Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 27925 nr. 201 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 27925 nr. 201 |
Vastgesteld 31 januari 2006
De commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse deelname aan ISAF in Zuid-Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nrs. 193 en 197).
De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 27 januari 2006. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken,
De Haan
De voorzitter van de commissie voor Defensie,
Albayrak
De adjunct-griffier van de commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Staan alle ministers achter het kabinetsbesluit over de missie naar Afghanistan?
Ja.
Kan de Kamer er zeker van zijn dat een meerderheidsbesluit van de Kamer ook daadwerkelijk door het kabinet zal worden uitgevoerd?
Zoals de regering nog in de brief van 13 januari jl. (Kamerstuk 27 925 Nr. 197) heeft verklaard, zal zij na de oordeelsvorming door de Kamer bezien welke gevolgen zij verbindt aan dat parlementaire oordeel.
Op welke wijze gaat de regering de VN resolutie 1325 over «Vrouwen, Vrede en Veiligheid» bij deze missie vorm geven?
In hoeverre staat de positie van vrouwen centraal in de projecten van wederopbouw en economische ontwikkeling?
Een van de belangrijke punten van Nederlands ontwikkelingsbeleid is het ondersteunen van activiteiten ten behoeve van gendergelijkheid en het zorgdragen dat rollen, behoeftes en gezichtspunten van vrouwen/meisjes worden meegewogen. Dit staat ook expliciet in de Europese «Terms of Engagement with Afghanistan», mede op aandringen van Nederland. Belangrijke (nationale) instrumenten zijn het Project Genderforce van het ministerie van Defensie en bestaande richtlijnen ter invulling van VNVR-resolutie 1325.
In het Afghanistan Compact is bij de benchmarks over gender opgenomen:
«The National Action Plan for Women in Afghanistan will be fully implemented. In line with Afghanistan’s MDGs, female participation in all Afghan governance institutions, including elected and appointed bodies and the civil service, will be strengthened.»
Concreet zal:
• bij de selectie van activiteiten verricht door of in opdracht van het PRT, gendersensitiviteit een criterium zijn;
• in een nog te houden assessment, op basis waarvan mogelijkheden voor sociaal-economische wederopbouw geïnventariseerd zullen worden, gender als element worden opgenomen;
• aandacht voor de positie van vrouwen ook deel uitmaken van contacten met de lokale en provinciale autoriteiten.
In de Nieuwe Revu van 18 januari jl. schrijft journalist Arnold Karskens over een rapport van de Amerikaanse Ambassade. Wilt u de regering aan de Verenigde Staten vragen om dit rapport en dit rapport ook de Kamer doen toekomen?
De regering is in het bezit van het desbetreffende rapport en heeft de Verenigde Staten naar aanleiding van deze vraag verzocht of er bezwaren bestaan tegen het delen van dit rapport met de Tweede Kamer. Dat bleek het geval.
Welke verzoeken van de NAVO, VN of andere bondgenoten om een bijdrage aan missies in andere landen, verwacht u in de nabije toekomst?
In hoeverre kan het Nederlandse leger nog bijdragen aan andere missies wanneer Nederland overgaat tot de uitzending van militairen naar Uruzgan?
Het is niet op voorhand te zeggen welke verzoeken om militaire bijdragen ons land zullen bereiken van internationale organisaties of van bondgenoten. Voor de NAVO is ISAF in Afghanistan de komende tijd de belangrijkste operatie. Toekomstige verzoeken van de NAVO om bijdragen zullen dan ook vooral betrekking hebben op deze operatie, mede in het licht van de beoogde uitbreiding van het operatiegebied van ISAF tot het gehele land. De NAVO voert verder operaties uit in de Balkan, waaronder de operatie KFOR in Kosovo, en in Afrika, waar zij logistieke steun levert aan de missie van de Afrikaanse Unie in Soedan (AMIS). De beoogde Nederlandse militaire bijdrage aan de uitbreiding van ISAF naar het zuiden van Afghanistan zal vanzelfsprekend een belangrijk beslag op de krijgsmacht leggen. Dit laat onverlet dat de regering van geval tot geval zal besluiten over militaire bijdragen aan internationale crisisbeheersingsoperaties, mede aan de hand van de aandachtspunten van het Toetsingskader. De krijgsmacht zal bijdragen blijven leveren aan de snelle reactiemacht van de NAVO, de «NATO Response Force» (zie de brieven van 26 april 2005 (Kamerstuk 29 521, nr. 22) en 19 januari 2006 (Kamerstuk 28 676, nr. 19)). In de eerste helft van 2007 zal Nederland samen met Duitsland en Finland bovendien een «battlegroup» beschikbaar stellen aan de Europese Unie (zie de brief van 4 november 2005, Kamerstuk 30 363, nr. 1). Deze battlegroup kan worden ingezet, bijvoorbeeld na een verzoek van de Verenigde Naties. Over de politieke uitgangspunten die het kabinet voor deelneming aan mogelijke missies hanteert, bent u op 8 april 2004 per brief ingelicht naar aanleiding van een motie van het lid Koenders c.s. (Kamerstuk 29 521, nr. 1).
Op grond van het in de Prinsjesdagbrief geformuleerde ambitieniveau moet de krijgsmacht in ieder geval in staat zijn tot de deelneming aan drie operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum met bijdragen van bataljonsgrootte (of, bij zee- en luchtoperaties, equivalenten daarvan) alsmede tot de deelneming voor maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met één op de missie toegesneden brigade(taakgroep) van landstrijdkrachten, twee squadrons met elk achttien jachtvliegtuigen, een maritieme taakgroep met maximaal vijf fregatten of een combinatie hiervan. De beoogde Nederlandse militaire bijdrage aan de uitbreiding van ISAF naar het zuiden van Afghanistan past binnen dit ambitieniveau.
Klopt het dat de Amerikaanse terugtrekking uit Afghanistan gepaard gaat met een vermindering van ontwikkelingsgeld aan het land? Kan het zijn dat de Amerikaanse regering militaire hulp definieert als ontwikkelingsgeld? (The Times, 18 januari 2006)
Uit contacten met de Verenigde Staten blijkt niet dat de Verenigde Staten voornemens zijn het ontwikkelingsgeld aan Afghanistan te verminderen. De Verenigde Staten zullen bij de internationale conferentie in Londen fondsen toezeggen tot en met 2007. Committering voor een langere periode is in de Verenigde Staten wettelijk niet toegestaan. De gecommitteerde fondsen zijn bedoeld voor wederopbouw, inclusief de veiligheidssector (leger, politie). Zo hebben de Verenigde Staten onlangs bekendgemaakt dat voor 2006 meer dan 450 miljoen dollar gereserveerd is voor training van de Afghan National Police (ANP).
Is de beperking van de duur van de Nederlandse betrokkenheid bij ISAF-III in Uruzgan van twee jaar een hard gegeven, waarover onomkeerbare afspraken zijn gemaakt? Waarom is voor deze missie «besloten» tot een uitzendtermijn van twee jaar? Is de mogelijkheid van een midtermreview overwogen, dan wel alsnog mogelijk?
Is de termijn van twee jaar voor de duur van de Nederlandse bijdrage flexibel? Zo ja, onder welke omstandigheden kan die termijn worden bekort of verlengd? Zo neen, waarom niet?
Nederland zal de NAVO de beoogde bijdrage in het zuiden van Afghanistan toezeggen voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat de zuidelijke provincies onder de verantwoordelijkheid van ISAF komen te vallen, naar verwachting medio 2006. Met de NAVO is afgesproken dat zij verantwoordelijk is voor het vinden van de relevante bijdragen aan ISAF na twee jaar.
Overigens geldt voor de bijdrage van alle aan ISAF deelnemende landen dat de NAVO zal moeten voorzien in een schema van aflossing en roulatie. Aldus kan, met belangrijke bijdragen van niet-NAVO-landen, een evenredige bondgenootschappelijke verdeling worden bereikt van de inspanningen ten behoeve van ISAF. De Europese landen leveren het leeuwendeel van de ISAF-troepen.
Inzake de duur van de missie is besloten in nauw overleg met verschillende bondgenoten, de NAVO en de Afghaanse regering. In de loop van dit overleg zijn met Canada en het Verenigd Koninkrijk afspraken gemaakt over het gezamenlijk op te zetten brigadehoofdkwartier van ISAF in Kandahar, waarover de drie landen afwisselend de leiding zullen hebben. Tevens heeft Nederland uitvoerige, voorbereidende besprekingen gevoerd met een solide, militair relevante partner over een bijdrage van dit land aan de ISAF-operatie in Uruzgan. De betrokken partners gaan op grond van dit overleg uit van een Nederlandse inzetperiode van twee jaar.
Het kabinet zal de inzet van Nederlandse militairen steeds nauwgezet volgen en hierover de Tweede Kamer regelmatig informeren. Tegen deze achtergrond acht het kabinet een «midtermreview» niet wenselijk. Het kabinet wil niet vooruitlopen op omstandigheden waaronder de beoogde inzetduur zou kunnen worden bekort of verlengd.
Wat is de reden dat de Nederlandse taakgroep «vooralsnog» alleen het zuidelijk deel van de provincie Uruzgan voor haar rekening zal nemen? Het woord vooralsnog suggereert dat dit gebied later zal worden uitgebreid. Is dat zo en zo ja, wanneer en met welk deel van de provincie?
Hoe, waar en wanneer gaan de Nederlandse militairen met het Afghaanse nationale leger (ANA) samenwerken?
Op welke wijze zal de Kamer geïnformeerd worden indien de Nederlandse eenheden in het Noorden van Uruzgan worden ontplooid? Is hiervoor, naar de mening van de regering, instemming van de Kamer noodzakelijk?
Hoeveel Amerikaanse adviseurs zullen worden ingezet om de ANA-eenheden in het noorden van Uruzgan te ondersteunen? Voor hoe lang is deze steun gepland? Indien Nederlandse troepen in het noordelijk deel van Uruzgan gaan werken, verblijven ze dan op dezelfde bases als de Afghaanse en Amerikaanse militairen? Zo nee, waar dan?
De analyse van de veiligheidssituatie en de opdracht voor de Nederlandse eenheden hebben tot de conclusie geleid dat vooralsnog de twee bases in het zuidelijk deel van Uruzgan worden bezet. Van daaruit is het de bedoeling om de invloed rondom deze bases geleidelijk uit te breiden en zodoende de veiligheid en stabiliteit in grotere delen van de provincie te vergroten, ook in noordelijke richting, ten behoeve van wederopbouw door Afghaanse en internationale organisaties.
In Uruzgan bevindt zich nu één ANA-bataljon. Een «Operational Monitoring and Liaison Team» (OMLT) van de Nederlandse taakgroep zal zich bezighouden met de opleiding, monitoring en mentoring van dit ANA-bataljon. Reeds gedurende de ontplooiingsfase zullen Nederlandse eenheden contacten leggen met deze eenheid.
De steun aan de ANA-eenheden in de twee noordelijke vooruitgeschoven posten zal vooralsnog door de Amerikaanse adviseurs worden voortgezet. Het aantal Amerikaanse adviseurs is geclassificeerde informatie en kan derhalve niet worden medegedeeld. De Verenigde Staten hebben toegezegd dat zij op deze vooruitgeschoven posten aanwezig zullen blijven. Wanneer de veiligheidssituatie het toestaat en Nederland samen met de ANA overgaat tot het geleidelijk bezetten van vooruitgeschoven posten in het noorden, zullen de Amerikaanse militairen worden afgelost. Het is overigens denkbaar dat op grond van operationele overwegingen de vooruitgeschoven posten op andere dan de huidige locaties worden ingericht dan nu het geval is. Over de mogelijke inzet op termijn van Nederlandse militairen in het noorden van Uruzgan is de Kamer reeds geïnformeerd door middel van de Artikel 100-brief van 22 december 2005 (Kamerstuk 27 925 nr. 193).
Hoe verklaart u dat de operatie Enduring Freedom (OEF) tot nu toe de bevolking te weinig perspectief heeft kunnen bieden? Heeft dat te maken met het feit dat OEF zich puur bezighield met inlichtingen- en gevechtsoperaties? Of zijn er andere factoren te noemen? Wat is de impact van het optreden van de Amerikanen geweest? In hoeverre is OEF in militair opzicht een succes geweest? Is men erin geslaagd de Opposing Militant Forces (OMF) in aantallen te reduceren? Of moet de conclusie getrokken worden dat OEF zelfs averechts heeft gewerkt, gelet op de toenemende vastberadenheid en professionaliteit waarmee volgens de regering de OMF te werk gaan?
Waarom heeft volgens u de operatie Enduring Freedom de bevolking geen perspectief op een betere toekomst geboden? Wat zijn in uw ogen de voornaamste redenen waarom de operatie Enduring Freedom heeft gefaald?
Welke redenen heeft u om na de negatieve oordelen over de operatie Enduring Freedom deze missie toch te blijven steunen?
Deelt de regering onverkort de mening dat de operatie Enduring Freedom wenselijk, zinvol en noodzakelijk was, is en ook blijft voorlopig, zulks mede gelet op de recente uitspraken van generaal Berlijn, die zei dat het optreden van de Amerikanen «weinig tot geen effect heeft gehad»?
Na de aanslagen van 11 september 2001 en de weigering van de Taliban te voldoen aan de Amerikaanse eisen, is een coalitie onder leiding van de Verenigde Staten op 7 oktober 2001 begonnen met de operatie Enduring Freedom. In december 2001 leidde deze operatie tot de val van het Talibanregime en kon een aanvang worden gemaakt met de stabilisering van Afghanistan. Met het verdrijven van het Talibanregime waren de internationale terreurnetwerken waartegen de operatie Enduring Freedom zich richt echter nog niet verslagen, en dit is nog steeds niet het geval. Deze operatie gaat dan ook zowel binnen als buiten Afghanistan nog steeds door.
De regering heeft de doelstellingen van de operatie Enduring Freedom altijd gesteund en doet dat nog steeds. Ook heeft Nederland regelmatig militaire bijdragen geleverd aan deze operatie. Op dit moment levert Nederland bijdragen in de vorm van een SF-detachement in de provincie Kandahar en een maritieme taakgroep in de wateren rondom het Arabisch schiereiland. Beide bijdragen worden in april 2006 beëindigd.
Wat betreft Afghanistan toont het grote aantal geweldsincidenten dat gerelateerd is aan acties van de Taliban en aanverwante groeperingen, dat militair optreden daartegen nog steeds geboden is. Nadat ISAF in de zuidelijke provincies zal zijn ontplooid, zal de operatie Enduring Freedom zich concentreren op het overblijvende oostelijk deel van Afghanistan. Indien daartoe aanleiding is, voert de operatie Enduring Freedom ook acties uit in het ISAF-gebied. Zie daarvoor verder het antwoord op vraag 20.
De afgelopen jaren heeft de operatie Enduring Freedom grote successen geboekt in de strijd tegen het terrorisme. Naarmate de stabilisering van Afghanistan vordert, werd echter duidelijk dat in sommige delen van Afghanistan de bevolking nog steeds onvoldoende perspectief heeft op een betere toekomst. De wijze van optreden van de coalitietroepen van de operatie Enduring Freedom, die zich de afgelopen jaren heeft gekenmerkt door hard optreden tegen vermeende of werkelijke leden van de Opposing Militant Forces (OMF), heeft onder meer bijkomende schade veroorzaakt door de inzet van luchtsteunmiddelen. Ook de manier waarop huiszoekingen en arrestaties werden uitgevoerd alsmede gevangenen werden behandeld, heeft onder de bevolking negatieve gevoelens opgeroepen, met alle gevolgen van dien voor de steun onder de bevolking voor de coalitietroepen.
Overigens heeft generaal Berlijn geen publieke uitspraken gedaan zoals die worden verondersteld in uw vraag.
Welke inschatting maakt u over de termijn dat de NAVO in Afghanistan als stabilisator zal moeten optreden en welke fasering ziet u voor een ontwikkelingsperspectief? In welke termijnen denkt u voordat de Afghaanse regering zelfstandig voor stabiliteit, democratie en wederopbouw kunnen zorgen?
Het is moeilijk te schatten hoelang de NAVO in Afghanistan zal moeten blijven, maar er moet gedacht worden aan vijf jaar of langer. De betrokkenheid van de NAVO hangt samen met het tempo waarin de veiligheid en stabiliteit toenemen en de Afghaanse veiligheidsstructuren worden opgebouwd. Ook de vorderingen op het gebied van goed bestuur en wederopbouw spelen een rol. Het tijdens de komende Londen-conferentie overeen te komen Afghanistan Compact betreft de internationale militaire en civiele betrokkenheid in de komende vijf jaar.
Wat was de invloed van de dreigende etnische crisis op de benoeming van de gouverneur in Baghlan? Wat betekende dat voor de activiteiten van de PRT? Hoeveel Nederlandse NGO’s werken samen met de PRT van Baghlan?
In de zomer van 2005 vond in Pol-e Khomri, de hoofdstad van de provincie Baghlan, een reeks demonstraties plaats tegen het voornemen van de toenmalige gouverneur om de hoofdstad te verplaatsen naar de stad Baghlan. Deze strijd had een etnische achtergrond. Aan de demonstraties werd voornamelijk door etnische Tadzjieken deelgenomen, terwijl de toenmalige gouverneur een Pashtun was en de door hem gewenste nieuwe hoofdstad in een vooral door Pashtun bewoond district ligt. De Afghaanse regering heeft het dreigende conflict bezworen door de gouverneur naar een andere provincie over te plaatsen, een etnisch Oezbeekse gouverneur te benoemen en te trachten de bevolking van Baghlan te bewegen tot een compromis over de zetel van het provinciaal bestuur.
De commandant van het PRT en zijn politiek adviseur (POLAD) hebben hierbij hun invloed aangewend. Deze kwestie heeft geen invloed gehad op de overige werkzaamheden van het PRT.
Op dit moment werkt één Nederlandse NGO in het kader van de Civiel Militaire Samenwerking (CIMIC) samen met het PRT in Baghlan. Dit is het Dutch Committee for Afghanistan.
Kan precies worden aangegeven welke andere landen een (extra) bijdrage leveren aan de International Security Assistance Force (ISAF) in het zuiden van Afghanistan en kan daarbij tevens worde aangeven met hoeveel militairen zij zullen bijdragen, voor welke periode en met welke eenheden en taken?
Hoe is de veiligheidssituatie in de vijf andere provincies in Zuid-Afghanistan? Is die vergelijkbaar met de situatie in Uruzgan, of zijn er verschillen? Zijn er provincies waar de situatie slechter is? Zo ja, welke landen zijn in die provincies militair actief?
Op welke termijn zullen de Amerikaanse soldaten worden teruggetrokken uit omliggende provincies?
Bestaat er bij andere NAVO-partners, zoals Duitsland, de bereidheid om deel te nemen aan ISAF-III in Zuid-Afghanistan, waarmee de NL presentie in Uruzgan kan worden aangevuld of gedeeltelijk kan worden afgelost?
Wat waren de redenen van Frankrijk en Duitsland om niet deel te nemen aan de ISAF missie in Zuid-Afghanistan?
Kan de regering een zo volledig mogelijk overzicht geven van de aantallen militairen die naar de andere zuidelijke provincies zullen gaan in ISAF-verband en van de landen die deze militairen uitzenden?
De omvang van de troepenmacht die ter beschikking staat van ISAF in de zuidelijke provincies zal oplopen tot ongeveer 10 000 militairen. Voorzien is dat naast Nederland de volgende landen een bijdrage zullen leveren. Het Verenigd Koninkrijk zal deelnemen met onder andere een PRT en manoeuvre-eenheden in de provincie Helmand. In totaal gaat het daarbij om ongeveer 3300 militairen. Het Verenigd Koninkrijk zal in Helmand samenwerken met Denemarken en Estland, die respectievelijk ongeveer 280 en 120 militairen zullen leveren. Het Canadese detachement is voor een deel reeds aanwezig in Kandahar en zal uiteindelijk bestaan uit ongeveer 2000 militairen voor onder andere een PRT en manoeuvre-eenheden. De Verenigde Staten blijven aanwezig onder ISAF met onder andere een PRT en een manoeuvre-eenheid in de provincie Zabul, met in totaal ongeveer 1200 militairen. Daarnaast leveren de Verenigde Staten een belangrijk deel van het personeel voor het vliegveld van Kandahar. Roemenië draagt bij met een manoeuvre-eenheid in Zabul en bewakingspersoneel voor het vliegveld in Kandahar, in totaal ongeveer 630 militairen. Daarnaast is Nederland in gesprek met een solide, militair relevante partner over het leveren van een bijdrage in de provincie Uruzgan. Deze partner overweegt ruim 200 militairen te leveren.
