de economische ontwikkeling en ontsluiting van de provincie. De vluchten zijn sinds het begin steeds maximaal bezet. Als de constructie van een tijdelijk gebouw en de installatie van scanapparatuur dit najaar zijn voltooid, zal het aantal vluchten worden uitgebreid naar drie per week.
Vlak voor de verkiezingen is de nieuwbouw voltooid van hetOperational Coordination Centre – Provincial (OCC-P) in de buitenring van Kamp Holland. Vanuit dit operationele coördinatiecentrum werken verschillende Afghaanse veiligheidsorganisaties samen en stemmen hun activiteiten af. Het OCC-P heeft een belangrijke rol gespeeld tijdens de Afghaanse verkiezingen op 20 augustus en met de Afghaanse partners wordt gewerkt om het centrum continu te bemannen. De begeleiding daarvan gebeurt door de TFU in samenwerking met het Amerikaanse Combined Security Transition Command Afghanistan (CSTC-A), de Europese politiemissie EUPOL en de Australian Federal Police.
Begin augustus is na lang overleg het derde infanteriebataljon van het Afghan National Army (ANA) in Uruzgan gearriveerd. Dit bataljon ontbrak nog aan de 4e brigade, die in Uruzgan is gestationeerd. Het additionele bataljon is met zijn operationele taken begonnen onder begeleiding van een extra Nederlands Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT). Door de uitbreiding van Afghaanse eenheden in Uruzgan kan de TFU steeds beter invulling geven aan het concept van ANA-partnering, waarbij alle operaties van de TFU samen met ANA-eenheden worden gepland en uitgevoerd. Vanaf juli is ook het garnizoensbataljon op sterkte dat de dagelijkse gang van zaken op het hoofdkamp organiseert. Door deze ontwikkeling kan het logistieke bataljon van de 4e brigade zich beter op zijn hoofdtaken richten. Het is de verwachting dat in december de bataljons van de 4e brigade, als onderdeel van een verdere beoogde groei van de ANA, met nog eens drie compagnieën worden versterkt.
Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bracht van 19–21 september een bezoek aan Afghanistan om de Nederlandse politiefunctionarissen in EUPOL te bezoeken en zich op de hoogte te stellen van de brede context waarbinnen politieopbouw zich in Afghanistan afspeelt. In Kaboel bracht zij een bezoek aan het EUPOL-hoofdkwartier en sprak zij met Head of Mission commissaris Kai Vittrup. Daarnaast sprak zij met Deputy Chief of Staff Stability van ISAF, Schout-bij-nacht Matthieu Borsboom; Director of General Training and Education van het ministerie van Binnenlandse Zaken, generaal Gul Nabi Ahmadzai; en met de commandant van de Amerikaanse trainingsmissie CSTC-A, generaal-majoor Richard Formica. In Uruzgan bezocht de minister het Politie Trainingscentrum (PTC) waar zij sprak met de trainers en mentoren van EUPOL, de VS, Australië en de TFU. De minister constateerde dat op het gebied van politieopbouw nog veel werk te doen is, maar dat inmiddels ook significante vooruitgang is geboekt. Zij kondigde aan haar Europese collega’s aan te zullen spreken op het feit dat de EU-lidstaten nog onvoldoende medewerkers leveren om de EUPOL-missie op volle sterkte te brengen. Zelf zal zij zich hard maken om de inbreng van Nederlandse politiefunctionarissen in de missie te vergroten van 10 naar 19 politietrainers.
Dit voorjaar heeft de Afghaanse regering in overleg met de internationale gemeenschap besloten om de Afghaanse politiesterkte op te hogen met een extra 10 000 agenten naar 96 800. Uruzgan heeft met dit besluit in totaal 1 000 aanvullende nieuwe agenten toegewezen gekregen. De geautoriseerde sterkte van de politie in Uruzgan is daarmee bijna verdubbeld tot 2 319 agenten. Om zo veel mogelijk van deze agenten al voor de verkiezingen van 20 augustus inzetbaar te krijgen, zijn versnelde drieweekse trainingen uitgevoerd. Zo hebben in Uruzgan in totaal 166 nieuwe rekruten deze verkorte training gevolgd. In totaal hebben daarmee sinds de opening van het PTC in maart van dit jaar 440 agenten een opleiding afgerond. De eerste terugkoppeling van de Afghaanse overheid en de lokale bevolking over de agenten die de standaard achtweekse training hebben gevolgd is positief. Hoewel met deze training vooral een eerste basis voor het politiewerk wordt gelegd, is een positieve gedragsverandering onder de geslaagde cursisten merkbaar, zeker waar deze worden begeleid door de Police Mentoring Teams (PMT’s). Begin oktober is een vijfweekse vervolgtraining van start gegaan om 150 van de agenten die de verkorte opleiding hadden gevolgd alsnog de volledige training te laten doorlopen. Ook zal in de komende weken een «train the trainer»-programma van EUPOL van start gaan om Afghaanse trainers op te leiden die vervolgens in het PTC zullen worden ingezet om hun collega’s te helpen trainen. De uitdaging voor het komende jaar zal zijn om alle agenten in Uruzgan de basisopleiding te bieden en tegelijkertijd hierop voort te bouwen met vervolgopleidingen en trainingen.