Duitsland heeft zich tot dusverre niet gemeld als troepenleverancier voor ISAF in Zuid-Afghanistan. Gezien de sterke Duitse presentie in Noord-Afghanistan, ligt een dergelijke bijdrage wellicht ook minder voor de hand. Wel zijn er contacten geweest met Duitsland, ook op ministerieel niveau, over de mogelijke betrokkenheid van Duitsland als G8 «lead nation» voor politie, bij trainingen en ondersteunende activiteiten ten aanzien van de «Afghan National Police» (ANP) in de provincie Uruzgan. Duitsland heeft zich bereid verklaard daaraan een bijdrage te willen leveren.
Frankrijk heeft er tot dusverre de voorkeur aan gegeven zijn bijdrage aan ISAF te concentreren op de streek rondom Kabul. Overigens levert Frankrijk ook een aanzienlijke bijdrage aan de operatie Enduring Freedom.
Het verantwoordelijkheidsgebied van het toekomstige ISAF-hoofdkwartier voor de zuidelijke regio omvat de provincies Daikundi, Helmand, Kandahar, Nimruz, Uruzgan, en Zabul. Het is een regio met grote verschillen in zowel geografische als etnografische zin.
De belangrijkste factoren van invloed op de veiligheidssituatie in Zuid-Afghanistan zijn de aanwezigheid en de activiteiten van de OMF. De activiteiten van de OMF in Zuid-Afghanistan concentreren zich op de provincies Uruzgan, Zabul, (Noord)-Kandahar en (Noord)-Helmand.
De provincies Daikundi en Nimruz verschillen aanzienlijk van de overige vier provincies, niet in de laatste plaats door de geringe(re) aanwezigheid van OMF. In de noordelijke delen van Daikundi (Hazara-gebied) bevinden zich nagenoeg geen OMF meer. In de provincie Nimruz zijn OMF-activiteiten waargenomen (vooral in het uiterste noorden van de provincie). Het noorden van de provincies Helmand en Kandahar en de provincies Uruzgan en Zabul maken deel uit van de zogenaamde Taliban sanctuary. De stad Kandahar neemt een speciale positie in. Deze voormalige Taliban-hoofdstad kan gezien worden als de hoofdstad voor de Pashtun. De provincie Helmand is de provincie met de grootste oppervlakte aan papaververbouw. Daarnaast is het een belangrijke doorvoerprovincie voor o.a. opium naar Pakistan en Iran. De drugsproblematiek in de provincie Helmand is dan ook groter dan in de overige provincies.
Door de vele verschillen is het moeilijk de dreiging per provincie onderling te vergelijken. Wel kan worden gesteld dat de veiligheidssituatie in de provincies Daikundi en Nimruz beter is dan die in de overige vier provincies.
Waar moet concreet aan worden gedacht wanneer u in uw brief stelt dat ook offensieve acties noodzakelijk kunnen zijn om niet alleen het functioneren van het Provincial Reconstruction Team (PRT), maar ook het functioneren van de Afghaanse overheid mogelijk te maken? Betekent dit dat de Nederlandse militairen eerst moeten oorlog voeren, en vervolgens de situatie weer moeten normaliseren alvorens er begonnen kan worden met wederopbouw?
Wie beoordeelt u de noodzaak tot het uitvoeren van offensieve acties in bepaalde gebieden? Wie geeft daartoe het commando? Is het denkbaar dat dit gebeurt op bevel van de Nederlandse commandant of alleen op aansporing van de ISAF commandant en de OEF commandant?
Kunt u voorbeelden geven van het uitvoeren van offensieve acties die noodzakelijk zijn voor het creëren van een veilige omgeving? Betekent dit dat de Nederlandse militairen in eerste instantie militaire acties moeten uitvoeren, en zich pas in tweede instantie kunnen richten op humanitaire hulp en wederopbouw?
Hoe wordt bij een offensieve veiligheidsoperatie besloten of deze door ISAF of door OEF wordt uitgevoerd?
In gevallen dat de voortgang van de Afghaanse of internationale wederopbouwactiviteiten of de bewegingsvrijheid van ISAF en Afghaanse veiligheidsinstanties wordt gefrustreerd door OMF, kunnen offensieve veiligheidsoperaties worden uitgevoerd. Dit kan ook indien op basis van inlichtingen een bedreigende concentratie van OMF wordt geconstateerd. Bij deze offensieve acties kan zowel worden gedacht aan de inzet van grondtroepen als aan luchtsteun.
Als bijvoorbeeld uit inlichtingen blijkt dat de OMF op een plaats samenkomen om een aanslag voor te bereiden, kan worden besloten een offensieve actie uit te voeren. Naar verwachting hebben de offensieve acties een tijdelijk en plaatselijk karakter en kunnen de (weder)opbouwactiviteiten elders doorgaan.
De operatie Enduring Freedom behelst overigens geen offensieve veiligheidsoperaties, maar contra-terrorisme operaties.
Offensieve veiligheidsoperaties van ISAF worden binnen de ISAF-commandostructuur gepland en uitgevoerd. De commandanten van ISAF, waaronder de Nederlandse commandant, bepalen de noodzaak van offensieve veiligheidsoperaties en alleen zij geven daartoe de opdracht. Op grond van reeds eerder gemaakte afspraken tussen de commandant van ISAF en de commandant van de operatie Enduring Freedom in Afghanistan, kunnen ISAF en coalitietroepen elkaar in noodgevallen («in extremis») steun verlenen. Steun van coalitietroepen kan in dergelijke gevallen worden aangevraagd via de commandolijn van ISAF.
Zie ook het antwoord op vraag 20 e.v.
Welk land wordt de «solide, militair relevante partner»waar Nederland mee zal gaan samenwerken? Wat behelzen deze vergaande contacten?
Met welke «solide, militair relevante» partner zal Nederland in Uruzgan samenwerken? Worden met deze partner dezelfde voorwaarden ten aanzien van bijvoorbeeld overdracht van gevangenen opgesteld? Indien neen, waarom niet? Waarin verschilt het?
Zoals in de art. 100 brief van 22 december jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 193) is vermeld zijn er met een beoogd partnerland uitvoerige contacten geweest over de mogelijkheid dat dit land met ruim 200 militairen bijdraagt aan de ISAF-operatie in Uruzgan. Omdat de politieke besluitvorming in dit partnerland nog niet is voltooid, acht de regering het niet opportuun om dit land reeds vooruitlopend op die besluitvorming met name te noemen. In het desbetreffende land wordt het debat in Nederland over de uitzending naar Uruzgan met interesse gevolgd. Spoedig na de voltooiing van dat debat zal de besluitvorming in dat partnerland plaatshebben, waarna de Kamer ook op dit ontbrekende punt volledig zal kunnen worden geïnformeerd. Voor alle deelnemende landen aan ISAF zal hetzelfde ISAF-detentiebeleid van toepassing zijn.
18, 23, 29, 95, 112, 132, 133, 134, 173 en 176
U stelt dat, indien blijkt dat na het begin van de operatie meer troepen nodig zijn, het aantal zal worden vergroot. Betekent dit dat ook Nederland eventueel extra troepen zal leveren? Hoe luidt de garantie die de regering hierover van de NAVO heeft gekregen?
Op welke grondslag is de Nederlandse troepensterkte gebaseerd? Is deze niet te gering gezien de omvang van de provincie? Hoe kan deze verder worden versterkt? Zal Nederland, indien meer troepen nodig zijn, zelf extra troepen in Uruzgan inzetten en zo ja, kan Nederland dan ook nog aan haar andere militaire verplichtingen voldoen?
Hoe hard denkt u dat de garantie van de NAVO is om zorg te dragen voor meer troepen, indien na het begin van de operatie wordt vastgesteld dat meer troepen benodigd zijn? Berust de garantie van de NAVO dat, indien nodig, extra militairen naar Uruzgan gezonden zullen worden op concrete toezeggingen van NAVO-lidstaten? Heeft Nederland zelf plannen om het aantal troepen zonodig op te voeren?
Wat is exact de aard van de garanties die generaal Berlijn in Brussel heeft gekregen? Waarom heeft hij garanties gevraagd van de NAVO daar waar die er normalerwijs al dienen te zijn? En waarom van OEF, nu daar juist kritiek op bestaat?
Hoe zeker is de regering ervan dat het aantal van 1200 uit te zenden militairen voldoende is? Is er een mogelijkheid dat dit aantal wordt verhoogd indien nodig en wenselijk? Welke garantie heeft Nederland precies van de NAVO gekregen dat als na het begin van de operatie wordt vastgesteld dat meer troepen nodig zijn het aantal zal worden vergroot en dat de NAVO daarvoor zorg zal dragen?
Wat is de aard van de verzekering die de VS hebben gegeven? Kunt u die explicieter maken? Is de zekerheid over extra manoeuvre-eenheden van de VS voor twee jaar gegeven?
Kunt u de schriftelijk gegeven garanties voor extractie en bijstand door de NAVO en de VS naar de Kamer zenden?
Zijn de veiligheidsgaranties van de bondgenoten eenduidig en hard en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar? Op welk niveau wordt er bij de NAVO en de bondgenoten over het effectueren van de veiligheidsgaranties beslist? Kortom, hebben de NAVO-bondgenoten eenduidig tot assistentie besloten of hebben zij slechts een voornemen tot steun uitgesproken?
Welke andere landen zijn gebaseerd in en om Uruzgan en met hoeveel mankracht? Welke afspraken zijn met deze landen gemaakt met betrekking tot de assistentie van Nederland? Wie geeft de doorslag in de beslissing of assistentie wordt verleend?
Hebben de NAVO-partners geld en middelen gereserveerd om de Nederlandse missie terzijde te staan wanneer hierom gevraagd wordt?
De grondslag voor de troepensterkte is een analyse van de opdracht en de veiligheidssituatie. De troepensterkte is toereikend om twee bases in het zuidelijk deel van Uruzgan te bezetten en de missie rondom deze locaties uit te voeren. Deze troepensterkte omvat ook reserves in Uruzgan die de Nederlandse taakgroep kan inzetten in samenhang met Nederlandse Apache-helikopters en F-16’s.
De provincie Uruzgan grenst in het zuiden aan de provincies Helmand, Kandahar en Zabul. In al deze provincies zijn naast een PRT manoeuvre-eenheden aanwezig. Over steun aan Nederlandse eenheden beslist de commandant van het multinationale hoofdkwartier in Kandahar. Hij zal ook beschikken over een reserve die hij naar eigen inzicht kan inzetten. Verder hebben de hogere militaire niveaus ook reserves beschikbaar.
De hoogste NAVO-commandant (Saceur) heeft meegedeeld dat hij een Nederlands verzoek voor extra troepen zal ondersteunen. Saceur zal deze troepen, in overleg met de NAVO-lidstaten, zo snel mogelijk beschikbaar maken. De regering vertrouwt erop dat deze procedure tot het gewenste resultaat zal leiden. NAVO-partners stellen overigens geen geld of middelen beschikbaar aan andere partners. Wel stellen zij middelen ter beschikking van de NAVO voor het uitvoeren van missies. Wanneer Nederland om extra troepen vraagt, zal het een beroep op de NAVO doen en niet rechtstreeks op andere partners.
Saceur heeft laten weten dat de Verenigde Staten in Uruzgan zullen doorgaan met de financiering en opleiding van het Afghaanse leger en – samen met Duitsland – van de Afghaanse politie. In de twee noordelijke vooruitgeschoven posities blijven vooralsnog Amerikaanse trainingsteams voor het Afghaanse leger aanwezig. In de buurprovincie Zabul zal een aanzienlijke militaire presentie aanwezig blijven. Saceur zal ook bij de regering-Karzai blijven aandringen op verbetering van de kwaliteit van het provinciale bestuur. Deze garanties zijn eenduidig en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.
De Commandant der Strijdkrachten heeft bij Saceur aangedrongen op deze veiligheidsgaranties om te benadrukken dat de veiligheid van de Nederlandse militairen een collectieve NAVO-verantwoordelijkheid is. Daarnaast is het een goede gewoonte om veiligheidsgaranties gedurende de planning zorgvuldig te verifiëren.
Ook de coalitietroepen van de operatie Enduring Freedom kunnen, op verzoek, steun verlenen aan Nederlandse eenheden. Hierover zijn goede afspraken gemaakt met de Verenigde Staten. Deze capaciteit vormt een extra veiligheidsgarantie.
Welke rol krijgen de Australische militairen en hebben zij dezelfde Rules of Engagement?
Wanneer zeggen de Australiërs toe dat ze Special Forces gaan leveren? Wat is de stand van zaken bij de discussie in Australië? Hoe wordt daar over de strijd tegen het terrorisme gedacht?
De regering gaat niet in op de nationale besluitvorming in andere lidstaten of partnerlanden van de NAVO. De regering zal de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk nader inlichten over eventuele besluiten van andere landen tot bijdragen aan ISAF in Uruzgan.
Zie verder het antwoord op vraag 127.
20, 24, 99, 101, 102, 106, 110 en 129
Kunt u de «goede regelingen» voor een duidelijke scheiding en goede coördinatie tussen ISAF en OEF nader omschrijven?
Is de commandant ISAF rode-kaarthouder ten aanzien van operaties in het kader van Enduring Freedom in Zuid-Afghanistan in het algemeen en in Uruzgan in het bijzonder?
Hoe zal de Nederlandse missie omgaan met een situatie waarin de Enduring Freedom missie aangeeft actief te willen optreden in het zelfde gebied waar de Nederlandse missie haar werk aan het doen is?
Kan schematisch en inzichtelijk de militaire commandostructuur van zowel ISAF als OEF worden weergegeven, en welke onderlinge verbindingen zich daarbij bevinden tussen die beide structuren en de onderlinge hiërarchie daarbij? Is in formele afspraken vastgelegd dat zolang de NAVO de leiding over de ISAF-operatie uitvoert, de ISAF-commandant een Europeaan zal zijn? Zo ja, hoe is dit precies vastgelegd? Kan de Commandant ISAF onder alle operationele omstandigheden zijn verantwoordelijkheid in die hoedanigheid zelfstandig uitoefenen zonder last of ruggespraak dan wel zonder hiërarchisch aangestuurd of bijgestuurd te worden door of namens de hoogste NAVO-commandant SACEUR of vanuit evt. tussenliggende niveaus? Heeft SACEUR direct of indirect een bevoegdheid of verantwoordelijkheid inzake OEF? Zo ja, welke precies? Heeft SACEUR direct of indirect enige bevoegdheid over de operationele ISAF-leiding? Zo ja, welke precies? Hoe wordt gegarandeerd dat SACEUR in de praktijk niet in een loyaliteitsprobleem kan komen bij een afweging tussen de belangen en doelstellingen van ISAF en NAVO enerzijds en die van OEF en de VS anderzijds? Hoe wordt gegarandeerd dat de betreffende ondercommandant van ISAF die ook een OEF-pet draagt in de praktijk niet in een loyaliteitsprobleem kan komen bij een afweging tussen de belangen en doelstellingen van ISAF en NAVO enerzijds en die van OEF en de VS anderzijds? Moet hij bij tegenstrijdige aanwijzingen uiteindelijk zijn commandant ISAF of zijn commandant(en) OEF gehoorzamen?
Als ISAF en OEF in de praktijk elkaar geografisch en/of vanuit mogelijk strijdende operationele doelstellingen en/of bij concrete uitvoeringsacties in de wielen dreigen te (gaan) rijden en als onderlinge afstemming/coördinatie tussen de beide operaties niet (direct) leidt tot een oplossing, kan de commandant ISAF dan hiërarchisch de knoop doorhakken en zijn (opper)gezag ook doen gelden over de betreffende OEF-activiteiten in zo’n specifiek geval? Zo ja, zijn daarvoor politieke garanties gegeven door de VS, die leiding geven aan OEF? Zo ja, hoe en in welke vorm zijn die garanties vastgelegd? Zo nee, hoe moeten dreigende conflictsituaties tussen beide operaties dan worden opgelost, en wie heeft daartoe uiteindelijk de militaire bevoegdheid en wie de politieke (eind)verantwoordelijkheid?
Is de strikte scheiding tussen ISAF en Enduring Freedom taken niet vooral (binnenlands) politiek van aard, terwijl het wellicht minder populair maar wel logischer zou zijn indien Nederlandse troepen in bepaalde omstandigheden desgevraagd de VS ook behulpzaam kunnen zijn bij contra-terrorisme activiteiten in het kader van Enduring Freedom?
Heeft de ISAF-commandant de bevoegdheid om een actie van Enduring Freedom tegen te houden als hij dat nodig acht? Klopt het dat de plaatsvervangend commandant van ISAF, die de twee operaties moet coördineren, altijd een Amerikaan zal zijn? Waarom is daarvoor gekozen?
Komt met de overname door ISAF een eind komt aan offensieve operaties van OEF tegen de OMF? Worden die contra-terrorismeoperaties niet meer nodig geacht worden in Zuid-Afghanistan? Of zal op de een of andere wijze Enduring Freedom toch gewoon doorgaan op de oude voet?
De operatie Enduring Freedom, gericht op het opsporen en uitschakelen van terroristische groepen of kopstukken, zal binnen en buiten Afghanistan worden voortgezet, indien nodig ook in Zuid-Afghanistan. Echter, door de inzet van ISAF-eenheden in deze regio zullen de activiteiten van de eenheden van de operatie Enduring Freedom aanzienlijk afnemen en alleen plaatsvinden na nauwkeurige afstemming met en impliciete instemming van ISAF.
Op het hoofdkwartier van ISAF is een extra plaatsvervangend commandant ISAF geplaatst, «Deputy Commander (DCOM) Security», belast met veiligheidsoperaties. Deze Amerikaanse militair vervult naast zijn functie bij ISAF nog een andere functie in de commandostructuur van de operatie Enduring Freedom, waarbij hij optimaal inzicht heeft in wenselijk geachte operaties van eenheden van Enduring Freedom die mogelijk ook in het ISAF-gebied worden uitgevoerd. De commandant van ISAF is hierdoor in staat de coördinatie en deconflictie te waarborgen. Gezien het feit dat de Verenigde Staten als NAVO-lid deelnemen aan de ISAF-operatie en tevens de leiding hebben over Enduring Freedom, ligt het voor de hand dat de functie van DCOM Security wordt vervuld door een Amerikaan.
De bovengenoemde coördinatie- en deconflictieregeling is niet uniek. Voor Bosnië hebben de NAVO en de EU afspraken gemaakt over het aanhouden van personen die zijn aangeklaagd voor oorlogsmisdaden. De NAVO is verantwoordelijk voor de aanhouding maar zal geen actie ondernemen in het verantwoordelijkheidsgebied van EUFOR dan na nauwkeurige afstemming met en impliciete instemming van EUFOR. Deze regeling werkt naar tevredenheid.
Een rode kaarthouderschap van de commandant van ISAF is niet aan de orde. De commandant van ISAF heeft wel de bevoegdheid om een actie van de operatie Enduring Freedom in zijn eigen gebied tegen te houden indien deze niet is gecoördineerd en gedeconflicteerd met ISAF. Overigens is er al sinds 2003 een overeenkomst tussen ISAF en de operatie Enduring Freedom die de coördinatie en deconflictie regelt. Deze overeenkomst gold ook voor de ISAF-eenheden in het noorden en westen, waaronder het PRT in Baghlan. Gezien de goede ervaringen van de afgelopen jaren is er geen reden om deze overeenkomst aan te passen.
De ISAF-commandant kan door iedere NAVO-lidstaat worden geleverd. Zo zal vanaf april 2006 gedurende negen maanden een Britse generaal het ISAF-hoofdkwartier leiden. De ISAF-commandant staat onder bevel van het naast hogere NAVO-hoofdkwartier in Brunssum. De commandant van ISAF krijgt via dit hoofdkwartier strategische richtlijnen van Saceur, die op zijn niveau coördineert met de commandant van US Central Command dat de leiding heeft over de operatie Enduring Freedom. De belangen van de operatie Enduring Freedom en ISAF zijn dus niet strijdig maar complementair.
Wie gaat over de wederopbouwprogramma’s van goed bestuur en hoe kan de coördinatie tussen Defensie en Buitenlandse Zaken worden verbeterd? Wie bepaalt welk geld wanneer wordt uitgegeven?
Welke landen geven hun bijdrage aan de ontwikkeling van Afghanistan rechtstreeks decentraal aan projecten uit? En welke landen doen dat via de centrale overheid? De Nederlandse bijdrage gaat via de centrale regering. Is Nederland van plan om meer geld uit te geven aan projecten in Uruzgan? Hoe gaat u die financieren?