De veiligheidssituatie in Afghanistan blijft per regio verschillend. Het noorden en westen van het land zijn relatief rustig, al neemt het geweld daar toe. De situatie in Kaboel en omgeving is veranderlijk. Hoewel de veiligheid in de hoofdstad over het geheel genomen redelijk is, komen aanslagen met grote publiciteitswaarde juist voor in Kaboel. Het meest recente voorbeeld daarvan is de aanslag op 8 oktober jl. nabij de ambassade van India en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het zuiden en oosten blijven instabiel. Door de komst van extra Amerikaanse troepen met name naar het zuiden en het verhoogde operationele tempo van ISAF, is het aantal geweldsincidenten zoals verwacht toegenomen. Wel is door de extra Amerikaanse troepen de ISAF-missie als geheel beter in staat een meer structurele presentie te waarborgen en in gebieden te komen waar eerder geen coalitietroepen kwamen. De nadruk van de operaties van de Taliban blijft liggen op de provincie Kandahar en het noordoosten van de provincie Helmand. Grote gecoördineerde aanvallen hebben na de aanvallen op Lashkar Gah in Helmand in het najaar van 2008 niet meer plaatsgevonden. Begin deze maand zijn wel acht Amerikaanse militairen omgekomen bij een aanval in de grensregio Nuristan in het oosten van het land. Dergelijke incidenten zijn uitzonderlijk.
Uruzgan is gegeven het relatief lage aantal geweldsincidenten op dit moment nog steeds rustiger dan de andere provincies in het zuiden. Momenteel lijkt de focus van het Talibanleiderschap niet gericht op het uitvoeren van grote, zichtbare operaties in Tarin Kowt, Chora en Deh Rawod. Het directe gevecht met ISAF wordt in beginsel ontweken en de nadruk ligt op aanvallen op overheidsfunctionarissen, op intimidatie en op het leggen van geïmproviseerde explosieven (IED’s). Hoewel de intentie om meer gecoördineerd op te treden blijft bestaan, hebben leiderschapskwesties tot gevolg gehad dat diverse Talibangroepen in delen van Uruzgan in de afgelopen maanden minder goed in staat zijn geweest hun activiteiten te coördineren. De Taliban worden daarnaast gehinderd in hun bewegingsvrijheid door de uitbreiding van de aanwezigheid van gecombineerde eenheden van de Afghaanse veiligheidsorganisaties en ISAF in de Baluchi-vallei, de Deh Rafshan regio en rondom Deh Rawod. De controleposten van het Afghaanse leger die in deze gebieden zijn gebouwd en de regelmatige patrouilles dragen bij aan een verbetering van de situatie.
De prioriteit voor de TFU heeft de afgelopen periode nadrukkelijk gelegen bij de voorbereiding van de verkiezingen. Reguliere operaties waren gericht op counter-IED en het vergroten van de bewegingsvrijheid. Vooral in het westen van de Deh Rafshanvallei werden deze operaties uitgevoerd. Bij deze operaties, die samen met de ANA werden uitgevoerd, zijn tientallen wapenopslagplaatsen gevonden. Voorafgaand aan en volgend op de operatie is er regelmatig contact geweest met invloedrijke lokale leiders uit het gebied.
De Nederlandse commando’s en mariniers van Task Force 55worden sinds april van dit jaar ingezet voor het uitvoeren van verkenningen en het verzamelen van inlichtingen. Bij gecombineerde acties van Nederlandse en Australische special forces en de ANA is in de afgelopen periode in Uruzgan een aanzienlijke hoeveelheid materiaal voor IED’s opgespoord. Er werd meer dan 7500 kilo ammoniumnitraat gevonden, een belangrijk ingrediënt voor IED’s. Deze hoeveelheid is genoeg om enkele honderden IED’s te maken. Inmiddels hebben de Afghaanse autoriteiten een verbod uitgevaardigd op het bezit van en de handel in kunstmest die ammoniumnitraat bevat. Ook dit is belangrijk in de strijd tegen de IED’s. Er werden tot slot ook meer dan 10 000 stuks kleinkalibermunitie, een granaatwerper met 39 granaten en een aantal automatische wapens in beslag genomen.
Onlangs is een operatie van de TFU in de Mirabad-vallei gestart. Deze operatie wordt uitgevoerd samen met het Afghaanse leger en ondersteund door de Australische mentoring and reconstruction task force (MRTF). Doel van de operatie is de bouw mogelijk te maken van een patrol base in de Mirabad-vallei, om zodoende de presentie van ISAF en de ANA in dit deel van de provincie te vergroten.
COMISAF heeft de afgelopen periode de richtlijnen voor het gebruik van geweld verder aangescherpt. Ook in zijn IA besteedt hij veel aandacht aan het voorkomen van burgerslachtoffers, door onder andere verbeterde training en het terughoudender gebruik van indirect vuur en luchtsteun. Ondanks deze richtlijnen vallen burgerslachtoffers bij acties niet geheel uit te sluiten. De regering betreurt het ten zeerste wanneer dit voorkomt. Op woensdag 30 september jl. zijn bij de inzet van twee Nederlandse F16’s burgerslachtoffers gevallen. Zoals ook geantwoord op vragen van het lid Van Bommel hierover, verleenden F16’s luchtsteun aan Britse ISAF-troepen die in hevige gevechten verwikkeld waren in het Nad Ali-district in Helmand. Op verzoek van de aanwezige grondtroepen werd een gebouw van waaruit de ISAF-troepen werden beschoten met een lasergeleide precisiebom getroffen. Als gevolg van de inzet zijn vier strijders gedood. Naderhand bleek echter dat in dit gebouw ook burgers aanwezig waren, waaronder vrouwen en kinderen. De opstandelingen maken in gevechtssituaties vaker gebruik van gebouwen waarin zich burgers bevinden. Als gevolg van dit incident zijn twee volwassenen en zes kinderen om het leven gekomen. Ook is een gewonde gevallen, aan wie ISAF zo snel mogelijk medische zorg heeft verleend. Het onderzoek dat commandant RC-South heeft gedaan, wijst uit dat alle vereiste procedures zijn gevolgd en uitgevoerd. COMISAF heeft deze conclusie overgenomen. Het Openbaar Ministerie heeft op 7 oktober jl. bekendgemaakt dat de piloot rechtmatig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om nader onderzoek in te stellen. ISAF is inmiddels in gesprek getreden met de dorpsoudsten in de regio. Het VK bekijkt op welke wijze de gewonden en nabestaanden kunnen worden ondersteund.