Hoeveel geld is er in totaal beschikbaar voor de wederopbouwactiviteiten? Op welke manier wordt dat geld beschikbaar gesteld?
Welke concrete successen zijn er behaald in Noord- en West-Afghanistan met betrekking tot wederopbouw? Op grond van welke analyses verwacht u dat concrete wederopbouwactiviteiten mogelijk zijn en op welke termijn? Om welke wederopbouwactiviteiten gaat het exact?
Hoeveel geld stellen andere donoren (EU, VN, bilateraal) beschikbaar voor de wederopbouw in de provincie Uruzgan?
Brief van 13 januari 2006, p. 2: Op welke wijze kan, op basis van Afghanistan Compact, een EU-bijdrage aan de wederopbouw in de provincie Uruzgan worden geleverd die zichtbaar het reconstructieproces aldaar versterkt? Op welke wijze worden de Nederlandse ijkpunten voor de twee jaar durende aanwezigheid van Nederland in Uruzgan daarmee beter haalbaar?
Sinds ontplooiing van het Nederlandse PRT in Baghlan is verbetering opgetreden in de stabiliteit en veiligheid van deze provincie. Belangrijkste focus van het PRT is gericht op Security Sector Reform, met name DIAG (Disbandment of Illegal Armed Groups). Er zijn verschillende activiteiten ondernomen. Het PRT heeft in de afgelopen periode bijgedragen aan de wederopbouw van de veiligheidssector door trainingen voor de Afghan National Police te verzorgen. Daarnaast is in Baghlan gebruik gemaakt van de middelen die voor wederopbouw in deze regio ter beschikking zijn gesteld door middel van het Facilitating Fund for Reconstruction. Van het bedrag van 4,5 miljoen euro, waarvoor de uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de Ambassade werd gelegd, was eind 2005 een bedrag van 2,66 miljoen euro gecommitteerd en 0,31 miljoen euro betaald. De drie gestarte activiteiten hebben betrekking op:
• Infrastructuur (herstel van scholen, bruggen, een weg en drinkwatervoorziening). Uitgevoerd door het Aga Khan Development Network (1,3 miljoen euro) looptijd tot zomer 2006.
• Basisonderwijs. Uitgevoerd door het Child Fund for Afghanistan (0,2 miljoen euro). Looptijd tot zomer 2006.
• Rurale (economische) ontwikkeling/herstel van de veestapel, w.o. bouw van de kaasfabriek. Uitgevoerd door het Dutch Committee for Afghanistan in Lelystad (1,15 miljoen euro). Looptijd 2,5 jaar vanaf december 2005.
Voor het restant van 1,8 miljoen euro dat nog moet worden gecommitteerd, zijn de volgende bestedingsmogelijkheden voorzien:
• Een bijdrage aan het National Solidarity Program speciaal voor Baghlan (1miljoen euro). In dit programma worden via nieuw te kiezen Community Development Councils prioritaire lokale voorzieningen gerealiseerd. Het projectvoorstel is inmiddels ontvangen en wordt bestudeerd. Looptijd van de activiteit is 1 jaar vanaf april 2006.
• Een bijdrage aan de Civil Service Commission t.b.v. training van ambtenaren in Baghlan (0,5 miljoen euro).
• Ten slotte zal een bedrag van 0,3 miljoen euro worden bestemd voor verbetering van de infrastructuur in Baghlan (wegen en bruggen), waarbij het PRT nauw zal zijn betrokken. Het voorstel wordt thans uitgewerkt.
Leidend voor alle programma’s voor wederopbouw zijn het Afghanistan Compact en de Afghanistan National Development Strategy (ANDS). Activiteiten die door het PRT ondersteund worden op het gebied van goed bestuur, zullen derhalve nauw aansluiten op het Afghanistan Compact en de ANDS. De Afghaanse overheid zelf heeft een leidende rol in bij de tenuitvoerlegging van deze programma’s.
De meeste grote donoren geven een aanzienlijk deel van hun bijdrage via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) aan de centrale overheid. Voorbeelden daarvan zijn: Nederland, het VK, de Europese Commissie en een aantal Scandinavische landen. Daarnaast worden veel fondsen decentraal besteed aan projecten. De Wereldbank stelt in haar rapport dat meer donoren hun middelen via het ARTF moeten kanaliseren. Nederland onderschrijft deze visie.
Voor wederopbouw in Uruzgan is de volgende aanpak voorzien:
a. Gezien de heersende onveiligheid en de buitengewoon gecompliceerde bevolkingssamenstelling, kan wederopbouw niet zonder een goed inzicht in clan- en familiestructuren, in mogelijke bronnen van conflict en in loyaliteiten ter hand worden genomen. Activiteiten die zonder voldoende kennis hierover worden uitgevoerd, kunnen de situatie in deze provincie destabiliseren.
Een «civil assessment» zal voorafgaand aan de ontplooiing worden gehouden. In de loop van de operatie zal meer informatie beschikbaar komen om het bestaande beeld aan te vullen. Op basis van de analyse die uit een dergelijke assessment naar voren komt, kan een concreet plan worden gemaakt voor wederopbouw, met aandacht voor soorten activiteiten en locaties.
b. Onmiddellijk na ontplooiing zal begonnen worden met kleinschalige CIMIC-projecten. Hiervoor zal van meet af aan 500 000 euro beschikbaar zijn. Tevens zal het PRT waar mogelijk de lokale autoriteiten ondersteunen.
c. Ook bestaat het voornemen om direct na ontplooiing van het PRT te beginnen met wederopbouw van de veiligheidssector (Security Sector Reform), onder meer door middel van training van politie en leger, en ondersteuning van UNDP’s DIAGprogramma. Hierover heeft de minister van Buitenlandse Zaken goede afspraken gemaakt met president Karzai, die zijn steun en inzet heeft toegezegd met betrekking tot het leveren van een substantiële aanzet tot een behoorlijke politiemacht. Ook met de Duitse minister van Buitenlandse Zaken is hierover contact geweest. Verder is door de Nederlandse ambassade in Kabul gesproken met de VS (lead nation met betrekking tot ANA en nauw betrokken bij ANP) met betrekking tot de programma’s voor training van politie en leger. Zij zouden graag bereid zijn tot samenwerking in Uruzgan. Over de nadere planning, zowel wat betreft aanvangsdatum van het programma, als wat betreft de benodigde financiën, moet nog besloten worden.
d. De minister van Buitenlandse Zaken heeft voorts goede afspraken met president Karzai gemaakt op het terrein van de aanstelling van betrouwbare en capabele bestuurders en het leveren van een substantiële aanzet tot een behoorlijke justitiële organisatie. Italië heeft toegezegd zijn programma op het gebied van justitiële hervorming ook in de provincie Uruzgan te zullen uitrollen.
e. Het belang van programma’s gericht op sociaal economische wederopbouw zal naarmate de daarvoor vereiste stabiliteit en het draagvlak voor het PRT onder de bevolking toeneemt, groter worden. Dergelijke programma’s worden bij voorkeur uitgevoerd door NGO’s, eventueel gefaciliteerd door het PRT.
Schematisch ziet bovenbeschreven aanpak er als volgt uit:
FASE | INHOUD | MIDDELEN | PARTNERS |
---|---|---|---|
1 Voorafgaand aan ontplooiing PRT | Assessment | Consultant | Afghaanse autoriteiten |
2 Onmiddellijk na ontplooiing PRT | CIMIC, inclusief ondersteuning lokale autoriteiten. Wederopbouw van de veiligheidssector (waaronder training politie & leger en ontwapings-programma illegale gewapende groepen) | PRT | Afghaanse autoriteiten Duitsland VS UNDP |
3 Bij grotere veiligheid | Wederopbouw rechtsstaat & Goed bestuur (betrekken lokale leiders en vertegenwoordigers bevolkingsgroepen bij bestuursprocessen) | NGO’s | Afghaanse autoriteiten Italië EUSV Vendrell VN Europese Commissie (EU actieplan) |
4 Zodra situatie dit toelaat | Sociaal-economische wederopbouw op basis van «civil assessment» | NGO’s | Afghaanse autoriteiten Europese Commissie VN Wereldbank |
Voor zover activiteiten een CIMIC-karakter hebben (en daarmee bedoeld zijn om de militaire operatie te steunen door onder meer de «hearts and minds» van de plaatselijke bevolking te winnen), beslist de commandant van het PRT over de uitgaven. Voordat aan wederopbouw kan worden begonnen, dient eerst een «civil assessment» te worden uitgevoerd. Mede op basis van dit assessment wordt besloten over het ondersteunen van programma’s/activiteiten op het gebied van wederopbouw. Een bedrag van 5 à 10 miljoen euro is in principe beschikbaar.
In Baghlan is middels het Facilitating Fund for Reconstruction (FFR) voor de navolgende opzet gekozen: mogelijke projecten worden geïdentificeerd door de Ontwikkelingssamenwerking-adviseur (OSAD) en de Commandant van het PRT. Door hen wordt een voorstel ter goedkeuring voorgelegd aan de Nederlandse ambassade in Kabul, waar de gelden van het FFR worden beheerd. Wat betreft wederopbouw van de veiligheidssector, kan daarnaast een beroep worden gedaan op het Stabiliteitsfonds.
Adviseurs (POLAD en OSAD) die door Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking ter beschikking worden gesteld aan het PRT vormen een belangrijke link tussen de lokale overheid, het PRT, de Nederlandse ambassade in Kabul, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Defensie. Zij onderhouden onder meer contacten met de lokale overheid, en identificeren, samen met de Commandant van het PRT, activiteiten die ondersteund kunnen worden. Deze coördinatie blijkt in het PRT in Baghlan zeer effectief te zijn.
Geen van de door u genoemde actoren heeft op dit moment concrete toezeggingen gedaan over het inzetten van gelden voor wederopbouw in Uruzgan.
De Europese Commissie heeft het voornemen geuit om meer wederopbouwprojecten te willen ondersteunen in provincies waar PRT’s worden geleid door lidstaten. Met name zou aandacht besteed worden aan versterking van de rechtsorde en goed bestuur. Onlangs werd in Brussel het EU-actieplan aangenomen, waarin wordt gesproken over (financiële dan wel fysieke) presentie van de Commissie in Uruzgan.
Nederland juicht dit voornemen toe omdat het bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van Afghanistan. Daarnaast zal Nederland de EU-Speciaal Vertegenwoordiger, de Commissie en enkele lidstaten (zoals lead nation voor politie, Duitsland, en lead nation voor de juridische sector, Italië), betrekken bij de wederopbouw in Uruzgan.
Hoe wordt er zorg voor gedragen dat civiel-militaire samenwerking (CIMIC) de centrale aandacht heeft van de commandant?
Op welke wijze en in welke aantallen zullen reserve-officieren bij CIMIC in Uruzgan betrokken worden?
De commandanten van de Nederlandse Taakgroep en het PRT zullen civiel-militaire samenwerking als één van de taken krijgen. In Uruzgan zullen CIMIC-specialisten opgenomen zijn in de staf van de Taakgroep en het PRT. Deze specialisten adviseren rechtstreeks de commandant. Een CIMIC-deskundige van de Defensiestaf zal de werkzaamheden van de Nederlandse eenheden op het gebied van CIMIC nauwlettend volgen en onder meer ondersteunen met advies.
Reservisten met een specifieke CIMIC-deskundigheid kunnen aan het PRT worden toegevoegd voor het uitvoeren van assessments op hun vakgebied, het adviseren bij het uitvoeren van CIMIC-projecten en zonodig het ondersteunen en begeleiden van Afghaanse functionarissen. Deze reserve-officieren worden ook in Nederland bij de planning en uitvoering van CIMIC-activiteiten in Uruzgan betrokken. Het aantal in te zetten functionarissen zal variëren naar gelang de behoefte. Het zal vooralsnog gaan om maximaal 10 functionarissen.
Waarin verschilt het scheppen van de voorwaarden voor bestuurlijke en economische opbouw van het bevorderen van veiligheid en stabiliteit?
Hoe denkt u te bewerkstelligen dat de Nederlandse militairen zich ook bezighouden met het scheppen van de voorwaarden voor bestuurlijke en economische opbouw? Welke concrete plannen bestaan daarvoor?
Is wederopbouw en stabilisatie in één geïntegreerde aanpak in Uruzgan mogelijk? Welke concrete doelen dienen door CIMIC- en wederopbouwprojecten over twee jaar gehaald te zijn? Indien deze doelen pas kunnen worden geformuleerd als de Nederlandse militairen daar aanwezig zijn, kunt u dan aangeven welke strategische doelen worden overwogen en wanneer concrete doelen tegemoet kunnen worden gezien?
Wederopbouw op het gebied van goed bestuur, economische wederopbouw en veiligheid en stabiliteit hangen nauw met elkaar samen en beïnvloeden elkaar over en weer. Zonder een zekere mate van veiligheid en stabiliteit kan structurele economische wederopbouw niet zonder aanvaardbare veiligheidsrisico’s ter hand worden genomen. Tegelijkertijd is het voor het winnen van draagvlak onder de bevolking van belang dat deze niet alleen door toenemende veiligheid en stabiliteit maar ook in economisch opzicht van de aanwezigheid van het PRT profiteert.
Meteen vanaf het begin van ontplooiing zal wederopbouw van de veiligheidssector ter hand worden genomen. Dat houdt onder meer in dat begonnen zal worden met het trainen en begeleiden van zowel de Afghan National Army (ANA) als de Afghan National Police (ANP). Hierbij zal samenwerking worden gezocht met de VS en Duitsland (lead nations op het terrein van leger en politie). Daarnaast zal het DIAG-programma van UNDP worden ondersteund in de provincie. Als leger en politie in toenemende mate in staat zullen zijn voor veiligheid en stabiliteit te zorgen, wordt daarmee voorzien in een van de basisvoorwaarden voor het beginnen met wederopbouw op andere terreinen.
Een goed provinciaal en locaal bestuur is direct van invloed op die veiligheid en stabiliteit. Daarom is ook met president Karzai gesproken over de vervanging van de provinciale gouverneur en het hoofd der politie.
Een voorafgaand «civil assessment» is essentieel om mogelijkheden en beperkingen van wederopbouw te kunnen identificeren. Er wordt naar gestreefd om al voorafgaand aan ontplooiing een eerste assessment te hebben afgerond. Het kunnen halen van doelen is zo nauw verweven met de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, dat voorspellingen moeilijk te geven zijn.
Doel van CIMIC is het creëren van meer draagvlak onder de bevolking voor de aanwezigheid van een Nederlands PRT. Daarnaast wordt door middel van CIMIC zorggedragen voor contacten tussen de militaire eenheid en civiele partijen.
Wat zijn de reële militaire risico’s? Tot hoe ver zijn de risico’s teruggebracht? Kunt u die risico’s concretiseren? Hoe hoog is het aantal potentiële slachtoffers dat u aanvaardbaar acht?
Er moet rekening worden gehouden met aanvallen op patrouilles, op de logistieke aanvoer door de lucht en over de weg, en op de bases van de ISAF-eenheden.
Om de risico’s te beperken en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen wordt een groot aantal maatregelen genomen. Zo geldt dat activiteiten alleen worden ondernomen als er een gedegen inlichtingenbeeld bestaat van het voorziene inzetgebied. Riskante acties worden bovendien alleen uitgevoerd als luchtsteun is gegarandeerd. Een snelle reactiemacht zal permanent inzetbaar zijn, en kan daarbij gebruik maken van transporthelikopters of gepantserde voertuigen. Er zijn extra maatregelen genomen voor de beveiliging van de bases. Desondanks kan niet worden uitgesloten dat bij gevechtshandelingen aan Nederlandse zijde slachtoffers vallen. De regering is zich terdege bewust van de risico’s, maar acht deze aanvaardbaar gezien het belang van de missie.
Acht de regering de militaire risico’s van de ISAF-missie waartoe nu besloten is, vergelijkbaar met de risico’s die de 245 Nederlandse commando’s lopen die nu aan OEF deelnemen?
Aangezien het gaat om verschillende missies in uiteenlopende operatiegebieden en met onderscheiden doelstellingen, acht de regering de militaire risico’s niet vergelijkbaar.
Sinds 2003 is Afghanistan partnerland van Nederland in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Nu wordt als motief voor deelname aan de ISAF-missie «vooral» de bevordering van de internationale rechtsorde en de bestrijding van het internationale terrorisme genoemd. Hebben zelfstandige, op de toekomst van Afghanistan gerichte motieven ook een rol gespeeld in de afweging om deel te nemen aan de missie?
Zoals in de art. 100 brief van 22 december jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 193) expliciet wordt vermeld onder de «gronden voor deelname» is ook het jarenlange Nederlandse «commitment» ten aanzien van Afghanistan op politiek vlak en op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een relevante factor geweest in de afwegingen van de regering.
In hoeverre heeft de solidariteit binnen de NAVO een rol gespeeld bij de totstandkoming van het kabinetsbesluit om deel te nemen aan deze missie?
De regering acht het van groot belang dat de NAVO slaagt in haar missie ter ondersteuning van het democratisch gekozen gezag in Afghanistan. Nederland heeft om die reden tevens ingestemd met de uitbreiding van het operatiegebied van ISAF naar het zuiden van Afghanistan en wil daaraan samen met andere bondgenoten een bijdrage leveren. In het kader van de voorbereiding van de beoogde bijdrage van Nederland in Uruzgan is sinds juni 2005 nauw overlegd met de NAVO en met relevante bondgenoten. Dit overleg heeft onder meer geleid tot goede afspraken over wederzijdse bijstand. Dankzij het solidariteitsbeginsel van de NAVO kan Nederland zo nodig een beroep doen op de inzet in Uruzgan van militaire middelen van andere bondgenoten. Voorts heeft Saceur in december jl. de vliegbasis Kandahar aangemerkt als «Airport of Debarkation» (APOD). Op grond hiervan kunnen zowel de investeringen voor de infrastructuur als de exploitatie van het vliegveld in aanmerking komen voor «common funding». De Nederlandse regering hecht hieraan groot belang, mede met het oog op een evenredige bondgenootschappelijke lastenverdeling (zie verder het antwoord op vraag 183).
Wat is het concrete doel waar de situatie van de provincie Uruzgan zich aan het einde van de missie over twee jaar naar het oordeel van de Nederlandse regering moet bevinden wat betreft de toename van het Afghaans gezag en de toename van de mate van zelfstandigheid als het gaat om het zorgdragen aan veiligheid en stabiliteit? Wat zijn de concrete doelen en meetpunten waar het welslagen van de missie aan kan worden getoetst?
Ontwikkelingen in Uruzgan staan niet op zichzelf. Bredere (politieke) ontwikkelingen in Afghanistan als geheel zijn ook relevant. In Uruzgan zelf zullen nog vele jaren nodig zijn voordat de Afghaanse overheid zelfstandig in staat is te zorgen voor veiligheid en stabiliteit. Na de twee jaar waarin Nederland een bijdrage zal leveren aan ISAF in Uruzgan, zal er nog geen sprake zijn van een situatie waarin veiligheid en stabiliteit zullen kunnen bestaan zonder hulp van buiten. Wel kan er na twee jaar een situatie zijn bereikt waarin de Afghaanse autoriteiten hun invloed en gezag in de provincie hebben vergroot, en zij in toenemende mate zelfstandig voor veiligheid en stabiliteit kunnen gaan zorgen. In het begin van de periode van twee jaar zal er nog geen sprake zijn van aansprekende resultaten. Aan het eind van de periode kunnen echter wel resultaten zichtbaar zijn, zoals een verbetering van de kwaliteit van het bestuur, een beter functionerende politie en een steeds effectiever optreden van het Afghaanse leger (ANA).
Welke Nederlandse NGO’s zijn reeds in de provincie Uruzgan actief en op welke terreinen? Met welke organisaties is de regering in contact en op welke wijze zal de eventuele samenwerking gestalte krijgen?
Kunt u, afgezien van de in de brief genoemde organisaties, een overzicht geven van de internationale organisaties en de NGO’s met wie Nederland gaat samenwerken?
Nederland werkt in Afghanistan samen met een groot aantal partners en zal hier ook in Uruzgan naar streven. Op het gebied van wederopbouw van de veiligheidssector, zal worden samengewerkt met UNDP dat zich met zijn DIAG programma richt op ontwapening van de illegale gewapende groepen. Op het terrein van wederopbouw van de rechtsstaat en goed bestuur zal samenwerking worden gezocht met (het bureau van de) Speciale Vertegenwoordiger van de Europese Unie, de heer Vendrell, met de Europese Commissie en met de VN. Met betrekking tot sociaal economische wederopbouw kan de Europese Commissie een belangrijke partner zijn.