Op vrijdag 3 september jl. hebben Amerikaanse ISAF-vliegtuigen op verzoek van Duitse ISAF-troepen een luchtbombardement uitgevoerd op twee gekaapte tankwagens in de buurt van Kunduz. Dit bombardement heeft in Duitsland en in andere landen tot veel beroering geleid. Zowel de Afghaanse president Karzai als NAVO secretaris-generaal Rasmussen hebben opdracht gegeven voor een onderzoek. De uitkomsten van het onderzoek van president Karzai zijn op 13 jl. september openbaar gemaakt. Hieruit blijkt dat als gevolg van deze inzet 30 burgerslachtoffers zijn gevallen. Daarnaast zijn 69 opstandelingen om het leven gekomen. Uit ooggetuigenverklaringen is gebleken dat de opstandelingen opzettelijk onschuldige burgers uit omliggende dorpen hebben betrokken. De uitkomsten van het NAVO-onderzoek zijn nog niet bekend gemaakt.
Overeenkomstig de toezegging van de minister van Defensie tijdens het Afghanistan-debat op woensdag 30 september jl., zal de Kamer vanaf nu standaard in de voortgangsrapportage worden geïnformeerd over het verloop van de redeployment. De CDS is inmiddels begonnen met de militaire planning voor de uitvoering van de redeployment.Deze zal, zoals gemeld in de artikel 100-brief van 30 november 2007, op 1 augustus 2010 van start gaan. De redeployment is een complexe en omvangrijke operatie. Het gaat in totaal om circa 4 000 containers en 3 000 meter aan voertuigen en uitrustingsstukken die momenteel in Uruzgan in gebruik zijn. Een Redeployment Task Force(RDTF) zal de terugkeer van personeel en materieel begeleiden en het strategisch transport voorbereiden. De RDTF zal medio 2010 naar Uruzgan gaan. Naast de terugkeer van het personeel en materieel van de TFU naar Nederland zal de RDTF zich richten op een goede afronding en overdracht van alle operationele en ondersteunende taken die de TFU momenteel in Uruzgan vervult. Momenteel wordt een Multinational Base Command in Kamp Holland opgericht om te coördineren en afspraken te maken tussen alle partners over het toekomstige gebruik van de basis. Tevens wordt overleg gevoerd met partners en met de ANA om te bekijken welke delen van de basis en van het materieel kunnen worden overgedragen en wat moet worden terugvervoerd. Daarnaast wordt overleg gevoerd over de overname van operationele taken, waaronder de training en mentoring van de ANA in Uruzgan. De planning van de redeployment vindt inmiddels in nauw overleg plaats met het hoofdkwartier van RC-South. Nederland heeft Commandant RC-South gevraagd zoveel mogelijk ondersteuning te leveren bij de redeployment. Daarnaast mag duidelijk zijn dat deredeployment de andere lopende operaties in RC-South niet mag belemmeren en dat daarmee in de planning en de uitvoering zoveel mogelijk rekening wordt gehouden.
Eind augustus heeft COMISAF, de Amerikaanse generaal Stanley McChrystal, in een initial assessment (IA) zijn visie op de huidige situatie in Afghanistan gedeeld met de NAVO-lidstaten en ISAF-partners. Om verdere voortgang van de missie te bewerkstelligen en het initiatief te herwinnen, moet volgens McChrystal onder meer een betere unity of command worden bewerkstelligd. De focus van ISAF moet liggen bij het beschermen van de Afghaanse bevolking: de afstand tussen ISAF en de bevolking moet letterlijk worden verkleind. Tegen deze achtergrond benoemt de generaal vier prioriteiten: (a) nauwere samenwerking met het Afghaanse leger en de politie, (b) verbetering van het bestuur, (c) het herkrijgen van het initiatief en (d) focus op gebieden waar de bevolking het meest wordt bedreigd.
Het IA vertoont een aantal belangrijke overeenkomsten met het Nederlandse beleid:
• De centrale stelling van COMISAF dat het niet gaat om het verslaan van de Taliban maar om het beschermen en ondersteunen van de bevolking;
• De nauwe samenwerking tussen civiele en militaire actoren;
• De nadruk op het opbouwen van kennis van de lokale omgeving en de inzet van experts om de troepen bij te staan;
• Het belang van het voorkomen van burgerslachtoffers.
Het IA is momenteel onderwerp van overleg in de NAVO. Naar verwachting zal het nog enkele weken duren alvorens besluiten worden genomen over eventuele aanpassing van de inzet van ISAF of over het sturen van extra troepen.