Cordaid is door middel van zijn lokale partner Afghan Health & Development Services (AHDS) actief in Uruzgan op het terrein van gezondheidszorg. Cordaid wordt hierbij gefinancierd door de Europese Commissie. Cordaid heeft aangegeven zowel op het terrein van de gezondheidszorg als ook op andere terreinen (waaronder capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld) activiteiten te willen ontplooien. Op basis van lopende besprekingen met Nederlandse NGO’s is het te verwachten dat ook Healthnet actief zal worden in Uruzgan.
Daarnaast is de Nederlandse regering nog met een aantal andere NGO’s in contact. Een door het ministerie van Buitenlandse Zaken aangestuurd Afghanistan Platform heeft tot taak een impuls te geven aan de wederopbouw in Afghanistan. Doel van dit platform is gecoördineerde samenwerking tussen de inspanningen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, Defensie en NGO’s.
Zal er ook met buitenlandse NGO’s en meer specifiek met Amerikaanse NGO’s in Uruzgan worden samengewerkt?
Waarom wordt de samenwerking met NGO’s zo nadrukkelijk op Nederlandse NGO’s gericht? Welke rol is voor buitenlandse NGO’s weggelegd?
Zo lang nog geen besluit is genomen, is de Nederlandse regering terughoudend met het actief benaderen van mogelijke partners. Dat tot nog toe voornamelijk is gesproken met Nederlandse NGO’s is niet zozeer ingegeven door een bewuste keuze tot uitsluiting van buitenlandse NGO’s als wel door het feit dat met eerder genoemde NGO’s op meer frequente basis contact bestaat, zodat informeel en zonder daarmee reeds impliciet vooruit te lopen op besluitvorming informatie kan worden uitgewisseld.
Bovendien moet worden opgemerkt dat de NGO’s waarmee tot heden is gesproken vaak deel uitmaken van internationale koepels.
De keuze voor een NGO als uitvoerder van een activiteit zal primair plaatsvinden op basis van kwaliteit. Dit is gelijk voor Nederlandse en voor buitenlandse NGO’s. Geen enkele NGO wordt uitsluitend op basis van nationaliteit op voorhand uitgesloten van samenwerking.
Kunnen Amerikaanse PRT-projecten door Nederland worden overgenomen of leidt dit tot een te grote vereenzelviging met de Amerikaanse aanpak in het gebied?
Wat heeft het Amerikaanse PRT in Uruzgan tot nu toe voor taken verricht en met welk resultaat? In hoeverre is de Amerikaanse PRT-aanpak te vergelijken met de aanpak die Nederland voor ogen heeft in Uruzgan?
Hoe definiëren de Amerikanen het resultaat van hun Enduring Freedom missie in Uruzgan?
Welke nationale Afghaanse programma’s waarbij kan worden aangesloten lopen er in Uruzgan? Welke Amerikaanse civiele projecten vergen voortzetting/overname door het PRT of NGO’s? Is die voortzetting mogelijk?
Op wat voor manier heeft er eerder (weder)opbouw in Uruzgan plaatsgevonden? Welke concrete resultaten hebben NGO’s en het Amerikaanse PRT in de afgelopen periode in Uruzgan geboekt?
De belangrijkste nationale programma’s in Uruzgan zijn het National Solidarity Programme en het National Area Development Programme. Het betreft programma’s waarbij dorpsraden (Community Development Coucils) worden opgericht ter bevordering van het lokaal bestuur en democratie.
Het Amerikaanse PRT heeft verschillende financiële bronnen tot zijn beschikking:
• CERP-gelden, die een strikt militair doel dienen: omdat de inzet van dergelijke gelden instrumenteel is voor de Amerikaanse militaire doelen, zullen deze projecten beëindigd worden zodra het Amerikaanse PRT de provincie verlaat.
• Gelden van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken: voor zover het hier goedlopende projecten betreft, die kunnen rekenen op ondersteuning door de bevolking, zullen deze projecten worden overgenomen.
• USAID-gelden: het is het voornemen van de VS een USAID medewerker (ook na vertrek van het Amerikaanse PRT) in de provincie te stationeren. Deze zou de USAID projecten voortzetten, zodat overname hier niet aan de orde is (de medewerker zal voor zijn bescherming wel een beroep doen op Nederlandse militairen).
Het Amerikaanse PRT onderhoudt contacten met provinciale en districtsautoriteiten, nationale en internationale (hulp)organisaties, leger en politie en belangrijke stamhoofden. Ook worden hulpprojecten uitgevoerd op het gebied van onder andere civiele infrastructuur, landbouw, veeteelt, medische voorzieningen en scholing. Zo wordt momenteel een weg aangelegd van Tarin Kowt naar Deh Rawod, inclusief enkele bruggen. Arbeiders worden veelal lokaal ingehuurd en eventueel verder opgeleid. Ook materiaal wordt zoveel mogelijk lokaal verworven. Er wordt dus concrete hulp geboden aan de bevolking.
De aanpak van het Nederlandse PRT zal zich meer richten op alle partijen in Uruzgan en het zal meer activiteiten kunnen ontplooien door de aanwezigheid van een groter aantal troepen.
In welke termen definieert de Nederlandse regering op dit moment het geostrategische en geo-economische belang van Afghanistan? Welke internationale economische partners overwegen serieuze betrokkenheid bij Afghanistan? Welke olieen gasmaatschappijen met belangen in de regio zijn betrokken bij de debatten over economische wederopbouw?
Het geo-strategische belang van Afghanistan is groot. Het land is een verbindingsschakel tussen Zuid-Azië, het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Daardoor is het in zijn geschiedenis vaak een speelbal geweest. Afghanistan zelf bestaat verder uit talloze volkeren en culturen die banden met de genoemde regio’s hebben. Het geo-economische belang van Afghanistan is minder groot dan het strategische belang. Afghanistan kan als doorvoerland voor bijvoorbeeld gas en olie van betekenis worden voor de veiligheidspolitieke verhoudingen in de regio.
Afghanistan wil zich ontwikkelen tot een markteconomie. Het mikt dan ook op investeringen uit het Westen. Gezien de onveiligheid en gebrek aan juridisch kader zijn veel Westerse bedrijven vooralsnog huiverig om in Afghanistan te investeren. Wel moedigen de VS het Amerikaanse bedrijfsleven aan om te investeren. Nederland heeft sinds februari 2005 PSOM opengesteld om bedrijven aan te moedigen in Afghanistan te investeren.
Is de regering Karzai bereid tot onderhandelingen met opstandelingen teneinde een einde te maken aan de oorlogshandelingen? Indien neen, acht u dat gewenst? Indien u dat niet gewenst acht, waarom niet?
President Karzai zoekt al geruime tijd toenadering tot gematigde Talibanleiders om hen over te halen hun strijd te beëindigen. Zo heeft de regering in mei 2005 een verzoeningscommissie opgericht, de Independent Afghan National Commission for Peace in Afghanistan, onder leiding van oud-president Mojadeddi. Tot nu toe zijn 616 voormalige gewapende oppositieleden gerehabiliteerd. De Nederlandse regering ondersteunt het Afghaanse beleid terzake.
Kan meer expliciet worden aangegeven wat de omvang van de dreiging van de Opposing Militant Forces (OMF) thans precies is en hoe die zich naar uw oordeel zal gaan ontwikkelen de komende twee jaar? Hoe beziet u in dat licht het groeiende aantal aanslagen van de laatste tijd? Wat is de oorzaak van de recente zelfmoordaanslagen in Uruzgan?
Veranderen de recente zelfmoordaanslagen in de regio en de bevindingen van de Britse inlichtingendiensten de analyse van de veiligheidssituatie in Uruzgan?
Wat is uw analyse met betrekking tot de recente zelfmoordaanslagen en de betekenis hiervan voor ISAF in Uruzgan?
Kunt u precies aangeven op welke wijze ISAF zal omgaan met mogelijke terroristische groepen en/of personen die zij kan tegenkomen? Op welke wijze zal ISAF in de zuidelijke provincies omgaan met inlichtingen die zij hierover verkrijgt of verzamelt?
In welk opzicht zijn de offensieve veiligheidsoperaties die ISAF in Zuid-Afghanistan mag uitvoeren anders dan de contra-terrorismeoperaties die Operation Enduring Freedom?
De OMF bestaan in Afghanistan uit de Taliban, Al Qa’ida en Hezb-i Islami Gulbuddin. In Uruzgan is vooral de Taliban van belang. De harde kern van de Taliban in Uruzgan wordt geschat op 300 tot 350 personen. Buiten deze harde kern is er een grotere groep die, om uiteenlopende redenen, steun verleent aan de Taliban. De invloed en rol van Al Qa’ida en Hezb-i Islami Gulbuddin zijn in de provincie Uruzgan zeer beperkt.
De veiligheidssituatie in Uruzgan is de afgelopen maanden verslechterd. Het aantal incidenten is toegenomen. Bovendien worden de OMF-activiteiten technisch en tactisch beter uitgevoerd en beter gecoördineerd. De verslechterde veiligheidssituatie wordt veroorzaakt door een combinatie van het optreden van de OMF, machtsmisbruik door regionale en lokale overheden, spanningen tussen diverse stammen en clans en criminele activiteiten. Het grotere aantal geweldsincidenten is ook het gevolg van het meer intensieve optreden van de huidige Afghaanse veiligheidsorganisaties, gesteund door coalitietroepen van de operatie Enduring Freedom.
Hoe de dreiging van de OMF zich de komende twee jaar zal ontwikkelen, valt moeilijk te voorspellen. Zij is afhankelijk van een groot aantal variabelen. Enerzijds biedt de beoogde uitbreiding van ISAF naar het zuiden van Afghanistan kansen om de veiligheidssituatie te verbeteren. Anderzijds zijn de bedreigingen voor het welslagen van de missie en voor het ISAF-personeel duidelijk aanwezig. In geheel Zuid-Afghanistan dient ook de komende twee jaar ernstig rekening te worden gehouden met aanvallen op ISAF.
Hoewel de meeste zelfmoordaanslagen in Kandahar en Kabul worden uitgevoerd, dient in het gehele land met dergelijke aanslagen rekening te worden gehouden. Zowel ISAF- als coalitietroepen en de Afghaanse autoriteiten vormen voor dergelijke aanslagen belangrijke doelen. De recente zelfmoordaanslag in Tarin Kowt was naar alle waarschijnlijkheid gericht tegen plaatselijke veiligheidsorganisaties.
De toename van zelfmoordaanslagen in Afghanistan is niet tot één oorzaak te herleiden. Verschillende oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen, variërend van gevoelens van uitzichtloosheid en persoonlijke ervaringen tot ideologische en religieuze overtuigingen, de strijd in Irak en de invloed van radicale leiders en groeperingen.
Dezerzijds is niet duidelijk op welke bevindingen van de Britse inlichtingendiensten wordt gedoeld.
Contra-terrorisme operaties, die zijn gericht tegen geïdentificeerde terroristische personen, zijn een taak voor de eenheden van operatie Enduring Freedom. Echter, tegen groepen of personen die een bedreiging vormen voor de veiligheid van de militairen of die een bedreiging vormen voor het ISAF-mandaat zal robuust worden opgetreden, zo nodig door het uitvoeren van offensieve operaties. Op personen die bij dergelijke of andere ISAF-operaties gevangen worden genomen is het ISAF-detentiebeleid van toepassing zoals dat is vastgelegd in het herziene operatieplan. Kern van dit beleid is dat gevangenen in beginsel binnen 96 uur dienen te worden overgedragen aan uitsluitend de Afghaanse autoriteiten.
Kan meer uitgebreid worden aangegeven hoe groot de steun is die de OMF vanuit Pakistan krijgen?
Op welke wijze wordt het feit dat Pakistan als uitvalsbasis dient voor OMF betrokken bij de Nederlandse operaties en inlichtingenvergadering betrokken?
Kunnen de Opposing Militant Forces wel effectief bestreden worden als zij aan de Pakistaanse kant van de «Durand Line» min of meer vrij spel hebben?
Welke buitenlandspolitieke stappen neemt U richting Pakistan als het gaat om bestrijding van terrorisme richting Uruzgan? Gaat U ook projecten opzetten in Quetta?
Welke maatregelen zou Pakistan moeten treffen om de steun vanuit eigen land aan de OMF terug te dringen? Wordt door de Nederlandse regering en door andere landen daar ook op aangedrongen?
De steun die de OMF van bepaalde groeperingen in Pakistan krijgen, is onder meer terug te voeren op de ideologische verwantschap met Pakistaanse islamitische organisaties en de stamverwantschap met Pakistaanse Pashtun, alsook de aanwezigheid van Afghaanse Pashtun-vluchtelingen in Pakistan. Zo worden in religieuze scholen (madrassa’s) in Pakistan nieuwe strijders gerekruteerd. Ook organisaties als Al Qa’ida leveren vanuit Pakistan steun in de vorm van geld, middelen en kennis.
De OMF kunnen in Pakistan acties in Afghanistan voorbereiden. Hiermee wordt in het kader van de Nederlandse missie in Uruzgan en de inlichtingenvergaring terdege rekening gehouden. Ook het ISAF-commando in het zuiden zal hiermee in zijn werkzaamheden direct te maken krijgen.
Voor het welslagen van de NAVO-missie in Afghanistan is het van wezenlijk belang dat de handelingsvrijheid van de OMF in Pakistan wordt ingeperkt. In de contacten met de Pakistaanse regering onderstreept Nederland voortdurend het belang van terrorismebestrijding. Ook de EU en andere landen dringen voortdurend aan op maatregelen door Pakistan. Pakistan wordt in het bijzonder gevraagd te voorkomen dat terroristen de grens met Afghanistan oversteken. Daarnaast zou Pakistan met strafmaatregelen tegen bewezen terroristen en met voorlichting en onderwijs aan de bevolking het terrorisme kunnen terugdringen. Pakistan is sinds 2003 (voor het eerst in zijn geschiedenis) met militaire middelen de zgn. FATA-gebieden (Federally Administered Tribal Areas) ingetrokken om terroristen op te sporen en uit te schakelen. Op dit ogenblik bevinden zich aldaar zo’n 80 000 troepen.
De Nederlandse regering is vooralsnog niet van plan om projecten in Quetta op te zetten. Wel heeft Nederland de afgelopen jaren veel bijgedragen aan humanitaire hulpverlening ten behoeve van Afghaanse vluchtelingen in Pakistan en, meer recent, de terugkeer uit Pakistan naar Afghanistan. Belangrijk kanaal hiervoor is UNHCR. Gelet op de kwaliteit van de programma’s van UNHCR, geeft Nederland er de voorkeur aan de beschikbare gelden, zo ongeoormerkt mogelijk, ter beschikking te stellen aan deze VN-organisatie, waardoor deze haar eigen prioriteit kan stellen. De Nederlandse bijdragen aan UNHCR zijn zeker ook ten goede gekomen aan vluchtelingen in en rond Quetta.
Is bekend hoe de stammen die niet in de macht delen in Uruzgan – zoals de Ghilzai – en evenmin toegang hebben tot overheidsvoorzieningen, staan ten opzichte van ISAF in het algemeen en de mogelijke Nederlandse bijdrage in het bijzonder? Is het waar dat ook zij in toenemende mate negatief tegenover ISAF staan?
In hoeverre sympathiseert de bevolking van Uruzgan met de Taliban en Al Qai’da? Hoe sterk is de verwevenheid tussen de Pashtun etniciteit en de samenstelling van de Taliban-milities?
Is de waarneming juist dat, in tegenstelling tot het westen en noorden van Afghanistan, de bevolking in het zuiden van het land buitenlandse militairen bepaald niet als bevrijders, maar als indringers ziet die heulen met hen die tot de vroegere Noordelijke Alliantie behoorden?
Uruzgan wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van sterk traditionele, conservatieve en vaak naar binnen gekeerde en afgeschermde gemeenschappen. Deze gemeenschappen zijn vatbaar gebleken voor het extremistisch-religieuze en antiwesterse gedachtegoed van de Taliban. De harde kern van de Taliban is bovendien nauw verweven met de bevolking. De Taliban bestaat, evenals het merendeel van de lokale bevolking, overwegend uit Pashtun. Ook leiders van de Taliban hebben banden met de provincie. Zo behoort Mullah Omar tot de Hotak-stam, een Ghilzai-Pashtun stam in Uruzgan, Zabul en het noorden van Kandahar. Een deel van zijn familie is waarschijnlijk nog in Uruzgan woonachtig. De invloed en de rol van Al Qa’ida in Uruzgan is zeer beperkt. Wel heeft Al Qa’ida vanuit Pakistan invloed op de Taliban.
De steun in Uruzgan voor de aanwezigheid van buitenlandse militairen is op dit ogenblik beperkt. Dit hangt onder meer samen met het gegeven dat de internationale militaire aanwezigheid zich de afgelopen jaren heeft gericht op de gewapende strijd tegen de OMF in plaats van op een verbetering in de leefsituatie voor de bevolking. Tegen deze achtergrond zal ook de komst van een Nederlands PRT waarschijnlijk op scepsis onder de bevolking stuiten. Voor het verwerven van de steun van de bevolking is het daarom van belang een duidelijke, positieve boodschap over te brengen en projecten te beginnen die op korte termijn zichtbare en blijvende resultaten opleveren. In de wijze van optreden van het Nederlandse PRT wordt hiervan nadrukkelijk uitgegaan. Er zijn geen aanwijzingen dat stammen die tot op heden uitgesloten zijn geweest van de macht in toenemende mate negatief staan ten opzichte van ISAF in het algemeen en de mogelijke Nederlandse bijdrage in het bijzonder. Voor het deel van de bevolking in Uruzgan dat door de Taliban wordt geïntimideerd, zal de komst van het Nederlandse PRT nieuwe ontplooiingsmogelijkheden bieden.
De houding van de bevolking van Uruzgan jegens buitenlandse militairen in de provincie wordt niet of nauwelijks beïnvloed door de samenwerking in 2001 van de coalitie met de voormalige Noordelijke Alliantie bij de omverwerping van het Taliban-regime. Mede door toedoen van president Karzai is de positie van de Pashtun in de regering de afgelopen jaren sterk verbeterd. Van een Tadzjiekse overheersing is in Kabul niet langer sprake. Wel wordt president Karzai door een aanzienlijk deel van de Pashtun gezien als een verlengstuk van het Westen.
Kan precies worden aangegeven hoeveel aanslagen er de laatste twaalf maanden in de provincie Uruzgan hebben plaatsgevonden?
In totaal hebben zich in de periode 1 april 2005 tot en met 31 december 2005 ruim 140 gewelddadige incidenten voorgedaan. De helft van deze incidenten bestond uit zogenaamde directe aanvallen. Het gaat hier voornamelijk om gevechtscontacten tussen de Taliban en coalitietroepen en/of Afghaanse veiligheidsorganisaties.
In hoeverre is de uitgangssituatie in Uruzgan voor de Nederlandse troepen vergelijkbaar met de uitgangssituatie in Baghlan?
Gezien de enorme verschillen in etnografie, geografie en de sterk afwijkende veiligheidssituatie kan de uitgangssituatie voor beide provincies niet met elkaar vergeleken worden.
In hoeverre compliceert het feit, dat het Internationale Rode Kruis en een aantal hulporganisaties alleen in Uruzgan willen werken wanneer hun neutraliteit ook door de Taliban wordt gerespecteerd, de wederopbouw in dit gebied?
Op welke manier worden veiligheidsrisico’s zoals ontvoering en bedreiging voor Nederlandse ontwikkelingswerkers en in het buitenland ondervangen?
Is het mogelijk om organisaties als het Rode Kruis en Artsen Zonder Grenzen dusdanige veiligheidsgaranties te geven dat terugkeer naar Uruzgan voor hen weer een optie wordt?
Primaire taak van het PRT in Uruzgan is het bevorderen van veiligheid en stabiliteit. Naarmate veiligheid en stabiliteit toenemen en de hearts and minds van de bevolking voor aanwezigheid van het PRT worden gewonnen, zal de voedingsbodem voor «tegenkrachten» kleiner worden en zal het gebied veiliger worden voor NGO’s. Dit zal naar verwachting leiden tot een steeds geringer risico van ontvoering en bedreiging. Daardoor zullen NGO’s in staat zijn ook zonder militaire bescherming – en daarmee in hun ogen met behoud van neutraliteit – zelfstandig hun activiteiten te ontplooien.
Onder omstandigheden kan bescherming door Nederlandse militairen worden overwogen. Ook bestaat de bereidheid tot het uitwisselen van informatie met NGO’s.
Organisaties als het Rode Kruis en Artsen Zonder Grenzen vragen niet om veiligheidsgaranties, omdat zij zich op het standpunt stellen dat dergelijke garanties (zeker indien deze gegeven worden in de vorm van militaire bescherming) in de ogen van de lokale bevolking hun neutraliteit zou kunnen aantasten.