Het lid Halsema (Groen Links) vroeg bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 16 en 17 september jl. naar de mogelijkheden voor het kabinet om rond 1 januari 2010 een militaire exitstrategie en een politieke strategie voor de komende tijd te kunnen presenteren. Het mag duidelijk zijn dat Nederland dergelijke kwesties uitsluitend in ISAF-kader en in nauw overleg met de VN en de Afghaanse regering wenst te bezien.
Allereerst is het van belang te constateren dat ISAF al vanaf het begin van de missie een militaire exitstrategie heeft vastgesteld. Deze houdt in dat de internationale militairen Afghanistan kunnen verlaten zodra de Afghaanse veiligheidsorganisaties op eigen benen kunnen staan. Op dit moment is een militair vertrek uit Afghanistan echter nog niet aan de orde. COMISAF beschrijft in zijn IA onder andere het belang van de zogenaamde Transfer of Lead Security Responsibility (TLSR), oftewel de overdracht van de verantwoordelijkheid op veiligheidsgebied aan de Afghaanse veiligheidsorganisaties, waarbij ISAF ondersteuning zal geven in de vorm mentoring en advisering. Om deze overdracht mogelijk te maken, wil COMISAF meer aandacht voor kwaliteitsverbetering van het Afghaanse leger en de politie en ruwweg een verdubbeling van hun omvang. Tegelijkertijd dient meer te worden gedaan om de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. Het gaat hierbij om een geleidelijk proces, waarvan de vorm en inhoud binnen de NAVO de komende tijd nader moeten worden bepaald. Tijdens de bijeenkomst van RC-South ministers op 10 en 11 juni 2009 in Valkenburg (L), heeft de minister van Defensie de overdracht van veiligheidstaken aan de Afghaanse partners ter sprake gebracht en gepleit voor agendering hiervan in de NAVO. Nederland is van mening dat in sommige delen van het land al eerder dan in andere gebieden kan worden begonnen met deze overdracht en wil dan ook streven naar maatwerk. Zo werkt Nederland toe naar een voorstel om te komen tot een eerste overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid op lokaal niveau in de dichtstbevolkte gebieden van Uruzgan in het voorjaar van 2010. Besluitvorming hierover is overigens aan de Afghaanse autoriteiten in afstemming met ISAF. Daarop zal een belangrijk deel van de TFU-inzet de komende maanden zijn gericht. Alvorens tot een dergelijke overdracht over te gaan, wil Nederland er zeker van zijn dat leger en politie op dat moment een effectieve controle over deze gebieden kunnen uitvoeren. Ook zal het Afghaanse bestuur moeten kunnen aantonen dat het de Afghaanse veiligheidsorganisaties effectief kan aansturen. De ervaringen op de verkiezingsdag hebben in Uruzgan uitgewezen dat de Afghaanse veiligheidsorganisaties beter onderling samenwerken als ze zelf de eindverantwoordelijkheid dragen.
Op de NAVO-bijeenkomst van ministers van Defensie van 12 juni jl. is het principebesluit genomen om de structuur van het ISAF-hoofdkwartier te veranderen. De nieuwe commandostructuur, die op 12 oktober van start is gegaan, bestaat uit een strategisch hoofdkwartier (HQ ISAF) aangestuurd door COMISAF, met daaronder een nieuw, tactisch hoofdkwartier (het zgn. ISAF Joint Command: IJC) dat de schakel vormt tussen het ISAF-hoofdkwartier en de regionale commando’s. In de nieuwe structuur zal het ISAF-hoofdkwartier zich richten op de meer strategische politiek-militaire aspecten van de missie, zoals het coördineren van ISAF-operaties met de Afghanen, de VN en andere internationale organisaties. Het IJC wordt verantwoordelijk voor de dagelijkse uitvoering van de tactische operaties en de aansturing van de regionale commando’s. Naast het nieuwe IJC zal ook de NAVO-trainingsmissie (NTM-A) onder het hoofdkwartier van COMISAF vallen. Nederland zal met in totaal ongeveer veertig militairen deelnemen aan de nieuwe structuur, waarvan ongeveer tien functionarissen in de staf van NTM-A. Na de verdere uitwerking van NTM-A zal Nederland bezien of het zijn PMT’s onder NTM-A zal brengen.
Annex 1: Stand van zaken wederopbouw en ontwikkeling
Toename aantal actoren in Uruzgan
• In augustus 2006 hadden, voor zover bekend, 10 organisaties activiteiten in Uruzgan: twee nationale programma’s van ministeries, twee VN-organisaties, vier Afghaanse NGO’s, één internationaal bedrijf en één donor (USAID).
• In september 2009 is het aantal gegroeid tot ruim 54 actoren: vijf nationale programma’s van drie ministeries, zes VN-organisaties, 12 internationale organisaties, drie internationale bedrijven, 22 Afghaanse NGO’s en zes donoren (Nederland, USAID, AUSAID, de EC, NRC/NRA, BDC).
• In mei 2009 is in Uruzgan een UNAMA-kantoor geopend.
Resultaten in perspectief: toename van operationele scholen in de periode 2006–2009 (bron: The Liaison Office, 2009)
• Totaal: 101 scholen (sept. ’09)
• Tarin Kowt: van 9 scholen naar 33 (sept. ’09)
• Deh Rawod: van 8 scholen naar 21 (sept. ’09)
• Chora: van 4 scholen naar 10 (sept. ’09)
• Khas Uruzgan: van 12 scholen naar 22 (sept. ’09)
• Gizab: van onbekend aantal naar 15 scholen (sept. ’09)
Daarnaast:
• Primair onderwijs1: ongeveer 43 000 kinderen zijn geregistreerd, waaronder 4100 meisjes.
• Secundair of hoger onderwijs: 7000 geregistreerde kinderen, waaronder 260 meisjes.
• In totaal 1481 mannelijke en 45 vrouwelijke docenten in de provincie.
• In het kader van het EQUIP I-programma zullen, zoals in de vorige stand van zakenbrief is gemeld, in Uruzgan in totaal 78 scholen worden gebouwd. Vijftien scholen zijn inmiddels klaar, waarvan 2 meisjesscholen.
• Een deel van de EQUIP-activiteiten wordt via een Nederlandse NGO gefinancierd en uitgevoerd. Met behulp van dit programma worden de volgende activiteiten uitgevoerd: bouw van 30 scholen, meubels voor 60 scholen, bouw van 100 schoolmuren en 4 teacher resource centers(centra voor de verdere opleiding van leraren op districtsniveau).
• In het kader van een beurzenprogramma dat nieuwe leerkrachten voor Uruzgan en omringende provincies opleidt, zijn twee groepen studenten uit de zuidelijke provincies in India begonnen met een tweejarige studie; een derde groep wordt geselecteerd.
• In het kader van het programma van het Dutch Consortium Uruzgan (DCU) worden de volgende activiteiten ondernomen: educatieve radioprogramma’s; onderwijs over gezondheid; politie en onderwijzers worden onderwezen in de rechten van het kind; activiteiten t.b.v. primair onderwijs voor straatkinderen.
Resultaten in perspectief: aanwezige gezondheidszorgcentra (ziekenhuizen, «Community Health Centre» dan wel «Basic Health Centre») in de periode 2006–2009 (bron: The Liaison Office, 2009)
• Totaal: 16 gezondheidscentra (sept. ’09)
• Tarin Kowt: van 2 centra naar 3 (sept. ’09)
• Deh Rawod: van 1 centrum naar 3 (sept. ’09)
• Shahidi Hassas: van geen centrum naar 1 (sept. ’09)
• Chora: van 1 centrum naar 2 (sept. ’09)
• Khas Uruzgan: van 2 centra naar 3 (sept. ’09)
• Gizab: het aantal is gelijk gebleven op 3 centra (sept. ’09)
• Chinarto: van geen centrum naar 1 (sept. ’09)
Daarnaast:
• 6 privé klinieken in Tarin Kowt.
• 17 vrouwelijke gezondheidswerkers (in 2006 waren dat er 3).
• Totale staf werkzaam in de gezondheidszorg in Uruzgan: 115, exclusief 147 mannelijke en 67 vrouwelijke community health workers.
• Toename van vaccinaties tot 91% in 2009 (37% in 2006).
• Percentage vrouwen dat minimaal 1 keer wordt bezocht door een community health worker is gestegen van 45 (2006) naar 67 (2009) (bron : AHDS).
• De vrouwenvleugel van het ziekenhuis in Tarin Kowt zorgt voor meer toegang tot gezondheidszorg van vrouwen en dient ook als informeel ontmoetingscentrum voor vrouwen.
• In de Dehrafshan vallei is een gezondheidspost geopend met een arts, een verpleger en een vroedvrouw. Ook is er een vaccinatiemedewerker die mensen inent tegen ziektes als polio en TBC.
• DCU is actief op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Zo ontwikkelt DCU train the trainer programma’s, voert het basale behandeling van geesteszieken uit en doet het aan counseling.
Versterking lokaal bestuur Uruzgan
Directoraat voor de versterking van het lokaal bestuur (IDLG)
Enkele resultaten:
• 10 gekwalificeerde adviseurs steunen het provinciaal bestuur.
• Assessment missie The Asia Foundation(TAF)/Independent Directorate for Local Governance (IDLG) vond plaats in april 2009. Acute en langere termijn behoeften lokale overheid zijn geïnventariseerd.
• Steun aan IDLG via TAF wordt voortgezet t/m maart 2010.
• TAF werkt samen met partners aan de integratie van de functies van de adviseurs in de formatie van de provincial governor’s office.
• Rehabilitatie districtskantoor Chora is gaande.
Afghanistan Subnational Governance Programme (ASGP)
Dit nationale programma richt zich op capaciteitsversterking van lokaal bestuur, met specifieke activiteiten in Uruzgan en Daikundi.
Enkele resultaten:
• Eerste missie vond plaats in mei 2009; provinciaal plan is goedgekeurd door gouverneur.
• Inventarisatie behoeften en mogelijkheden uitrol in kaart gebracht.
• De Nederlandse ambassade organiseert maandelijks vervolgbijeenkomsten om de uitkomsten en mogelijke (vervolg)acties te bespreken met de belangrijkste spelers in deze sector. Er is een matrix opgesteld van activiteiten van deze actoren en plannen voor de nabije toekomst.
• Er wordt thans een internationaal staflid geworven t.b.v. de uitvoering van ASGP. Deze zal in het UNAMA-kantoor in Tarin Kowt geplaatst worden.
• 7 trainees uit Uruzgan worden in Kandahar getraind en gecoached om als ambtenaar in Uruzgan aan de slag te gaan.