Hoe staat de constatering dat het gebrekkige lokale en provinciale gezag deels de oorzaak is van de groeiende onveiligheid in het zuiden en oosten van het land, omdat zij banden hebben met drugscriminaliteit, werken met illegale milities en erg zijn gericht op de eigen etnische groep, in verhouding tot uw opdracht het centrale gezag te versterken? Hoe voorkomt u dat hun positie in dit opzicht versterkt wordt?
Kunt u aangeven welke problemen u heeft met het huidige bestuur in de provincie Uruzgan? Hoe verbetert deze situatie als inderdaad alleen de top (gouverneur/politie) wordt gewijzigd? Welke kaart bestaat er van de bestaande tegenstellingen en de belangen in de drugshandel?
Op welke wijze wordt het Afghaanse openbaar bestuur versterkt opdat deze na juni 2006 effectief met de Nederlanders kunnen bijdragen aan stabiliteit en wederopbouw? Kortom, is er na juni een effectief Afghaans openbaar bestuur dat daadwerkelijk ondersteund kan worden?
In contacten met de autoriteiten in Kabul is gebleken dat men het belang onderkent van verbetering van het bestuur, verbetering van de politie en de bevordering van de rechtsstaat, en dat men bereid is zich daarvoor in te spannen. De Nederlandse inzet is een representatief bestuur, gericht op de belangen van de hele provincie.
Ook wanneer de huidige provinciale gouverneur en politiecommandant zullen worden vervangen, zal de invloed van beiden in de provincie nog langere tijd merkbaar zijn. Veranderingen in de machtsverhoudingen zullen vermoedelijk geleidelijk plaatsvinden, maar veranderingen in het provinciaal bestuur bieden wel degelijk goede mogelijkheden om de huidige (tribale) onbalans te verbeteren.
Evenals in de rest van Afghanistan zijn ook autoriteiten in Uruzgan soms betrokken bij de handel in drugs.
De minister van Buitenlandse zaken heeft in november 2005 goede afspraken met president Karzai gemaakt op het terrein van de aanstelling van betrouwbare en capabele bestuurders. In vervolggesprekken met de ambassade zijn deze afspraken bevestigd. President Karzai heeft toegezegd ervoor te zullen zorgen dat vóór ontplooiing van het Nederlandse PRT capabele bestuurders op sleutelposities in de provincie (gouverneur, hoofd van politie) zullen zijn benoemd. Dit is een essentiële aanzet. Daarmee is uiteraard het proces van versterking van het nationale en provinciale gezag niet voltooid. Het Nederlandse PRT zal hierin conform zijn mandaat een ondersteunende rol kunnen spelen.
Capaciteitsopbouw van de bestuurssector is ook een van de belangrijke onderwerpen van zowel het Afghanistan Compact als van de ANDS. Aan opbouw en versterking van het bestuur zal derhalve door de internationale gemeenschap niet alleen voorafgaand aan juni 2006, maar ook in de daarop volgende periode, veel aandacht worden besteed.
Waarom is de NAVO nu al begonnen met fase 3 (de uitbreiding van ISAF naar het zuiden), zonder dat operatie Enduring Freedom tot enige stabilisatie heeft geleid? Hebben de toegenomen acties van de OMF geen invloed gehad op de timetable van de NAVO voor fase 3 van ISAF? En waarom niet?
De uitbreiding van ISAF naar Zuid-Afghanistan is reeds voorzien in het huidige operatieplan dat voorjaar 2004 is aangenomen. Na de uitbreiding van het ISAF-gebied met achtereenvolgens het noorden en het westen is het planningsproces over uitbreiding naar het zuiden van start gegaan. De toename van OMF-acties hebben tot dusver, bijv. bij de goedkeuring van het herziene Operatieplan, niet geleid tot de gevolgtrekking dat de NAVO er zijn mandaat met de voorziene troepensterkte niet zou kunnen uitvoeren.
Kunt u een politieke analyse geven, op nationaal en lokaal niveau (vooral met betrekking tot Uruzgan) van de democratiserende krachten in Afghanistan versus de tegenkrachten, specifiek de Taliban en aanverwante groepen, ook vertegenwoordigd in de Wolesi Jirga?
Kunt u informatie verschaffen over de leden van het Afghaanse parlement die afkomstig zijn uit de provincie Uruzgan? Bevinden zich onder hen jihadi’s?
Wie vertegenwoordigen de parlementariërs uit Uruzgan?
Kunt U de rol van de Afghaanse oppositie in Uruzgan nader toelichten?
Afghanistan kent geen democratische (parlementaire) traditie. De verhoudingen tussen «Kabul» en de provincies waren gebaseerd op paternalisme en cliëntelisme, waarbij de gouverneurs een zekere mate van autonomie bezaten. Tijdens de burgeroorlog in de jaren negentig van de vorige eeuw is de macht van de lokale commandanten (krijgsheren) toegenomen ten koste van de gouverneurs. Sinds 2001 wordt gepoogd om de formele structuren te herstellen maar ditmaal op democratische grondslag. Het algemene beeld is dat democratische krachten zich geleidelijk organiseren, maar nog weinig invloed hebben door gebrek aan capaciteit, ervaring en verzet van de lokale commandanten. Dankzij de parlementsverkiezingen is een hoopvolle trend te zien naar meer politieke vrijheden en hervormingsgezinde individuen en bewegingen.
Van de 249 parlementsleden van de Wolesi Jirga is zo’n honderdtal te beschouwen als krijgsheer of verwant daaraan. Zij zijn niet allen in te delen in het pro- of contra-regeringskamp, maar zullen over het algemeen niet erg hervormingsgezind zijn. De vrouwelijke parlementsleden zijn over het algemeen hervormingsgezind. De Taliban is nauwelijks vertegenwoordigd. Daarnaast zijn er enkele Hezb-i Islami vertegenwoordigers. EU-Speciaal Vertegenwoordiger Vendrell schat in dat 65 parlementsleden verbonden aan een pro-regeringsfactie zijn, 84 leden pro-oppositie zijn en 100 leden zijn onafhankelijk of deel van een andersgezinde factie.
De situatie in Uruzgan verschilt van elders in Afghanistan vanwege de invloed van de Taliban. Een deel van de bevolking steunt het gedachtegoed van de Taliban. Het huidige bestuur, met name de gouverneur en de politiecommandant hebben een verleden als krijgsheer en hebben weinig op met democratische beginselen. De democratische krachten hebben er nog nauwelijks kans gekregen. Overigens is de oppositie in Uruzgan evenmin democratisch gezind. In sommige provincies hebben de democratiserende krachten, gestimuleerd door de verkiezingen voor parlement en provinciale raden, enigszins aan kracht gewonnen. Vooral in de relatief veilige gebieden ontwikkelen zich de lokale democratie en politieke rechten.
De leden voor het Hogerhuis zijn Khairoo Jan en Mohammad Hanif. Er zijn drie afgevaardigden uit Uruzgan voor de Wolesi Jirga (Lagerhuis). De eerste is Abdul Khaleq, een Achakzai-stamleider uit het Chora-district die zowel tegen het communistische regime als de Taliban gevochten heeft. De tweede afgevaardigde is Watanwal, een Popolzai die lid geweest zou zijn van het Centraal Comité van de Volksdemocratische Partij Afghanistan (Communisten) en na de val van het communistisch regime is gevlucht en voor de parlementsverkiezingen weer naar Afghanistan is teruggekeerd. Over de derde afgevaardigde, Sona Niloofar Ahmadzai, is weinig bekend. Deze vrouw zou afkomstig zijn uit Tarin Kowt. Ook over de twee leden van de provincieraad die de provinciale zetels in de Meshrano Jirga (Senaat) vullen, haji Khairo Jan en Mohammad hanif Khan, zijn geen aanvullende gegevens bekend.
Wat zal de inzet zijn van de Nederlandse regering voor het zogenaamde «Afghanistan Compact» op 31 januari en 1 februari 2006 te Londen?
De onderhandelingen over het Afghanistan Compact zijn vrijwel afgerond. Nederland was betrokken bij het overleg tussen G8, VN en Afghaanse regering, die de concept-slotverklaring heeft uitonderhandeld. Nederland heeft daarbij vooral het belang benadrukt van opbouw van de rechtsorde en zichtbare wederopbouw. Zonder een goed functionerend juridisch systeem, inclusief een betrouwbaar, capabel politie-apparaat, zijn stabiliteit en sociaal-economische vooruitgang niet mogelijk. Tevens heeft Nederland gepleit voor afspraken over gender gelijkheid, omdat verbetering van de positie van vrouwen essentieel is, en transitional justice, omdat duurzame vrede zonder gerechtigheid niet mogelijk is. Daarnaast onderstreept Nederland het belang van goede afstemming van de hulpstromen. Om de hulp zo effectief mogelijk te maken, is het belangrijk dat alle donoren hetzelfde kader gebruiken, het Afghanistan Compact en de Afghanistan National Development Strategy, en dat zij hun gelden zoveel mogelijk via multilaterale kanalen (met name Afghanistan Reconstruction Trust Fund) ter beschikking stellen.
De regering is voornemens in Londen substantieel bij te dragen voor de jaren 2006 tot en met 2008.
Op welke wijze kan de specifieke expertise die Nederland heeft op het gebied van landbouwontwikkeling worden ingezet in Afghanistan? Zal Nederland dit ook inbrengen tijdens de Londenconferentie?
De expertise die Nederland heeft, kan worden ingezet om alternatieve bronnen van inkomsten voor de drugseconomie te identificeren en ontwikkelen. Omdat de plannen hieromtrent nader onderzoek en uitwerking behoeven, zal Nederland dit niet inbrengen in Londen. Ook zouden onder het PSOM-programma bedrijven uit de landbouwsector kunnen worden gestimuleerd om Afghanistan te helpen. Eén Nederlands bedrijf heeft subsidie ontvangen voor een saffraanteelt-project.
Wat is de opstelling van de diverse in Uruzgan levende stammen ten opzichte van het Westen? Is Nederland bij hen bekend? Kunnen zij onderscheid maken tussen Nederlanders en andere nationaliteiten, waaronder Amerikanen?
Kunnen offensieve operaties tegen OMF door ISAF leiden tot identificatie met OEF? In hoeverre kan dat worden voorkomen? Is het aantal van circa 300 personen OMF in staat een serieuze bedreiging te vormen voor de stabilisatie en wederopbouw in Uruzgan?
In hoeverre zal het voor de lokale bevolking in Uruzgan duidelijk zijn dat er een scheiding bestaat tussen ISAF- en OEF-operaties in hun gebied? Zijn soldaten van ISAF en OEF uiterlijk te onderscheiden? Op welke wijze denkt u dat de Afghaanse lokale bevolking onderscheid zou kunnen maken tussen ISAF en Enduring Freedom militairen, met name gezien het feit dat Enduring Freedom ook verantwoordelijkheid heeft voor bijstand in noodsituaties? Op welke wijze wordt deze scheiding in de overgangssituatie van OEF naar ISAF in Uruzgan gewaarborgd?
Brengt de zogenaamde «Dutch approach», gegeven de verslechterende veiligheidssituatie, niet extra veiligheidsrisico’s voor de Nederlandse troepen met zich mee?
De brief meldt dat ISAF en Enduring Freedom, voor zover die operatie nog gaande zal zijn in Zuid-Afghanistan, hun operaties goed op elkaar zullen afstemmen door een nauwe onderlinge coördinatie. De regering meent dat hiermee de negatieve effecten van OEF-optreden op ISAF geminimaliseerd kunnen worden. Het kan toch juist ook heel simpel door de Afghaanse bevolking opgevat worden als «onder één hoedje spelen»? Ziet de regering dat risico?
Op de kleding en de voertuigen van ISAF-militairen zullen vanaf het begin van de missie duidelijke ISAF-kenmerken worden aangebracht om het onderscheid te beklemtonen. Het onderscheid tussen ISAF en de operatie Enduring Freedom zal echter vooral blijken uit de verschillende wijzen van optreden. Ook zal de bevolking het verschil tussen de operatie Enduring Freedom en ISAF worden uitgelegd met behulp van een informatiecampagne. Daarbij zal worden onderstreept dat eventuele offensieve acties van ISAF slechts beogen een veilige omgeving te creëren waarin wederopbouw mogelijk is. Direct na het besluit tot ontplooiing zal begonnen worden met gesprekken met reeds geïdentificeerde lokale opinieleiders. Dankzij de Nederlandse benadering, die berust op kennis van en respect voor de plaatselijke cultuur, zal het verschil met operatie Enduring Freedom snel duidelijk worden. Dit zal bijdragen aan de acceptatie onder de plaatselijke bevolking en daarmee aan de beperking van de veiligheidsrisico’s voor de Nederlandse militairen.
Wat de harde kern van de Taliban betreft zal het aanvallen van ISAF deel blijven uitmaken van het verzet tegen de internationale aanwezigheid in Afghanistan en tegen de Afghaanse regering. Deze kern is in staat een serieuze bedreiging te vormen voor de stabilisatie en de wederopbouw. De mogelijkheden daartoe zullen echter verminderen naarmate de steun voor de aanwezigheid van ISAF onder de bevolking groeit.
Kunt u aangeven met welke stammen in Uruzgan de Amerikaanse troepen (gewapende) conflicten hebben gehad?
Er is geen eenduidig beeld te geven met welke stammen de Amerikaanse troepen in conflict zijn geweest. Zo werken de Amerikanen in Uruzgan nauw samen met de door Popolzai overheerste autoriteiten, maar is er gelijktijdig sprake van steun vanuit een bepaald deel van de Popolzai voor de Taliban. Dit beeld gaat op voor veel stammen in Uruzgan, waardoor een vertaling naar stammen niet te geven is. Wel lijken veel van de stammen behorende tot de Ghilzai-stamconfederatie en de Nurzai buiten de huidige machtsstructuren te vallen waardoor delen van deze stammen zeer waarschijnlijk sympathie hebben voor de OMF.
Welk concept en welk handboek van counterinsurgency wordt gebruikt? Welke NAVO-instructies gelden daarbij?
Gebruik zal worden gemaakt van de bestaande Nederlandse doctrine «gevechtsoperaties tegen een irregulier optredende tegenstander». Deze is gebaseerd op de NAVO-doctrine.
Onder welk gezag vallen de milities waar het Afghaanse leger mee samenwerkt en in hoeverre zijn deze beheersbaar en controleerbaar?
Zullen de ANA en een aantal van de milities in Uruzgan blijvend worden ingezet voor Enduring Freedom, ook als ISAF operationeel is in Uruzgan?
Kunt u een overzicht geven van het aantal en de grootte van de illegale milities in de provincie Uruzgan? Worden deze illegale milities tot de Opposing Militant Forces gerekend?
Wat houdt de actieve steun van ISAF aan de ANA en de politie in bij het ontbinden van illegale milities. Wat kan ISAF in Uruzgan doen wat zij in Baghlan niet kan doen?
De milities die samenwerken met de Coalitie en het Afghaanse leger in de strijd tegen de OMF zijn door de Afghaanse regering gelegaliseerd. In de uitvoering van hun taken vallen deze op dit moment veelal onder de operatie Enduring Freedom. Daarnaast zijn er milities gecontracteerd die de veiligheid moeten garanderen bij de uitvoering van onder meer wegenbouwprojecten en vitale objecten zoals dammen en waterkrachtcentrales. De controle over deze milities ligt in principe bij de Afghaanse overheid. De mate waarin deze milities beheersbaar en controleerbaar zijn, is afhankelijk van de wijze waarop deze milities worden aangestuurd en verantwoording afleggen, waar ze gelegerd zijn en wat er na het beëindigen van de contracten mee gebeurt. Het ontbinden van contracten zonder verdere begeleiding kan leiden tot het opgaan van deze milities in criminele netwerken. Er zijn aanwijzingen dat sommige milities reeds van criminele netwerken deel uitmaken.
In Uruzgan bevinden zich een groot aantal milities. Het beeld is uiterst divers en milities kunnen in omvang sterk verschillen. Een militie moet worden gezien als een groep strijders, die loyaal is aan een lokale machthebber en o.a. zorg draagt voor zijn persoonlijke beveiliging. Daarnaast kunnen de milities ook zorgen voor de bescherming van lokale gemeenschappen. Sommige van deze milities zijn feitelijk criminele bendes en al dan niet actief in de drugssector. Gezien het karakter van de milities zal een bepaald deel ook tot de OMF gerekend kunnen worden of er mee samenwerken.
De uitvoering van het door de Afghaanse autoriteiten ontwikkelde plan voor het ontbinden van illegale milities zal door ISAF worden ondersteund. Hierbij zal gezamenlijk met de Afghaanse autoriteiten (lokale overheid, politie en leger) worden opgetreden, zowel bij de planning van de noodzakelijke activiteiten als de daadwerkelijke uitvoering. In Uruzgan en Baghlan gelden hierbij overigens dezelfde inzetregels bij de activering van het nieuwe operatieplan; de mogelijkheden voor de ISAF-eenheden zijn in deze twee provincies dan ook gelijk.
Hoe verhoudt zich het voornemen om patrouilles en eventuele offensieve operaties in beginsel altijd in nauwe samenwerking met de Afghaanse veiligheidsorganisaties uit te voeren tot het feit dat deze organisaties veelal onderbemand en vaak ontoereikend zijn uitgerust?
Per operatie zullen de omvang en de intensiteit van de ANA-bijdrage worden bezien. Deze gezamenlijke uitvoering van een deel van de operaties dient om de rol en de verantwoordelijkheid van de Afghaanse autoriteiten verdere invulling te geven. De mogelijkheid om operaties uit te voeren is hiervan echter niet afhankelijk.
Overigens wordt er door de inzet van een «Operational Monitoring and Liaison Teams» (OMLT) gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de ANA. Daarnaast zal er ook door het gezamenlijk optreden met onderdelen van de ANA worden bijgedragen aan de kwaliteit van de eenheden. Ook het Amerikaanse «Logistic Support Team» in de noordelijke bases draagt bij aan de verbetering van kwaliteit van de ANA eenheid, door middel van het geven van logistieke en administratieve ondersteuning.
Hoe zal worden omgegaan met de papaverproductie in Uruzgan en met locale autoriteiten die betrokken zijn bij drugshandel?
In hoeverre bedreigt het bestrijden van de papaverteelt en drughandel, zijnde inkomstenbronnen van de bevolking, medewerking van de lokale stammen en krijgsheren aan de Nederlandse stabilisatie- en wederopbouw-activiteiten?
Is het correct dat de VS in Afghanistan in het algemeen en in Uruzgan in het bijzonder de papaverteelt hebben gedoogd, respectievelijk hebben aangemoedigd? Welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse drugsbestrijding in dit gebied?
Wat is de precieze geplande aanpak van de papaverteelt in Uruzgan? Sluit dit beleid aan bij dat van bondgenoten? Wordt dit beleid op elkaar afgestemd? Worden er feitelijk in Uruzgan oogsten vernietigd? Bestaan daar plannen voor? Of concentreert het PRT zich volledig op de pijler van «alternative livelihoods». Hoeveel geld kan daarvoor beschikbaar worden gesteld?
Is het feit dat de internationale gemeenschap de bestrijding van de drugsproductie, een van de grootste problemen in Afghanistan, vooral aan de Afghaanse autoriteiten overlaat, terwijl die overheid daar (nog) niet goed in staat is, niet op zijn minst merkwaardig te noemen?
Is het denkbaar dat Nederlandse troepen papavervelden of -oogsten vernielen? Zo ja, onder welke omstandigheden?
Drugsbestrijding is een aangelegenheid van de Afghaanse regering. De internationale gemeenschap, met name «lead nation» Verenigd Koninkrijk, maar ook de VS, is behulpzaam geweest bij het uitwerken van de Afghaanse National Drugs Control Strategy; het opzetten van speciale politie-eenheden voor de vernietiging van aanplant, oogsten, laboratoria en de arrestatie van drugshandelaren en smokkelaars. Een speciale rechtbank is opgericht en er zijn specifieke gevangenissen voor drugshandelaren ingericht. De suggestie dat de internationale gemeenschap de Afghaanse overheid niet voldoende zou ondersteunen in de bestrijding van drugsproductie wordt niet onderschreven.
ISAF ondersteunt de autoriteiten in haar inspanningen de teelt van en handel in drugs tegen te gaan door training van de veiligheidsdiensten, het delen van inlichtingen en het ondersteunen van informatiecampagnes. Eerstverantwoordelijke blijft echter de gouverneur van de provincie. Het behoort niet tot de taken van ISAF papavervelden of oogsten te vernietigen.
Indien blijkt dat lokale autoriteiten bij drugshandel zijn betrokken, zal Nederland dit via de geëigende kanalen (m.n. DIAG-forum, Ministerie van Binnenlandse Zaken) aan de orde stellen. Het is de regering niet bekend dat de VS op enigerlei wijze papaverteelt in Afghanistan zou gedogen of zou hebben aangemoedigd.
Eén van de pijlers van de Afghaanse National Drugs Control Strategy is het voorzien in alternatieve inkomstenbronnen voor boeren. Investeringen vinden plaats in landbouw; infrastructuur en werkgelegenheid; financiële dienstverlening voor het platteland; economische wederopbouw; bestuur; en sociale zekerheid. Vorig jaar is ongeveer 370 miljoen dollar gecommitteerd voor alternatieve inkomstenprogramma’s. Hoewel de alternatieve inkomstenprogramma’s tot dusver geringe impact hebben, bestaat gerede hoop dat zij op middellange en lange termijn wel effect sorteren. De mogelijkheden voor een Nederlandse bijdrage aan de programma’s op het gebied van alternatieve inkomsten worden onderzocht.
De Afghaanse autoriteiten hebben medio januari de eradicatieprioriteiten voor het komend jaar vastgesteld. Belangrijk criterium voor bepaling van deze prioriteiten is de toegang tot «alternative livelihoods».
Ook in de provincie Uruzgan zullen eradicatieactiviteiten plaatsvinden.
Hoe werkt u precies samen met de coalitiegenoten in Kandahar en Helmand op alle terreinen van wederopbouw en intelligence-sharing?
Zullen inlichtingen tussen ISAF en Enduring Freedom worden uitgewisseld?
Met het VK en met Canada is regelmatig contact over de Nederlandse inzet in het Zuiden. Onder andere door middel van videoconferenties wordt nader met elkaar gesproken over wederopbouw.
Met het oog op de uitbreiding van ISAF naar Zuid-Afghanistan heeft Nederland op inlichtingengebied nauwe samenwerking tot stand gebracht met in het bijzonder de Britse en de Canadese partnerdiensten. Verder is nu al sprake van maximale inlichtingenuitwisseling tussen ISAF en de operatie Enduring Freedom. Het multinationale regionale hoofdkwartier van ISAF in Kandahar is primair verantwoordelijk voor de distributie, verwerking en analyse van de inlichtingen die door de onder dit hoofdkwartier ressorterende eenheden in de verschillende provincies worden verworven. Ook zal het hoofdkwartier inlichtingen ontvangen van de nationale inlichtingendiensten met een belang in de missie, de NAVO en het ISAF-hoofdkwartier in Kabul.
De Nederlandse regering realiseert zich het belang van een regionale benadering in het zuiden, waarbij activiteiten door de drie PRT’s onderling nauw worden afgestemd. Na ontplooiing zal dat op diverse wijzen worden ingevuld: een regulier PRT overleg in Kabul, afstemming op het regionale commandocentrum in Kandahar, maar ook door middel van regelmatige contacten op hoofdstedenniveau.
Op welke wijze kunnen Nederlandse psychological operations bijdragen aan het winnen van de hearts and minds van de lokale bevolking? Welke consequenties heeft de verslechterende veiligheidssituatie op het winnen van de hearts and minds?
Psychological Operations (Psyops) zorgen er voor dat alle bevolkingsgroepen op een consistente wijze worden geïnformeeerd over de intenties en de bereikte resultaten van Nederlandse militairen. Psyops-functionarissen toetsen ook bij de bevolking hoe men denkt over de Nederlandse aanwezigheid. Deze informatie wordt door de commandant gebruikt voor het bijsturen van zijn activiteiten. Een verslechterende veiligheidssituatie kan invloed hebben op de resultaten van de hearts and minds campagne. Psyops zijn juist dan essentieel.
Hoe verklaart u de toenemende professionaliteit waarmee de OMF hun acties uitvoeren? Kunt u informatie verschaffen over de internationale contacten van de OMF als het gaat om bewapening, technologie enzovoort?
Aangezien de OMF in Pakistan over relatief veilige uitvalsbases kunnen beschikken, zijn zij in staat om daar, vooral in de winterperiode, acties voor te bereiden en hun strijdwijze aan te passen. Hierbij maken zij gebruik van lokale contacten en organisaties als Al Qa’ida. De daarbij vergaarde kennis en de eigen ervaringen opgedaan tijdens de uitvoering van operaties in Afghanistan, dragen zorg voor een toenemende professionaliteit.
Er zijn aanwijzingen voor banden tussen de verzetsgroepen (m.n. Taliban) in Afghanistan en de Arabische sunnitische verzetsgroepen in Irak, al zijn deze waarschijnlijk nog bescheiden van omvang. Het Al Qa’ida-netwerk zal daar zeker een rol in spelen. De negatieve gevoelens in de Arabische wereld over de VS hebben ook een financieel effect: er zijn aanwijzingen dat de financiering van de verzetsgroepen in Afghanistan en Pakistan voor een deel zijn oorsprong vindt in de Arabische wereld (Golfstaten).
Is het VN-mandaat voor ISAF onbeperkt geldig of zal voor ISAF-III een nieuw VN-mandaat moeten worden verleend?
Het VN-mandaat voor ISAF is op 13 september jl verlengd tot 13 oktober 2006. De uitbreiding van het operatiegebied van ISAF met de zuidelijke provincies van Afghanistan kan geschieden binnen dat mandaat.
De Nederlandse operatie is gepland tot in 2007, het mandaat van ISAF loopt in oktober 2006 af. Op welke gronden lijkt de Nederlandse regering uit te gaan van een verlenging van het ISAF mandaat na oktober 2006? In hoeverre is verlenging van het VN-mandaat voor ISAF na 13 oktober 2006 gegarandeerd?
De verlenging van het VN-mandaat voor ISAF geschiedt jaarlijks. Hierover is tot dusverre sinds 2001 in VN-verband ieder jaar overeenstemming bereikt, zonder noemenswaardige discussie. De regering heeft geen redenen om aan te nemen dat die verlenging de komende jaren problemen op zal leveren.
Kan de regering een analyse overhandigen die gemaakt is van de strategie die de Taliban hanteert om internationale militairen tegen te werken en zoveel mogelijk macht te krijgen in de regio?
De Taliban probeert actief en met geweld te voorkomen dat de coalitiestrijdkrachten, de Afghaanse veiligheidsorganisaties (politie en leger) en de plaatselijke en provinciale autoriteiten greep op het zuiden van Afghanistan krijgen. Zij wil delen van deze regio kunnen blijven gebruiken als veilige uitvalsbasis. Dit probeert de Taliban onder meer te bereiken door:
• het verzamelen van inlichtingen over de activiteiten van de coalitiestrijdkrachten van de operatie Enduring Freedom en van de Afghaanse autoriteiten;
• het uitvoeren van hinderlagen, overvallen en aanslagen met geïmproviseerde explosieven op patrouilles van de coalitiestrijdkrachten en de Afghaanse veiligheidsorganisaties;
• het met raketten en mortieren beschieten van de bases van coalitiestrijdkrachten;
• het behouden of afdwingen van de steun onder de bevolking met behulp van propaganda en intimidatie;
• het verstoren van de wederopbouw;
• het beperken van de bewegingsvrijheid van de coalitiestrijdkrachten door het aangrijpen van verbindingen over land en door de lucht.
In hoeverre loopt de plaatselijke bevolking gevaar wanneer Nederlandse militairen ofwel als target worden gezien voor aanslagen ofwel de papaverteelt tegengaan waarmee de bevolking een bron van inkomsten en smeergeld naar de Taliban kwijtraakt? Hoe beoordeelt u dit scenario?
Er moet rekening mee worden gehouden dat Afghanen die (willen) samenwerken met het centrale gezag in Kabul, de internationale gemeenschap in het algemeen en het Nederlandse PRT in het bijzonder, onder druk worden gezet of persoonlijke veiligheidsrisico’s lopen. Dat geldt ook voor degenen onder de plaatselijke bevolking die zich inspannen voor de bestrijding van de handel in drugs en de papaverteelt. De komst van het Nederlandse PRT zal echter ook nieuwe ontplooiingsmogelijkheden bieden voor het deel van de bevolking in Uruzgan dat bereid is met het centrale gezag in Kabul mee te werken maar door de Taliban wordt geïntimideerd.
Is de regering bereid om voorafgaande aan deze nieuwe uitzending naar Afghanistan de deelnemende militairen te berichten omtrent het aanvaarden van alle aansprakelijkheid voor de tijdens die uitzending op te lopen psychische en/of lichamelijke klachten, de zgn. lichamelijk onverklaarde klachten inbegrepen? Is de regering bereid die aansprakelijkheid gebaseerd te laten zijn op risico-aansprakelijkheid? Is de regering voorts bereid al deze klachten aan te merken «als zijnde opgelopen in de uitoefening van de militaire dienst» zoals bedoeld in artikel 2 Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen?
Met de Kaderwet militaire pensioenen neemt de staat de verantwoordelijkheid op zich voor personenschade die een militair onverhoopt lijdt tengevolge van een uitzending. Bij een ongeval is er in beginsel altijd een verband met de uitoefening van de militaire dienst. Als een militair ziek is, moet worden beoordeeld of er een verband is met de uitzending. Het openbaren van een ziekte tijdens of na een uitzending is op zichzelf niet voldoende om in aanmerking te komen voor een militair invaliditeitspensioen. Bij lichamelijk onverklaarbare klachten (LOK) kunnen aanspraken ontstaan op een militair invaliditeitspensioen, onder specifieke voorwaarden van causaliteit en een door een psychiater bevestigde «ongedifferentieerde somatoforme stoornis», zoals beschreven in de brief van 3 november 2005 (Kamerstuk 30 139, nr. 12). In de voorlichting aan de deelnemende militairen komt dit specifiek aan de orde.
Is de regering voornemens om de uit te zenden militairen voorafgaande aan de uitzending naar Afghanistan te controleren op hun geschiktheid? Wordt daarbij een integrale medische status opgemaakt? Valt een algemeen bloedonderzoek ook daaronder? Zijn er garanties van de VS en alle andere deelnemende landen aan de ISAF- en OEF-operaties dat er geen munitie met verarmd uranium wordt ingezet in Afghanistan?
Zijn er in de provincie Uruzgan in de afgelopen jaren wapens met verarmd uranium gebruikt? Is het daarom nodig specifieke voorzorgsmaatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen neemt u? Indien neen, waarom niet?
Om te kunnen beoordelen of de militairen medisch geschikt zijn, wordt van alle uit te zenden militairen gevraagd een anamneselijst in te vullen. Indien hieruit blijkt dat er twijfels zijn over hun geschiktheid, volgt er een artsenconsult. Alle bevindingen worden vastgelegd in het elektronisch medisch dossier. Een bloedonderzoek wordt alleen verricht als er een medische indicatie voor is, ofwel op eigen verzoek van de militair.
Defensie stuurt met een uitzending altijd deskundige personeelsleden mee die zich bezighouden met het inventariseren van de gezondheidsrisico’s. Indien het vermoeden bestaat dat in een gebied in het verleden munitie met verarmd uranium is gebruikt, zullen er metingen naar gedaan worden. Zolang daar geen uitslag en duidelijkheid over is, wordt het desbetreffende gebied in principe niet betreden. Ook worden er beschermende maatregelen genomen. Als de metingen hebben aangetoond dat er in het verleden munitie met verarmd uranium is gebruikt, zullen de beschermende maatregelen van kracht blijven. Dat kan betekenen dat het gebied verboden blijft voor de Nederlandse militairen. Deze maatregelen worden overigens altijd doorgegeven aan de lokale autoriteiten, zodat ook de bevolking geen onnodig risico loopt.
Als er mogelijk verarmd uranium is aangetroffen, wordt het personeel voorgelicht om eventuele blootstelling zoveel mogelijk te beperken. Bij deze voorlichting wordt er onder meer op gewezen de objecten die mogelijk besmet zijn met verarmd uranium te mijden. Een en ander is vastgelegd in de CDS aanwijzing A-133 «Handelingen bij blootstelling aan verarmd uranium». Als het onvermijdelijk is de mogelijk besmette objecten dicht te naderen of te betreden, moet adembescherming en huidbescherming worden gebruikt. Verder worden personeelsleden die mogelijk in contact zijn geweest met verarmd uranium onderworpen aan een medisch onderzoek volgens de «Richtlijn onderzoek blootstelling aan Verarmd Uranium bij incidenten».
Ten aanzien van de te nemen maatregelen zijn door de Hoogste medische autoriteit (HMA) van Defensie protocollen opgesteld. Verder worden de militairen in hun voorbereiding op de missie geïnformeerd over de risico’s van verarmd uranium en hoe te handelen als ze ermee worden geconfronteerd. Bij personeel waarvan vaststaat, of waarvan het vermoeden bestaat, dat ze in mogelijke risicogebieden geweest zijn, worden op verschillende momenten urine- en andere monsters genomen. Ook worden deze personeelsleden geregistreerd.
Er zijn geen garanties van de Verenigde Staten of van andere landen dat er in Uruzgan geen munitie met verarmd uranium wordt ingezet.
Op welke wijze kan de regering familieleden garanderen dat een zodanig informatiesysteem wordt gehanteerd, dat deze naasten onmiddellijk worden geïnformeerd bij voorvallen waarbij hun uitgezonden familielid is betrokken? Is de regering bekend met de uitspraak van de rechtbank van Den Haag van 9 december 2004 (AWB 03/2400 MAW) waarbij de rechtbank de door de staatssecretaris van Defensie gehanteerde wijze van berichtgeving aangaande het vermeende overlijden van een in het voormalig Joegoslavië gegijzelde luitenant-kolonel «als in hoge mate onzorgvuldig en mitsdien onrechtmatig» heeft aangemerkt? Zijn sedertdien zodanige maatregelen getroffen dat deze situatie zich niet meer kan herhalen?
Op welke wijze denkt de regering uitvoering te geven aan de informatieplicht jegens de direct naasten van uitgezonden militairen, in het bijzonder op welke wijze deze naasten (telkens) informatie kunnen inwinnen bij het Ministerie van Defensie?
Aan alle militairen wordt een informatiebundel verstrekt, ten behoeve van het thuisfront. De familie en nabije relaties van de uit te zenden militairen worden voorafgaand aan het vertrek naar Afghanistan op de thuisfrontinformatiedagen geïnformeerd over, onder meer, de bereikbaarheid van het situatiecentrum. Hierbij wordt duidelijk verteld hoe een relatie als er vragen zijn, bij calamiteiten of in een noodsituatie contact kan zoeken met zowel Defensie, als met de vrijwilligersorganisatie «Thuisfrontcomité».
Als er zich een ernstige gebeurtenis voordoet, worden de familie of de relaties van de daarbij betrokken militair zo snel mogelijk op de hoogte gebracht. Iedere militair dient daarom een eerste en een tweede relatieadres op te geven, zodat in een dergelijk geval altijd iemand op de hoogte kan worden gebracht. Het uitgangspunt is dat bij verwondingen of ziekenhuisopnames de militair het thuisfront zélf op de hoogte brengt. Als dat vanwege de aard van de verwonding onmogelijk is, of als het slachtoffer is overleden, worden deze berichten door een medewerker van de Maatschappelijke Dienst Defensie naar de relatie overgebracht. De informatie die in dat geval wordt verstrekt, is vooraf gecontroleerd en gevalideerd met de commandant in het operatiegebied. Aldus wordt gewaarborgd dat er alleen juiste informatie wordt verstrekt.
De kwestie waar de aangehaalde uitspraak van de rechtbank op ziet is een zeer betreurenswaardig incident, dat gebeurde in 1995. Sindsdien wordt er nog zorgvuldiger omgegaan met het verifiëren van de juistheid van berichten die betrekking hebben op verwonding, overlijden of vermissing van defensiepersoneel tijdens inzet. Hiermee wordt voorkomen dat onjuiste informatie aan familie en nabestaanden wordt gegeven.
Op welke wijze zal de regering bij terugkeer van de uitgezonden militairen uitvoering geven aan een pro-actief nazorgprogramma? Welke kwaliteitseisen worden daarbij gehanteerd? Wordt (opnieuw) een integrale medische status opgemaakt? Op welke wijze wordt gegarandeerd dat ook in de tijd bezien deze militairen in het kader van de nazorg worden gevolgd, temeer nu de registratie van deze militairen geen obstakel meer kan zijn.
Aan alle uitgezonden militairen wordt nazorg geboden. Hiermee wordt al in het uitzendgebied begonnen. Tegen het eind van de uitzending voeren de militairen debriefingsgesprekken met psychologen. Om de overgang van uitzendgebied naar Nederland soepel te laten verlopen is er op een rustige en veilige locatie een adaptatieprogramma. Na terugkeer in Nederland wordt het nazorgtraject vervolgd met onder meer een TBC-onderzoek na zes weken (het zogeheten «mantouxonderzoek»). Na negen tot twaalf weken is er een terugkeergesprek met een maatschappelijk werker en eventueel een geestelijk verzorger. Na zes maanden ontvangt de uitgezonden militair op het huisadres de gestandaardiseerde nazorgvragenlijst. Deze bevateen reeks vragen met een psychosociale achtergrond en een geneeskundig deel. Als uit het onderzoek met de nazorgvragenlijst blijkt dat de militair hulp nodig heeft, zal hij daarover door Defensie worden benaderd.
Op welke wijze is de regering voornemens om deelnemers aan de uitzending naar Afghanistan in geval van een uit die uitzending voortvloeiende ongeschiktheid voor de militaire dienst een volledige reïntegratie binnen dan wel buiten de krijgsmacht te garanderen?
Als er onverhoopt militairen als gevolg van een uitzending ongeschikt raken voor de militaire dienst, is het door Defensie gehanteerde reïntegratiebeleid van toepassing. Dit betekent dat de desbetreffende militair gedurende een periode van ten minste twee jaar wordt begeleid en ondersteund bij zijn herstel. Tevens wordt al het mogelijke gedaan om deze militair te reïntegreren, hetzij bij Defensie, dan wel daarbuiten. Er wordt individueel maatwerk geleverd. Er kan gebruik worden gemaakt van de wettelijke reïntegratievoorzieningen zoals werkplekaanpassingen, maar eveneens van de door Defensie in aanvulling daarop gecreëerde reïntegratie-instrumenten. Deze behelzen om-, her- en bijscholing, sollicitatieverlof, financiële vergoedingen bij verhuizing, een tijdelijke garantie van het inkomensniveau en maatregelen ter stimulering van het zelfstandig ondernemerschap.
De thematiek van vragen 85 en 87 tot en met 90 komt uitgebreid aan de orde in de brief van 15 november 2005 over de integrale zorg bij uitzending (Kamerstuk 26 933, nr. 2), alsmede in de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Defensie over dit onderwerp. Deze antwoorden gaan u op korte termijn toe.
In welke gevallen kunnen de normen voor het afvoeren van gewonden niet worden gehaald en waarom niet?
ISAF zal in de zuidelijke provincies beschikken over een uitgebreide medische organisatie. Bij de eenheden zijn voor de eerste opvang van gewonden, artsen en gewondenverzorgers ingedeeld. In de provincies Uruzgan, Kandahar en Helmand zal een militair hospitaal met chirurgische capaciteit worden gevestigd. Nederland levert het hospitaal in Uruzgan en draagt met medisch personeel bij aan het hospitaal in Kandahar, dat als regionaal hospitaal zal kunnen beschikken over extra medische specialismen. In geval van calamiteiten zal internationaal worden samengewerkt bij de opvang en verzorging van gewonden.
Het vervoer van zieken en gewonden naar een militair hospitaal zal met wegtransport of met een medevac-helikopter geschieden. De afstanden, hoogte en temperaturen zijn in Uruzgan zodanig dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden voor het optreden van helikopters. Bij het plannen van operaties wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de beperkingen van helikoptertransport. Er wordt een medevac-helikopter op de bases bij Tarin Kowt gestationeerd.
Bij deze missie moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met een afvoertijd naar een chirurgische inrichting tot drie uur, terwijl het nationale richtgetal en de NAVO-norm respectievelijk één en twee uur bedragen. Dit betekent dat een aanvullend risico bestaat dat niet tijdig adequate behandeling kan worden geboden aan ernstig zieke of gewonde patiënten. De regering is zich bewust van de risico’s maar acht deze aanvaardbaar gezien het belang van de missie.
Welke bevoegdheid en mogelijkheden heeft de Noord-Atlantische Raad (NAR) inzake een politieke (bij)sturing van de uitvoering van de ISAF-operatie onder de NAVO-leiding? Kan de NAR daarbij alleen bij unanimiteit haar politieke invloed doen gelden? Zo nee, wat zijn de spelregels terzake dan?