Institutionele ontwikkeling GTZ
Doel: 40 jonge ambtenaren uit drie districten van Uruzgan opleiden in 2009.
Enkele resultaten:
• GTZ traint provinciale ambtenaren in basic management skills.
• 10 ambtenaren voltooiden de eerste cursus (11 dagen) over administratief management, financiële administratie en rapporteren aan de Kaboel universiteit. Zij worden nu trainers op lokaal niveau.
• Er zijn inmiddels ruim 20 jonge ambtenaren uit drie districten van Uruzgan opgeleid.
Civiele infrastructuur Uruzgan
Enkele resultaten:
• Er is een Memorandum of Understanding getekend met het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken, dat GTZ heeft gecontracteerd voor de coördinatie van de uitvoering van een drietal infrastructurele projecten in Zuid-Afghanistan.
• Bouw van de terminal en de toegangsweg van het vliegveld in Tarin Kowt.
• Bouw van een technische school in Uruzgan, in overleg met het Afghaanse ministerie van Onderwijs.
Civiele vliegverbinding met Tarin Kowt/Uruzgan
Doel: ontsluiting van de provincie (met name voor bewoners, bedrijven, NGOs, overheidsfunctionarissen, hulporganisaties) ten behoeve van monitoring van nationale programma’s.
• Sinds eind juni zitten de vluchten (2x/week) steeds nagenoeg vol met 12 passagiers; nu de aanloopfase achter de rug is, is het maximum verhoogd naar 22 passagiers;
• Het streven is na volledige operationalisering van de benodigde infrastructuur dat Kam Air 3x per week in plaats van 2x per week zal vliegen met max. 35 passagiers.
Landbouw, rurale en economische ontwikkeling
• Het tuinbouwbedrijf GSE (Growing Sales Exchange) beheert een aantal projecten in Uruzgan op het gebied van saffraanteelt en fruitteelt. Afgelopen zomer is besloten om een vervolgproject op het gebied van saffraan te financieren. Voortbouwend op het saffraanproject van vorig jaar hebben derhalve eind september in totaal 40 families in Tarin Kowt saffraanbollen ontvangen. Dit is onderdeel van een groter saffraanproject dat wordt uitgevoerd met behulp van verschillende Afghaanse NGO’s. Gedurende de maand oktober zullen de NGO’s meer families in Chora en Deh Rawod van saffraanbollen voorzien.
• Zoals in de vorige stand van zakenbrief reeds is vermeld, is in het najaar van 2008 gecertificeerd en hoogwaardig tarwezaad (914 ton) en kunstmest (twee soorten: elk 924 ton) onder ongeveer 20 000 families (ongeveer de helft van de bevolking van Uruzgan) verspreid over alle districten van Uruzgan. Hierop komt een vervolg voor het seizoen 2009–2010.
• Naai -en hygiënecursus voor 60 vrouwen uit Gizab. Resultaten: 60 vrouwen uit Gizab zijn getraind in de productie van tassen en kleding, basishygiëne en beginnend lezen en schrijven.
Media/radio- en televisieinstallatie en -programmering
Aangezien de radio veel luisteraars bereikt in Uruzgan zijn de volgende activiteiten ondernomen:
• In vier districten zijn FM relay-stations met antenne geïnstalleerd.
• Een tweede kanaal is geopend dat uitzendt in lokaal dialect.
• Live-uitzendingen uit Tarin Kowt zijn verzorgd, waarbij de provinciale gouverneur, provinciale directeuren, stamoudsten, volksvertegenwoordigers en NGO’s werkzaam in verschillende sectoren aan het woord worden gelaten.
• Een vervolgproject is goedgekeurd en is in uitvoering voor voortzetting uitzendingen radio Nawa in het Pashtu en installatie televisieontvangst en programmering (o.a. schooltelevisie) in Tarin Kowt. Er zijn 15 televisiesets geplaatst op publiekelijk toegankelijke locaties zoals het ziekenhuis in TK zodat meer mensen toegang hebben tot de educatieve televisieuitzendingen in het lokale dialect.
• Uitzendingen van 5 uur per dag (avonduren); plannen voor uitbreiding naar uitzendingen overdag, om daarmee ook meer vrouwen te kunnen bereiken.
• Ontwikkelingsprogramma’s maken gebruik van het radionetwerk om informatie over projecten of bijvoorbeeld landbouwnieuws te verspreiden.
Annex 2: Internationale partners
De VS hebben in de zuidelijke regio van Afghanistan een tweetalBrigade Combat Teams (BCT) ingebracht. Daarnaast is in Tarin Kowt, als onderdeel van de Air Combat Brigade, een Amerikaanse helikoptereenheid met ongeveer 30 helikopters en 800 militairen ontplooid.
Australië heeft een Mentoring and Reconstruction Taskforce (MRTF) ontplooid in Uruzgan. Deze eenheid bestaat uit een infanterie OMLT, een beveiligings- en een genie-eenheid. Sinds augustus 2009 levert Australië tevens een OMLT ten behoeve van het Afghaanse gevechtssteunbataljon. Australië heeft deze taak van Nederland overgenomen en voert deze taken uit vanuit Tarin Kowt. Op dit moment onderzoeken Nederland en Australië samen wat de Australiërs op trainingsgebied nog meer kunnen bijdragen. Australië heeft interesse getoond in de overname van OMLT’s. Australië levert verder op rotatiebasis een chirurgisch team (telkens voor een periode van 2 maanden) ten behoeve van het role-2 ziekenhuis op Tarin Kowt. Van augustus tot oktober 2009 heeft de vierde rotatie van dit team zijn werkzaamheden uitgevoerd. Australië levert ten slotte vier stafofficieren en ongeveer tien civiele politiemensen die in de staf van de TFU zijn geplaatst.