De Noord-Atlantische Raad (NAR) is het hoogste besluitvormende orgaan van de NAVO en is dan ook volledig bevoegd tot politieke (bij)sturing van door de NAVO geleide operaties. De NAR neemt uitsluitend besluiten bij eenparigheid van stemmen. De NAR heeft de operationele uitvoering, op grond van een door de NAR goedgekeurd operatieplan, gedelegeerd aan de strategische commandant operaties van de NAVO (Saceur).
Is het waar dat de Verenigde Staten van mening zijn dat Nederlandse militairen naast wederopbouwwerk ook verwacht worden bij te dragen aan gewapende terreurbestrijding? Hoe staat de Nederlandse regering ten algemene tegenover het idee naar Uruzgan uit te zenden Nederlandse militairen ook zullen worden ingezet bij gewapende terreurbestrijding, al dan niet in synergie met de Operatie Enduring Freedom?
Het bijgestelde NAVO-operatieplan voor ISAF, dat de NAR inclusief de VS eind vorig jaar heeft goedgekeurd, biedt ISAF de mogelijkheid tot het uitvoeren van offensieve veiligheidsoperaties. Daarentegen blijven contra-terrorisme operaties behoren tot de taken van de operatie Enduring Freedom. Zowel de ISAF-operatie als de operatie Enduring Freedom richten zich op de stabilisering van Afghanistan, waarbij robuust militair optreden noodzakelijk kan zijn. ISAF en de operatie Enduring Freedom blijven gescheiden operaties.
Hoe ziet de samenwerking van de Nederlandse missie met de plaatselijke vertegenwoordigers van Afghanistan er uit? Wanneer Nederland pleit voor een wisseling van functies voor deze vertegenwoordigers, is dan het democratisch gehalte hiervan gewaarborgd?
Het PRT zal bij aankomst gebruik maken van contacten die in een eerder stadium gemaakt zijn. De Nederlandse ambassade heeft regelmatig ontmoetingen met vertegenwoordigers uit Uruzgan. Gezien de status van de besluitvorming over een mogelijke ontplooiing zijn die ontmoetingen vrij neutraal van aard geweest, waarin de nadruk lag op wederopbouwmogelijkheden, identificatie van gesprekspartners en de wijze waarop Nederland volgens de gesprekspartners in Uruzgan zou moeten opereren. De meest nauwe contacten van de ambassade zijn met de «Wolesi Jirga» parlementariërs uit Uruzgan, mede vanwege hun aanwezigheid in Kabul. Wat betreft het provinciale en lokale bestuur heeft de ambassade o.a. gesprekken gevoerd met de provinciale gouverneur en zijn plaatsvervanger, de provinciale raad, de provinciale politiecommissaris, de burgemeester van Tarin Kowt en de politiecommissaris van Tarin Kowt.
Nederland zal pleiten voor wisseling van functionarissen wanneer deze een hinderpaal vormen voor de uitvoering van de afspraken die met de regering zijn gemaakt over verbetering van het bestuur in de provincie. Deze afspraken betreffen onder andere de versterking van het centraal gezag in de regio, het bestrijden van corruptie en willekeur, verbetering van de rule of law, alsmede bij de uitvoering van nationale programma’s met nadruk op wederopbouw en de hervorming van de veiligheidssector (politie, leger en juridische hervormingen). Dergelijke pleidooien worden, veelal met internationale partners, gehouden bij de relevante Afghaanse autoriteiten (m.n. via DIAG-forum, Ministerie van Binnenlandse Zaken). Benoemingen of verwijderingen van functionarissen blijven het soevereine recht van de democratisch gekozen regering van Afghanistan.
Hoeveel talen worden er gesproken in Uruzgan? Hoe wordt er gecommuniceerd met de lokale bevolking?
In de provincie Uruzgan wonen hoofdzakelijk Pashtun die het Pashtu als moedertaal hebben. Daarnaast zijn er vooral in het noorden van de provincie verschillende Hazara-gebieden. Hoewel er vermoedelijk in Tarin Kowt ook nog andere etniciteiten zijn, behoren deze tot een zeer kleine minderheid. De Hazara hebben een eigen taal (Hazaragi, een Dari-dialect), maar in Uruzgan zal in het bijzonder de mannelijke Hazara-bevolking ook het Pashtu machtig zijn. Binnen het Pashtu bestaan er verschillende dialecten. Communicatie met de bevolking vindt hoofdzakelijk via tolken plaats.
Worden bij het leggen van vroegtijdige contacten ook contacten gelegd met locale opinieleiders die niet een directe binding hebben met de zittende machtsstructuren? Zullen deze gesprekken plaats hebben vóórdat het eerste contingent Nederlandse militairen arriveert?
De ambassade heeft inmiddels meerdere lokale opinieleiders geïdentificeerd. Daarbij moet «lokale contacten» breed geïnterpreteerd worden: invloed in Uruzgan (en Afghanistan in het algemeen) wordt niet direct bepaald door fysieke aanwezigheid in de regio of vertegenwoordiging in het bestuur, maar zeker ook door stamverbanden, geschiedenis, familierelaties, en zakenbelangen. De lokale contacten beperken zich daarom niet alleen tot Uruzgan, maar betreffen ook invloedrijke Afghanen in de gehele zuidelijke regio. Zo spoedig mogelijk zal begonnen worden met gesprekken met de reeds geïdentificeerde lokale opinieleiders, dus ruim voor het eerste contingent Nederlandse militairen in Uruzgan zal arriveren.
Wie kiest de nieuwe gouverneur en de nieuwe politiecommandant van Uruzgan? Worden deze keuzen aan Nederland ter beoordeling voorgelegd? Zo ja, waarom? Wanneer worden deze mensen in hun functie beëdigd?
De minister van Binnenlandse Zaken draagt een kandidaat voor de functies van gouverneur en politiecommandant voor aan de president, die vervolgens verantwoordelijk is voor de benoeming. Dergelijke benoemingen zijn een Afghaanse aangelegenheid en worden niet aan Nederland (of andere landen) voorgelegd ter beoordeling of goedkeuring. In het kader van goed bestuur is het overigens niet ongebruikelijk dat donoren en de Afghaanse overheid discussiëren over de merites van bepaalde benoemingen en zorgen worden uitgesproken over de kwaliteit van sommige bestuurders. Er wordt voor politiebenoemingen inmiddels geëxperimenteerd met een «merit-based» traject, bestaande uit schriftelijke en mondelinge toetsen met een uiteindelijk fiat van een benoemingscommissie. Er is geen vaste termijn voor beëdiging van nieuwe benoemingen, alhoewel tot dusverre benoeming en beëdiging snel op elkaar volgen. In het geval van Uruzgan worden nieuwe benoemingen voor sleutelposities in het provinciale bestuur op korte termijn verwacht.
Zal Nederland ook na november 2007 het regionale hoofdkwartier in Kandahar voor een nieuwe periode leiden?
Welke extra taken en verantwoordelijkheden krijgt Nederland in de periode dat de leiding over geheel ISAF III bij Nederland ligt?
Van november 2006 tot en met mei 2007 zal Nederland leiding geven aan de ISAF-operatie in Zuid-Afghanistan. Tijdens de periode zal een Nederlandse generaal het bevel voeren over het multinationale regionale hoofdkwartier in Kandahar en de ISAF-eenheden in Zuid-Afghanistan. Tijdelijk zal extra capaciteit worden ingezet zoals staffunctionarissen en een verbindingseenheid. Over de leiding van het hoofdkwartier na november 2007 zullen met de bondgenoten en de NAVO nadere afspraken worden gemaakt.
Zal de Nederlandse intelligence-bestaffing thans substantieel uitgebreider zijn dan de uiterst magere intelligence-bestaffing bij de Nederlandse PRT te Pol-e-Khomri?
De inlichtingenstaf bij het Nederlandse PRT te Pol-e-Khomri is toereikend. Ook in Zuid-Afghanistan wordt voldoende inlichtingenpersoneel ingedeeld bij de diverse eenheden en staven.
Beschikken de Nederlandse transporthelikopters en Apaches over voldoende voortzettingsvermogen om de voorgenomen operatie twee jaar vol te houden? Is er voldoende reserve-capaciteit beschikbaar om tot vervanging van eventuele verliezen op te vangen?
Wordt er met de bondgenoten samengewerkt op het gebied van gevechtshelikopters? Beschikken andere landen die voor ISAF in Zuid-Afghanistan opereren over Apaches?
Het voortzettingsvermogen van twee jaar is gegarandeerd. Dit wordt voor de transporthelikopters bereikt door het afwisselen van helikoptertypes gedurende de missieperiode. Verder wordt samengewerkt met de partners om zowel de transporthelikoptercapaciteit als de gevechtshelikoptercapaciteit efficiënt en effectief in te zetten. De VS zullen Apache-helikopters ter beschikking stellen aan de brigade. Het VK overweegt hetzelfde. Er is voldoende materiële reserve om verliezen op te kunnen vangen.
Wordt tijdens de operaties in Afghanistan beschadigd, dan wel verloren gegaan materieel vervangen en zo ja uit welke begroting wordt reparatie, resp. vervanging betaald?
Welke regeling of voorziening is getroffen met het oog op onverhoopt verlies van materieel? Op welke wijze zal dit in een voorkomend geval financieel worden geregeld?
Materiaal dat beschadigd raakt tijdens de operaties in Afghanistan wordt wanneer mogelijk en doelmatig gerepareerd. Die reperatie vormt onderdeel van de additionele uitgaven die ten laste komen van de structurele voorziening «Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties». Voor de financiering van de recentelijk verloren gegane helikopters zal bij voorjaarsnota een claim, met het verzoek tot eenmalige ophoging van het defensiebudget, worden ingediend bij het ministerie van Financiën. Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht voor een structurele oplossing van het financieringsvraagstuk.
Is de goedkeuringsprocedure binnen de NAVO met betrekking tot de gewijzigde Rules of Engagement (RoE) van ISAF inmiddels afgerond? Kan Nederland nog aanvullende geweldsinstructies stellen op de Rules of Engagement van de NAVO? Hebben alle deelnemers aan ISAF III dezelfde RoE, zo nee, wat zijn de verschillen?
Is de regering bereid om, indien de Kamer dat wenst, de RoE, de Aide-Mémoire en de geweldsinstructie (instructiekaart) vertrouwelijk aan de woordvoerders ter inzage aan te bieden?
Welke uitzonderingsclausules hebben andere NAVO-partners gemaakt voor hun militairen in de aanwezige NAVO-missies?
Het Militair Comité van de NAVO heeft in december 2005 gewijzigde RoE goedgekeurd. Deze zullen naar verwachting spoedig definitief worden goedgekeurd door de NAR. De NAVO-RoE gelden voor alle aan ISAF deelnemende landen. Deelnemende landen kunnen nationale restricties (caveats) toepassen op de RoE voor hun eigen eenheden, maar geen verruimingen. Nationale restricties kunnen bijvoorbeeld nodig zijn om aan internationale verdragsverplichtingen of aan nationale wetgeving te voldoen. Op basis van de RoE worden de huidige Nederlandstalige Aide-Mémoire voor commandanten en de instructiekaart geweldgebruik aangepast.
Gelet op de binnen de NAVO geldende veiligheidsvoorschriften is het niet mogelijk de RoE aan de Kamer ter inzage te geven, ook niet in vertrouwelijke vorm. Dit geldt eveneens voor de caveats die door individuele landen zijn toegepast. Indien de Kamer zulks wenst, is het wel mogelijk de Nederlandstalige Aide-Mémoire en de Instructiekaart geweldgebruik vertrouwelijk aan de woordvoerders ter inzage aan te bieden.
Gaat het detentiebeleid van ISAF ook gelden voor het Amerikaanse optreden in Zabul?
Ja.
Zijn de militaire beschermingsmaatregelen die de uitzendende landen voor hun PRT’s getroffen hebben voor de andere vijf provincies in Zuid-Afghanistan vergelijkbaar met die van Nederland? Beschikken landen als Canada en het Verenigd Koninkrijk over een vergelijkbaar escalatievermogen? Hebben de andere landen die voor ISAF in Zuid-Afghanistan gaan optreden, vergelijkbare garanties gekregen van de NAVO en de VS voor extra militairen indien nodig?
De beschermingsmaatregelen die in de andere provincies, bijvoorbeeld door Canada en het Verenigd Koninkrijk, worden genomen zijn gelijksoortig aan de maatregelen die Nederland neemt. Wanneer andere landen extra militairen nodig hebben, zullen dezelfde ISAF-procedures gevolgd worden zoals beschreven in het antwoord op vraag 18.
Op welke manier wordt er gecontroleerd wat er met gevangenen gebeurd bij wier arrestatie Nederlandse militairen betrokken zullen zijn?
Kunt u uitsluiten dat gevangenen die zijn gearresteerd door Nederlandse militairen of militairen van bondgenoten onderhevig zijn aan marteling, illegale verplaatsing, illegale opsluiting in gevangenenkampen door een van de betrokken partijen, hetzij bondgenoten hetzij vertegenwoordigers van landen waarnaar ze getransporteerd zijn?.
Zijn er andere ISAF-landen die gevangen overdragen aan de Amerikanen? Behoort het Verenigd Koninkrijk hiertoe? Zo ja, hoe gaat Nederland om met dit gegeven wanneer het Verenigd Koningrijk de leiding van ISAF overneemt? Zo neen, op welke manier gaat Nederland eventuele illegale praktijken tegen?
Kunt U garanderen dat geen gevangene gemaakt door ISAF of OEF naar Guantánamo Bay gaat of naar andere illegale gevangenissen? Is het uit te sluiten dat door Nederlandse troepen gevangen genomen personen uiteindelijk uit het Nederlandse zicht verdwijnen en terecht komen in Guantanamo Bay of andere al dan niet geheime detentiecentra, waarmee hun rechten niet meer kunnen worden gegarandeerd?
Is het waar dat de Britse regering geen garantie geeft dat het in Afghanistan gevangenen niet zal uitleveren aan de VS? Kunt u situaties voorzien waarin Nederlandse militairen gevangenen aan de Britten overdragen? Indien neen, waarom niet? Zo ja, kunt u garanderen dat deze niet verder aan de VS worden overgedragen?
Eventueel door Nederlandse militairen of door andere deelnemende landen aan ISAF gemaakte gevangenen zullen in beginsel binnen 96 uur worden overgedragen aan uitsluitend de Afghaanse autoriteiten. Voor die eerste periode staat de NAVO garant voor een behandeling conform de standaarden die zijn vastgelegd in bepalingen van het internationale recht. Hetzelfde geldt voor de periode daarna voor de Afghaanse autoriteiten. Het ISAF-detentiebeleid laat dus geen ruimte voor overdracht door ISAF-eenheden aan de VS, noch aan het VK of enig ander land. Daarenboven hebben direct in ISAF betrokken bondgenoten als Denemarken en Nederland inmiddels met de Afghaanse autoriteiten overeenstemming bereikt over een Memorandum of Understanding (MoU), waarin de Afghaanse autoriteiten zich nogmaals expliciet verplichten tot een behandeling van de overgedragen gevangenen volgens de standaarden van het internationale recht. De Afghaanse autoriteiten hebben zich in het daarover met Nederland overeengekomen Memorandum of Understanding (MoU) verplicht internationale monitors tot deze gevangenen toe te laten en de Nederlandse Ambassade in Kabul in samenwerking met het Nederlandse ISAF-detachement te informeren over het lot van deze gevangenen, inclusief evt. overdracht aan derden, en ook hen toegang tot deze gevangenen te garanderen.
In NAVO-verband wordt momenteel nagegaan of een dergelijk MoU ook getekend kan worden tussen Afghanistan en de NAVO, uit hoofde van alle troepenleverende landen. Nederland is groot voorstander van een dergelijk NAVO-breed MoU. De bilaterale Deense en Nederlandse MoU’s hebben de NAVO ertoe bewogen ook als bondgenootschap in zijn geheel een dergelijk MoU na te streven.
Wanneer kan de Kamer antwoord verwachten op de vragen die door het lid Van der Laan zijn gesteld op 28 december 2005 over geheime gevangenissen in Afghanistan en de mensenrechtensituatie in Guantánamo Bay?
De antwoorden op deze schriftelijke vragen worden zo spoedig mogelijk naar de Kamer gestuurd.
Wat zal de rol zijn van de Nederlandse ambassade in Kabul bij de wederopbouwactiviteiten in Uruzgan?
De Nederlandse ambassade zal, evenals nu gebeurt met het huidige PRT in Baghlan, actief pleiten voor spoedige implementatie van nationale programma’s in de provincie (o.a. DIAG, NSP, Justice for All). Daarnaast zal de ambassade met de OSAD de reeds bestaande contacten met NGO’s, VN, en de Afghaanse overheid gebruiken om mogelijke projecten voor Uruzgan te identificeren en uit te laten voeren. Ook zal de ambassade regelmatig met de ambassades van het VK, Canada en de VS overleggen over de wederopbouwmogelijkheden in Zuid-Afghanistan. Voorts zal de ambassade nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van het «civil assessment». De ambassade zal eveneens functioneren als budgethouder op de wederopbouwprojecten.
Kunt u een overzicht geven van CIMIC-projecten bij de eerdere gevoelige missies in Al Muthanna in Irak en de provincie Baghlan in Afghanistan? Waar zijn de projecten uitgevoerd, wat er is gedaan? wat het heeft gekost? Worden de projecten in Al Muthanna momenteel door de bevolking nog gebruikt?
Brief 13 januari 2006, p. 2: Op welke wijze zal Nederland zich specifiek inzetten voor meer nadruk op de bevordering van de positie van vrouwen en transitional justice? Met welke concrete activiteiten? «Indien het toezeggen van nieuwe fondsen prominent aan de orde komt, zal Nederland ook een substantiële toezegging voor wederopbouw doen.» Hoe ziet u wederopbouw voor zich in de huidige slechte veiligheidssituatie? Aan welke activiteiten denkt u?
Nederland heeft in 2005 actief bijgedragen aan de totstandkoming van het Actieplan «Transitional Justice» en zal zich in 2006 inspannen voor de implementatie hiervan. Voor wat betreft de bevordering van de positie van vrouwen, zie het antwoord op de vragen 3 en 162.
In Al Muthanna in Irak zijn ongeveer 600 CIMIC-projecten uitgevoerd voor een totaalbedrag van meer dan 10 miljoen US dollar. In Baghlan zijn tot nu toe ongeveer 150 CIMIC-projecten uitgevoerd voor een bedrag van ongeveer 600 000 Euro. Het gaat hierbij onder andere om projecten op het gebied van scholing, infrastructuur, landbouw, veeteelt, sociale hulp, water, cultuur en medische voorzieningen. Door een goede begeleiding en selectie van projecten blijkt in de praktijk dat de overgrote meerderheid van de projecten daadwerkelijk door de bevolking wordt gebruikt.
Wederopbouw is in de context van een land als Afghanistan een breed begrip. Afghanistan was tot voor kort een land waar de overheid zelfs de meest elementaire taken niet kon uitvoeren. De ontplooiing van de PRT’s moet er toe bijdragen dat de Afghaanse staat weer invulling kan gaan geven aan die elementaire functies.
Eén van die elementaire functies is zorgen voor veiligheid. Het mandaat van het PRT in Uruzgan is dan ook primair het zorgen voor veiligheid en stabiliteit, door te werken aan ontwapening en reïntegratie van illegale gewapende groepen, door wederopbouw van de veiligheidssector, het bevorderen van de rechtsstaat, het bevorderen van goed bestuur en ook door (in eerste instantie bescheiden) wederopbouw van onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.
Aan al deze zaken kan het PRT in Uruzgan vanaf het begin werken, waarbij de schaal en spreiding van de wederopbouwactiviteiten gaandeweg de verbetering van de veiligheidssituatie kunnen toenemen. De omstandigheden zijn moeilijk en de voortgang zal zeker in het beginstadium heel bescheiden zijn.
Wat zijn de concrete uitkomsten van de bijeenkomst op 23 januari tussen Ministeries Buitenlandse Zaken en Defensie en een aantal Nederlandse NGO’s over wederopbouwmogelijkheden in Uruzgan?
Afgesproken is dat informatie met betrekking tot de civiele omgeving in Uruzgan wordt uitgewisseld tussen het ministerie van Defensie, het ministerie van Buitenlandse Zaken en Nederlandse NGO’s die actief willen zijn bij het delen van informatie, met inachtneming van de verschillende rollen van de betrokken organisaties.
Is de regering thans weer voornemens om met Nederlands belastinggeld door Nederlandse militairen moskeeën te laten bouwen in Uruzgan, zoals ook is gebeurd in Pol-e-Khomri?
Het Nederlandse PRT zal in Uruzgan, net als in Baghlan, CIMIC-projecten uitvoeren die tot doel hebben de acceptatie door de lokale bevolking van de Nederlandse aanwezigheid te bevorderen en daarmee de veiligheid van de Nederlandse militairen te vergroten. Zoals op 10 augustus 2005 gemeld bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Wilders (Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, nr. 2120) was op het terrein van het PRT in Baghlan een oude, deels vernielde moskee aanwezig. Deze moskee was door de vestiging van het PRT niet meer voor de lokale bevolking toegankelijk. Tijdens de onderhandelingen over de ingebruikname van het terrein door het PRT is compensatie van de gebruikers en bewoners overeengekomen, waaronder compensatie voor de moskee. De Nederlandse financiële bijdrage uit het CIMIC-budget aan een nieuwe moskee heeft een zeer positieve invloed gehad op de «permissive environment» van het PRT in de directe omgeving.
Over de besteding van de CIMIC-gelden van het Nederlandse PRT in Uruzgan kunnen op dit moment nog geen uitspraken worden gedaan. De besteding van CIMIC-gelden is ter beoordeling van de Nederlandse PRT-commandant. Mocht deze van oordeel zijn dat financiële ondersteuning van de bouw of herstel van een moskee een positieve bijdrage zal leveren aan de acceptatie door de lokale bevolking en de veiligheid van de Nederlandse militairen, dan zal hij een dergelijke financiële bijdrage overwegen.
Wat is de staat van de aanwezige infrastructuur in Uruzgan? Wat is de staat van de toegangsroutes voor voedsel en medicijnen voor de plaatselijke bevolking tot Uruzgan en tot de belangrijke bevolkingscentra en zijn deze routes veilig?
De routes bestaan uit onverharde wegen, die normaal gesproken wel toegankelijk zijn voor gemotoriseerd verkeer. Tot 2500 meter hoogte zijn de wegen het gehele jaar begaanbaar. Daarboven zijn de wegen van november tot februari vaak afgesloten. De verschillende bergpassen bevinden zich tussen de 1460 en 2500 meter. Buiten de wegen is het terrein niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. De huidige hoofdaanvoerweg loopt vanuit Kandahar via het district Nesh naar Tarin Kowt en volgt daarbij voornamelijk de rivierdalen. Deze laatste route is het afgelopen jaar sterk verbeterd en delen van het traject worden momenteel verhard. Buiten de route Kandahar – Tarin Kowt zijn de wegen veelal slecht onderhouden en moeilijk begaanbaar. De infrastructurele voorzieningen zijn buiten Tarin Kowt minimaal en zeker de buitengebieden zijn over de weg moeilijk bereikbaar. Er zijn strikte veiligheidsmaatregelen noodzakelijk bij verplaatsingen in het gebied.
In hoeverre wordt gebruik gemaakt van de kennis en expertise van uit Afghanistan gevluchte hogeropgeleiden of naar Afghanistan teruggekeerde vluchtelingen?
Door middel van het IOM-project Return of Qualified Afghans zijn van 2002 tot en met 2005 51 Afghaanse expat-vluchtelingen vanuit Nederland naar Afghanistan gezonden om tijdelijk mee te werken aan de wederopbouw. Nederland heeft dit project gesteund met 278 580 euro. Dit programma zal in 2006 gereactiveerd worden. IOM zal daartoe spoedig het bilaterale programma tijdelijke terugkeer gekwalificeerde migranten (RQM) uitwerken. Onder dit programma valt ook Afghanistan. Naar verwachting zal het programma medio februari 2006 worden vastgesteld. Vervolgens kan RQM voor Afghanistan (en vijf andere landen) van start gaan, en heeft een looptijd van twee jaar. De totale kosten worden voorlopig geschat op 1 800 000 euro. Hiervan zal naar verwachting ongeveer een zesde deel, dat wil zeggen 150 000 euro per jaar, aan de tijdelijk terugkeer van gekwalificeerde migranten naar Afghanistan worden besteed.
Middels een soortgelijk programma voor hoog opgeleide Afghanen onder het ARTF werd eveneens een aantal Afghanen uitgezonden. Daarnaast heeft Buitenlandse Zaken regelmatig contact met Afghaanse groeperingen in Nederland. Afghaanse vluchtelingen die permanent terugkeren naar Afghanistan vinden vaak een goede baan omdat hun opleiding en ervaring alsook kennis van het Engels over het algemeen beter zijn dan die van andere Afghanen.
Kunt U een precies overzicht geven van de te plannen activiteiten van UNDP in Uruzgan?
UNDP’s ontwapeningsprogramma (Disbandment of Illegal Armed Groups) is een nationaal programma. Nederland zal tenuitvoerlegging van dit programma in Uruzgan ondersteunen.
Op dit moment heeft UNDP verder geen concrete plannen in Uruzgan. Mocht Nederland militairen sturen naar Uruzgan, dan zal Nederland daarover met UNDP in contact treden. Zodra de veiligheidssituatie verbetert, zal het belang van reguliere ontwikkelingsprogramma’s van UNDP in Uruzgan toenemen.
Hoe wordt de samenwerking tussen de PRT en NGO’s precies operationeel vormgegeven. Op welke manier wordt daarbij optimaal gebruik gemaakt van elkaars informatie en capaciteiten zonder dat een ongewenste vermenging van militaire en civiele activiteiten optreedt?
Zal er een samenwerking zijn tussen de Nederlandse ISAF missie in Uruzgan en de daar actieve NGO’s? Hoe ziet deze samenwerking eruit? Welke lokale NGO’s zijn er actief in Uruzgan?
Op dit moment zijn slechts enkele NGO’s actief in Uruzgan. Omdat de veiligheidssituatie op dit moment risicovol is, zijn NGO’s bijzonder terughoudend activiteiten in dit gebied te ontplooien.
Het PRT zal zich primair bezig houden met de stabiliteit en de veiligheid in Uruzgan en het faciliteren van de wederopbouw. Om draagvlak voor de aanwezigheid van de Nederlandse militairen onder de bevolking te creëren, zal het PRT kleinschalige CIMIC-projecten uitvoeren. Hierbij zal waar mogelijk gebruik gemaakt worden van lokale materialen en lokale partners. Het PRT zal voorts in overleg met de OSAD in zijn faciliterende taak NGO’s en internationale organisaties waar mogelijk kunnen bijstaan bij het opstarten van wederopbouw, bijvoorbeeld door advies en tijdelijke logistieke faciliteiten ter beschikking te stellen. Daarbij gaat het om zowel internationale, als Nederlandse en Afghaanse organisaties.
Het Afghanistan Platform functioneert als een overlegorgaan tussen OS, BZ, Defensie, EZ en de Nederlandse NGO’s.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat NGO’s een rol zullen krijgen of spelen bij het verkrijgen van militair relevante informatie.
In Uruzgan zal zowel samengewerkt kunnen worden met NGO’s die op dit moment al in de provincie aanwezig zijn, als ook andere NGO’s bereid gevonden kunnen worden hier actief te worden. Met een aantal Nederlandse NGO’s is hierover reeds contact geweest.
NGO’s zullen een belangrijke rol kunnen vervullen in het kader van onder meer de opbouw van de gezondheidszorg, het verzorgen van community based irrigatieprojecten, het opbouwen van lokale overheidscapaciteit en opbouw van het maatschappelijk middenveld.
Er bestaat geen volledig overzicht van lokale NGO’s in Uruzgan. Bekend is dat Afghans for Civil Society, dat zich richt op democratisering en is opgericht door de broer van president Karzai, werkzaam is in Uruzgan. Ook is de NGO Afghan Health & Development Services (partner van Cordaid) actief in Uruzgan op het terrein van gezondheidszorg (het zogenaamde Basic Package of Health Services, dat wil zeggen het Afghaanse eerstelijnsgezondheidszorgprogramma). Voor zover bekend zijn ook Mercy Corps International en Norwegian Church Aid in de provincie actief.
Klopt het dat Amerikanen een nieuw gebouwd hospitaal weer lieten afbreken omdat het te hoog was vanuit militair-strategisch objectief? Kunt u een dergelijke benadering door het Nederlandse PRT uitsluiten?
Hierover is geen informatie bekend. In ieder geval zal een dergelijke benadering door het Nederlandse PRT niet worden gekozen.
Is de politiesamenwerking van Nederland, de VS en Afghanistan in OEF ingebed en zo ja, blijft dit zo?
De politiesamenwerking van Nederland in Afghanistan is niet ingebed in operatie Enduring Freedom en zal dat ook niet worden. De politietraining die Amerikanen in hun PRT’s verzorgen vormt een onderdeel van een breder politietrainingsprogramma dat evenmin onderdeel uitmaakt van het Enduring Freedom-mandaat. De Amerikaanse betrokkenheid bij de politietrainingen zal voortduren (zeker tot eind 2009).
Functioneert het PRT Executive Steering Committee naar tevredenheid? Hoe vaak komt dit comité bij elkaar?
Het formele Executive Steering Committee (ESC), onder voorzitterschap van de Afghaanse minister van Binnenlandse Zaken, komt een aantal keer per jaar bijeen. Daarnaast is er een voorbereidende werkgroep die eens in de twee weken bijeen komt. De deelnemers zijn het erover eens dat de effectiviteit van het ESC tot dusverre zeker niet optimaal is. Er worden, met steun van Nederland, initiatieven ondernomen om verbetering aan te brengen in de onderlinge coördinatie van de activiteiten van de verschillende PRT’s.
Wie gaat met de regering Karzai in constante discussie en onderhandeling over bestuur en opbouw in Uruzgan? Wie gaat dit bemensen? Met hoeveel mensen wordt de Ambassade in Kabul uitgebreid en hoeveel politieke adviseurs gaan er in het veld werken?
De brief stelt dat aan het PRT één of meerdere adviseur(s) door het ministerie van Buitenlandse Zaken worden toegevoegd om mogelijkheden voor CIMIC en wederopbouw te analyseren. Bestaat de kans dat dit net als in Baghlan beperkt blijft tot één tijdelijke adviseur? Vergt een goede analyse in een dergelijk gebied niet de inzet van meerdere adviseurs?
De ambassade in Kabul en bij gelegenheid vertegenwoordigers uit Den Haag overleggen met de Afghaanse regering over de ontwikkelingen in Uruzgan en zullen eventuele Nederlandse wensen overbrengen. Goed bestuur komt terug in de aandachtsgebieden van de ambassade. Overigens is de discussie over goed bestuur in Uruzgan zeker geen exclusieve taak van de Nederlandse ambassade en het PRT: ook UNAMA, ISAF, de EU, en andere landen dragen hieraan bij middels gezamenlijk optreden inzake goed bestuur.
De laatste uitbreiding van Ambassade Kabul dateert van voorjaar 2005, toen twee medewerkers werden toegevoegd aan de formatie: één voor financieel beheer en één voor politiek, veiligheid en stabiliteit. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal, naast de POLAD, ook een OSAD ter beschikking stellen. Indien nodig is een verdere uitbreiding van deze capaciteit denkbaar.
Welke afspraken zijn met welke bondgenoten precies gemaakt als het gaat om het gebruik van transporthelikopters?
Afspraken zijn in voorbereiding om een groot deel van de door de bondgenoten aangeboden transporthelikopters ter beschikking te stellen aan het regionale ISAF-hoofdkwartier in Zuid-Afghanistan. Op deze manier kunnen de beschikbaar gestelde transporthelikopters zo doelmatig en effectief mogelijk in het gehele operatiegebied van ISAF in het zuiden worden ingezet.
Klopt het Duitse vliegtuigen niet ’s nachts mogen vliegen? (The Times, 29 december 2005) Welke consequenties heeft dit voor Duitse assistentie aan Nederland wanneer hier ’s nachts om gevraagd wordt?
Het is onjuist dat de Duitse Luchtmacht niet ’s nachts opereert met haar transportvliegtuigen. De Duitse vliegtuigen worden overigens voornamelijk gebruikt voor nationale vluchten tussen Kabul en Termez. De beperkte restcapaciteit wordt aangeboden aan ISAF.
Kan precies worden aangegeven op welke wijze de exit-strategie is vormgegeven? Kan daarbij in het bijzonder worden uitgewerkt hoe voorzien wordt in de transportcapaciteit voor zowel mens als materieel?
Het begrip «exit-strategie» wordt vaak gebruikt voor twee verschillende zaken. In de eerste plaats kan het gaan om de strategie voor het bereiken van de doelen van de militaire bijdrage, opdat de bijdrage op termijn weer kan worden beëindigd. In de tweede plaats wordt het begrip «exit-strategie» soms gebruikt ten aanzien van de plannen voor extractie van de militairen in noodgevallen.
Over de voorbereidingen voor eventuele extractie kan slechts in algemene zin informatie worden gegeven. De OMF treedt op met relatief kleine groepen. Hierdoor is de OMF niet in staat een dreiging te vormen waarbij de Nederlandse militairen gedwongen zouden worden om onvrijwillig de bases in Tarin Kowt en Deh Rawod te verlaten. Ondanks het feit dat een evacuatie van de bases niet voor de hand ligt, is dat wel uitvoerbaar met behulp van de transportcapaciteit van de multinationale brigade.
Wel is de evacuatie of een ontzetting van Nederlands personeel in Uruzgan denkbaar dat zich buiten de bases bevindt. Hiervoor wordt een snelle reactiemacht in Uruzgan gestationeerd. Ook de Nederlandse gevechtshelikopters en F-16’s kunnen hierbij worden ingezet.
Waarom wordt het operatieprofiel van ISAF ook in Noorden West-Afghanistan verscherpt, en wat betekent deze verscherping concreet?
Het operatieplan van ISAF is met de laatste herziening aangepast aan de omstandigheden in de zuidelijke provincies waar ISAF binnenkort actief zal worden. Het herziene operatieplan zal gelden voor alle ISAF-eenheden, aangezien het onwenselijk is als een militaire troepenmacht zou moeten werken met twee separate operatieplannen. Met het herziene operatieplan krijgt ISAF de mogelijkheid tot het uitvoeren van offensieve veiligheidsoperaties. Dergelijke operaties zullen echter alleen worden uitgevoerd als daar een noodzaak toe is. Naar verwachting zullen de huidige ISAF-eenheden in Kabul, het noorden en het westen op dezelfde wijze blijven opereren als tot dusver.
Kan worden gegarandeerd dat Nederland zich geheel terugtrekt uit Baghlan opdat de door de regering ongewenste situatie van een dubbel Nederlandse betrokkenheid in het Noorden én het Zuiden van Afghanistan niet intreedt?
In het NAVO-planningproces wordt rekening gehouden met een Nederlandse bijdrage in Zuid-Afghanistan en beëindiging van de Nederlandse inzet in Baghlan later dit jaar. Met verschillende landen vinden in NAVO-verband besprekingen plaats m.h.o.o. een evt. overname van het Nederlandse PRT in Baghlan.
In hoeverre is zicht op common funding van alle NAVO-betrokkenheid in geheel Afghanistan, waaronder in Uruzgan?
Saceur heeft in december jl. de vliegbasis Kandahar aangemerkt als «Airport of Debarkation»(APOD). Op grond hiervan kunnen zowel de investeringen voor de infrastructuur als de exploitatie van het vliegveld in aanmerking komen voor «common funding». De Nederlandse regering hecht hieraan groot belang, mede met het oog op een evenredige bondgenootschappelijke lastenverdeling. Zodra in NAVO-verband hierover definitieve besluiten zijn genomen, zult u nader worden ingelicht.
Kunt u een overzicht geven van de aan operatie Enduring Freedom deelnemende landen en de bijbehorende aantallen militairen, vergelijkbaar met het overzicht in bijlage 2 voor ISAF?
De operatie Enduring Freedom is een door de VS geleide operatie waaraan tientallen landen deelnemen. De operatie beperkt zich niet tot Afghanistan. Om nationale redenen zijn er landen die hun deelname aan de operatie niet in de openbaarheid willen brengen. Derhalve kan over deelnemende landen en aantallen militairen geen informatie worden verstrekt.
Brief 13 januari 2006, p.2: Welke rol kan en wil Nederland spelen bij de bevordering van het effectief functioneren van de Provinciale Raden, inclusief Security Sector Reform (SSR) en justitie. Wie/welke organisatie(s) denkt u daarbij in te schakelen? Met welke concrete activiteiten? Worden de activiteiten van Nederland ter ondersteuning van civiele activiteiten van Provincial Reconstruction Teams (PRT’s) uitgevoerd door militairen, of worden daarbij ook andere deskundigen/organisaties ingeschakeld?
Het PRT zal waar nodig de lokale autoriteiten ondersteunen en een bijdrage leveren aan hervorming de veiligheidssector. Het PRT zal nauw samenwerken met de Provincial Development Committee, dat onder de Provinciale Raad valt. Concrete activiteiten zullen aan de hand van nader onderzoek worden ingevuld. Leidend daarbij zijn de doelen van het compact en het I-ANDS.
Nederland is reeds actief op bovengenoemde terreinen in Afghanistan. De belangrijkste activiteiten die Nederland op het gebied van Security Sector Reform ondersteunt en ook in Uruzgan zal ondersteunen zijn het DIAG-proces en reïntegratie van de (inmiddels ontbonden) voormalige Afghaanse strijdkrachten. Op nationaal niveau zal in 2006 eveneens aandacht gegeven worden aan wapen- en ammunitievernietiging en politiehervormingen- en trainingen. De belangrijkste partners op het gebied van SSR zijn UNAMA en UNDP (via hun «Afghanistan New Beginnings Programme»).
Nederland is eveneens nauw betrokken bij justitiële hervormingen. Voor Uruzgan wordt specifiek gedacht aan ondersteuning van het door Italië geïnitieerde «Justice for All»-programma en training van juridische actoren. De ambassade wil op het gebied van «capacity building» assistentie verlenen met het Asser Instituut in samenwerking met Italië en UNDP. In nationaal kader zet Nederland zich actief in op het gebied van transitional justice, waarbij ook projectmatige steun zal worden geboden bij de implementatie van het nationale actieplan voor transitional justice.
Voorts zal Nederland aandacht besteden aan het effectief functioneren van de Provinciale Raden in de context van democratisering en goed bestuur. Er zullen in 2006 activiteiten ontplooid worden op het gebied van training en capaciteitsopbouw van de Afghaanse overheid (onder andere via UNDP). Bekeken zal worden of dergelijke projecten ook voor de leden van de Provinciale Raden van toepassing kunnen zijn.
De activiteiten ter ondersteuning van civiele activiteiten worden zowel uitgevoerd door militairen als door de POLAD en OSAD.
Brief van 13 januari 2006, p. 3: «Een dergelijk breed overleg zal ook naar de bevolking helpen duidelijk te maken dat een nieuwe fase van internationale samenwerking in Afghanistan wordt ingezet met een duidelijke Europese inbreng.» Hoe gaat u de (veelal analfabete) bevolking op de hoogte stellen van dit brede overleg?
In de contacten die de medewerkers van het PRT, in het bijzonder PSYOPS-militairen, de POLAD en de OSAD, zullen hebben met de bevolking, zullen zij uitdragen dat de Nederlandse cq. Europese inbreng verschilt van de Amerikaanse inzet zoals die tot nu toe heeft plaatsgehad. Dit kan in de persoonlijke contacten met leiders en bevolking, bijvoorbeeld bij publieke bijeenkomsten, maar ook via radio worden uitgedragen.
Brief van 13 januari 2006, p. 4: Welke politieke consequenties heeft de afwijzing van deelname van Nederland aan ISAF-III? Zijn er in het verleden verwachtingen bij de bondgenoten gewekt?
Indien de regering na de oordeelsvorming door de Kamer tot de conclusie zou komen dat de bijdrage aan ISAF in Zuid-Afghanistan niet, of niet in de huidige vorm, dient te worden geëffectueerd, dan zou dat ingrijpende gevolgen hebben voor de planning van de ISAF-ontplooiing in Zuid-Afghanistan. Zoals altijd worden door het deelnemen aan militaire planning verwachtingen gewekt, doch daarbij is altijd het expliciete voorbehoud gemaakt van politieke besluitvorming. De regering, noch de Kamer staat derhalve in de oordeelsvorming terzake onder druk van de NAVO of afzonderlijke bondgenoten, anders dan de druk van de partners in een beoogd samenwerkingsverband die er belang bij hebben dat hun beoogde partner zich definitief uitspreekt.
Samenstelling:
Leden: De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), van Baalen (VVD), van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), van Velzen (SP), de Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Oplaat (VVD).
Samenstellling:
Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), van Winsen (CDA), van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Meijer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Kraneveldt (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA), Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27925-201.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.