Frankrijk levert sinds 1 augustus 2008 een OMLT ten behoeve van een ANA-infanteriebataljon. Het Franse OMLT voert zijn werkzaamheden uit vanuit Deh Rawod. Frankrijk heeft ongeveer 70 militairen in Uruzgan.
Slowakije heeft sinds maart 2009 naast de kampbewaking in Tarin Kowt ook de kampbewaking in Deh Rawod op zich genomen. Momenteel zijn in totaal 100 Slowaakse militairen ingezet voor deze taken. Daarnaast zitten twee militairen in de staf van het PRT en ondersteunen vijf militairen het Combat Service Support-bataljon in Tarin Kowt.
Singapore heeft in september een Wapen Locatie Radar (WLR) met 17 militairen ingezet in Tarin Kowt. Met dit systeem wordt een waarschuwing verkregen tegen inkomende projectielen en raketten. Verder draagt Singapore vanaf eind december 2009 opnieuw voor een periode van vier maanden met medisch personeel bij aan het role-2 ziekenhuis in Tarin Kowt.
België heeft zijn bijdrage op Kandahar uitgebreid met twee F-16’s, naar in totaal zes F-16’s. Hiertoe is de Technical Arrangement tussen Nederland en België, waarin de Nederlandse ondersteuning aan het Belgische detachement wordt geregeld, aangepast.
Alternatieve bestaansmogelijkheden
Veel van wat Nederland in Uruzgan doet op het gebied van landbouwontwikkeling en stimulering van economische activiteit draagt direct of indirect bij aan het creëren van alternatieve bestaansmogelijkheden voor papaverteelt en opiumproductie. In een rurale provincie als Uruzgan is landbouwontwikkeling de ruggengraat van maatschappelijke en economische ontwikkeling en de sleutel tot duurzame wederopbouw. Daarom zet Nederland met verschillende ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s in op het verbeteren en uitbreiden van legale landbouwgewassen, -methoden en – infrastructuur, zowel op nationaal als provinciaal niveau. Concreet gaat het daarbij om de volgende activiteiten:
• Nederland ondersteunt een scala aan kleinschalige land- en tuinbouwprojecten in Uruzgan, zoals het saffraanproject; kleinschalige boom- en plantenkwekerijen; grootschalig (gecertificeerd) tarwezaad- en kunstmestprogramma.
• Nederland ondersteunt kleinschalige en middelgrote infrastructurele projecten in Uruzgan o.a. ter verbetering van markttoegang voor lokale boeren.
• Ondersteuning van het Afghaanse ministerie van landbouw in de vorm van detachering van een Nederlandse deskundige in landgebruik en waterbeheer; managementhervorming; capaciteitsontwikkeling; assistentie bij coördinatie & implementatie van programma’s.
• Nederland treedt op als lead donor voor het landbouwonderwijsprogramma waarbinnen gewerkt wordt aan lerarenopleidingen, curriculumontwikkeling en toegepast onderzoek.
Nederland zet de inspanningen op het gebied van alternatieve bestaansmogelijkheden het komende jaar voort en bouwt deze waar mogelijk uit.
Daarnaast zet Nederland in op het ondersteunen van de private sector door de productie- en waardeketens in Uruzgan te helpen ontwikkelen en versterken zodat legale inkomsten in de provincie stijgen. De volgende activiteiten worden ondersteund:
• Ontwikkeling van de waardeketen voor amandelteelt.
• Microcredietprogramma via het Microfinance Investment Support Facility for Afghanistan (MISFA), in Uruzgan uitgevoerd door de World Council of Credit Unions.
• Inzet van het EVD bedrijfsleveninstrumentarium (PSI, ORIO, FEOU, MMF).
Nederland draagt bij aan campagnes om betrokkenheid bij illegale drugshandel, productie van opium en misbruik van drugs te ontmoedigen. Daarbij wordt een verandering in perceptie en gedrag nagestreefd van diegenen die papaver verbouwen en/of profiteren van de illegale narcotica-industrie. Daartoe wordt o.a. aansluiting gezocht bij islamitische gedragsregels op dit gebied. Zo heeft Nederland de productie en uitzending gefinancierd van bewustwordingsprogramma’s op de radio in 8 provincies in zuidelijk en oostelijk Afghanistan, waaronder Uruzgan. Zo werd gedurende 96 weken driemaal per week een episode van een dramaserie uitgezonden waarin thema’s rond drugs waren verwerkt. Deze uitzendingen maken deel uit van een bredere campagne die zich richt op informatieverstrekking in het Pashtu via onder andere klinieken, scholen, moskeeën en NGO’s.
Vraagreductie en verslavingszorg
Met de toename van drugsproductie is ook het verslavingsprobleem in Afghanistan groeiende. In antwoord op een groeiende vraag aan verslavingszorg ondersteunt Nederland een programma van het Dutch Consortium Uruzgan waarmee counseling centres en behandelcentra worden opgericht. Zo zijn tot op heden een behandelcentrum in Tarin Kowt en een counseling centre in Chora opgericht en is een counseling centre in Deh Rawod in voorbereiding. Verder steunt Nederland al geruime tijd een project van UNODC op het gebied van hulp voor drugsverslaafde Afghaanse vluchtlingen.
De primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van de wet, inclusief het verbod op drugsproductie en drugshandel, ligt uiteraard bij de Afghaanse overheid. Nederland heeft in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het versterken van de Afghaanse politie, zowel op nationaal niveau in het kader van EUPOL, als in Uruzgan door middel van training, mentoring en aanleg van infrastructuur. De Counter Narcotics Police Afghanistan (CNPA) is in Uruzgan tot op heden nog onderbezet en slecht uitgerust. Nederland zal inzetten op het maken van afspraken met de nieuwe Afghaanse regering over de versterking en uitbreiding van de CNPA in Uruzgan. Daarbij zal Nederland waar mogelijk ondersteuning bieden en aansluiting zoeken bij internationale partners die op dit gebied werkzaam zijn. Ter versterking van de Nederlandse kennispositie is sinds 2008 een drugsbestrijdingexpert van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de TFU toegevoegd en is samenwerking gezocht met de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA).
Daarnaast hebben de NAVO ministers van Defensie in oktober 2008 te Budapest besloten dat ISAF binnen het mandaat meer kan ondernemen bij de ondersteuning van de Afghaanse inzet op het gebied van interdictie, met name waar sprake is van een sterk verband tussen drugshandel en de Taliban. In de zuidelijke regio heeft dit inmiddels tot een aantal succesvolle operaties geleid. Om de inzet van de verschillende betrokken organisaties te bundelen is in de afgelopen periode te Kandahar een Combined Joint Inter Agency Taskforce (CJIATF) opgericht voor de zuidelijke regio. Nederland beziet thans op welke wijze informatie met deze taakgroep kan worden uitgewisseld en een concrete samenwerking tot stand kan worden gebracht.
Internationale en regionale samenwerking
De Afghaanse drugsproblematiek houdt zich niet aan provinciale of landsgrenzen. Aangezien Uruzgan geen externe grenzen heeft, is voor Nederland met name de samenwerking binnen de zuidelijke regio van belang. Inlichtingen die op provinciaal niveau worden verzameld moeten bijeen worden gebracht om de netwerken en smokkellijnen in het zuiden in kaart te brengen. Om de regionale coherentie van de aanpak van het drugsprobleem te verbeteren heeft de commandant van de zuidelijke regio, generaal-majoor De Kruif, het initiatief genomen tot een overkoepelend drugsbestrijdingsplan. Daaraan heeft ook de TFU een bijdrage geleverd. De eerder genoemde CJIATF zal de komende periode naar verwachting ook een grotere rol gaan spelen op het gebied van regionale coördinatie en samenwerking.
De vernietiging van papavervelden is tot op heden weinig effectief gebleken als middel om de drugsproductie blijvend terug te brengen. De kosten van eradicatie-operaties zijn hoog en de opbrengsten slechts gering, terwijl arme boeren onevenredig zwaar getroffen worden. Omdat Uruzgan niet een van de prioritaire provincies is op dit gebied, is de nationale Poppy Eradication Force (PEF) in het verleden slechts beperkt actief geweest en dit jaar zelfs geheel niet. Wel is een beperkt aantal papavervelden vernietigd in opdracht van de gouverneur. Nederland verleent slechts in extremis ondersteuning aan dergelijke operaties gezien de begrenzing van het ISAF-mandaat. Wel is Nederland betrokken bij de voorbereidende gesprekken om waar mogelijk het proces bij te sturen, zodat niet slechts bepaalde tribale groepen of enkel kleine boeren zonder alternatieve bestaansmogelijkheden worden getroffen.
Opbouw van Afghaanse instituties en versterking van de justitiële sector
Uiteindelijk zullen de Afghaanse autoriteiten zelfstandig in staat moeten zijn het drugsprobleem onder controle te brengen. Hoewel op dit gebied al vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld met de oprichting van een speciale rechtbank in Kaboel voor drugszaken en de oprichting en training van de Afghaanse National Interdiction Units, moet er nog veel gebeuren. Met de nieuwe regering zullen hierover concrete afspraken moeten worden gemaakt omdat het in het verleden veelal aan politieke wil heeft ontbroken. De Afghaanse regering zelf zal de vastberadenheid moeten tonen om ook de grote vissen in de drugsnetwerken met connecties in Kaboel aan te pakken. Dat wel degelijk vooruitgang kan worden geboekt in samenwerking met de Afghaanse autoriteiten blijkt uit de stijging van het aantal papavervrije provincies. De papaverteelt is inmiddels vrijwel volledig geconcentreerd in de provincies waar de onveiligheid door invloed van de Taliban het grootst is en het bestuur het zwakst.
Ook in de provincie Helmand is gebleken dat dankzij sterk leiderschap van de huidige provinciale gouverneur Gulab Mangal huidige provinciale gouverneur significante resultaten kunnen worden geboekt in het terugbrengen van de drugsproductie. Nederland zal in overleg met het VK bezien of elementen van het provinciale plan voor Helmand toepasbaar zijn in Uruzgan. Daarbij moet worden aangetekend dat de schaal van de problematiek in Helmand van een andere orde is dan die in Uruzgan en dat de hoeveelheid beschikbare mensen en middelen in Helmand groter is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27925-366.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.