27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 123
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2004

1. Inleiding

Precies twee en een half jaar na de aanslagen in de Verenigde Staten is nu ook Madrid het slachtoffer geworden van zeer gewelddadige en bloedige aanslagen. Aan het leven van 190 mensen is op gruwelijke wijze een einde gekomen, 1500 mensen zijn gewond en voor het leven getekend. Het kabinet veroordeelt deze aanslagen in de scherpste bewoordingen. Niets rechtvaardigt deze daden. Het kabinet spreekt zijn diepe medeleven uit met de slachtoffers en hun nabestaanden. De aanslag is een aanslag tegen de Westerse samenlevingen. Nederland is zo'n samenleving en daarom kan niet verzekerd worden dat Nederland gevrijwaard zal blijven van aanslagen.

Sinds 11 september 2001 heeft de regering met vasthoudendheid gewerkt aan het beperken van de kansen op terroristische aanslagen in Nederland. De aanslagen in Madrid roepen echter de vraag op of aanpassing van het beleid noodzakelijk is. Het gaat daarbij overigens niet alleen om Nederlands beleid. Het terrorisme waar Europa thans mee geconfronteerd wordt, is niet tegen een of enkele landen gericht en de voorbereiding van aanslagen vindt doorgaans in verschillende landen plaats, terwijl de daders in nog weer andere landen worden gerekruteerd. Bestrijding van terrorisme is dan ook per definitie een kwestie van internationale samenwerking.

Met deze brief beogen wij u, namens het kabinet, nader te informeren over de aanslagen, over de stand van zaken van de inmiddels getroffen maatregelen en over de noodzaak van aanvullende maatregelen. In het licht van de werkwijze van de terroristen in Madrid, moet immers onder ogen gezien worden dat terroristen zich niet meer primair toeleggen op het ontwrichten van de economie en infrastructuur, maar op het maken van zoveel mogelijk slachtoffers. In deze brief wordt eerst ingegaan op de besprekingen in internationaal en Europees verband naar aanleiding van de aanslagen in Madrid. Om vervolgens stil te staan bij de implicaties van Madrid voor wat betreft de selectie van doelwitten van het terrorisme. In paragraaf vier wordt kort samengevat wat sinds 11 september 2001 is gedaan om vervolgens in paragraaf vijf uiteen te zetten wat sinds 11 maart jl. is gedaan of in gang gezet.

2. Internationale inspanningen

Sinds 11 september 2001 is er internationaal zeer veel werk verzet door o.a. de VN, de EU, de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa. Direct na de aanslagen in de VS is een groot aantal maatregelen genomen, waaronder VN-Veiligheidsraadresolutie 1373, het EU actieplan terrorismebestrijding en de NAVO maatregelen zoals ontplooiing AWACS boven de VS, patrouillering in de Middellandse Zee en ISAF. Nederland heeft in deze fora steeds een pro-actieve opstelling gekozen.

De terroristische aanslagen in Madrid vragen een politiek antwoord om nog intensievere samenwerking op internationaal en Europees niveau mogelijk te maken. Ook het gesprek van minister-president Balkenende met President Bush op 16 maart jl. stond (deels) in het teken van de aanslagen in Madrid.

In Washington benadrukte de minister-president dat de internationale gemeenschap in solidariteit moest samenwerken in de strijd tegen het terrorisme. Immers, de jongste aanslagen waren niet alleen een bedreiging van Spanje, maar van de wereldgemeenschap in zijn geheel. De Europese Unie zou een reeks aanvullende, concrete maatregelen moeten nemen en het Ierse voorzitterschap had daartoe inmiddels een goede voorzet gegeven. Nederland zou tijdens het eigen voorzitterschap die lijn doortrekken.

President Bush meende dat slechts vastberadenheid van de internationale gemeenschap tot resultaten kon leiden. Toegeven zou slechts leiden tot meer terreur. Ook ten aanzien van andere kwesties die de internationale orde bedreigden, zoals de proliferatie van massavernietigingswapens, dienden geen compromissen te worden gesloten. De President drong er bij Nederland op aan tijdens het EU-voorzitterschap ook op deze terreinen een actief Europees beleid te stimuleren. Dit sluit aan bij de al bestaande voornemens van het Nederlands voorzitterschap van de EU, waarbij de aanpak van terrorisme als één van de prioriteiten is benoemd.

Het Ierse Voorzitterschap heeft de aanslagen van Madrid en het Europese antwoord daarop, op de agenda van de Europese Raad op 25 en 26 maart geplaatst. Met het oog daarop kwam de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken op 19 maart jl. bijeen en op 22 maart jl. de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. De Europese Raad stelde een nieuw actieplan vast als vervolg op de maatregelen die na de aanslagen van 11 september 2001 zijn genomen. Het gaat om een pakket aan praktische verbeteringen, de intensivering van beleid op een aantal punten, het geven van een impuls aan de uitvoering van de lopende maatregelen, alsmede de onderwerpen voor enkele nieuwe maatregelen. Daarbij werd een politiek commitment uit gesproken aan de solidariteitsclausule zoals opgenomen in de ontwerpgrondwet, als uitdrukking van de solidariteit met Spanje.

In de Europese Raad is afgesproken dat de uitwisseling van persoonlijke informatie zoals vingerafdrukken, DNA en visa gegevens moet worden verbeterd en dat nationale autoriteiten optimaal toegang tot dit systeem moeten krijgen. De Commissie moet hiervoor uiterlijk juni aanstaande met voorstellen komen. Tevens moet de Commissie komen met een voorstel voor een integraal systeem van gestolen en verloren paspoorten met koppelingen aan netwerken zoals SIS en Interpol. De invoering van maatregelen voor het gebruik van biometrische kenmerken en uitwisseling van passagiersgegevens wordt versneld. Verder zal de samenwerking worden vergroot tussen de Europese inlichtingendiensten en zal de«intelligence capacity» bij het Raadsecretariaat beter worden gebruikt voor het opstellen van dreigingsanalyses ten behoeve van het brede EU beleid. Nederland heeft aangedrongen op maatregelen om de samenwerking op operationeel niveau te versterken. Het is zaak om de bestaande structuren zoals Europol, Eurojust en de Task Force European Police Chiefs optimaal te gebruiken. Zoals bekend, heeft de Europese Raad besloten tot het benoemen van een coördinator voor het beleid van het bestrijden van terrorisme. De heer Gijs de Vries is in deze functie aangesteld. Hem is gevraagd voor de volgende bijeenkomst van de Europese Raad in juni, een breed actieplan op te stellen.

Voor een uitgebreid verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad op 24 en 25 maart 2004 in Brussel verwijzen wij u naar de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken waarmee dat verslag aan u is aangeboden.

3. De aanslagen in Madrid en de consequenties voor Nederland

Een eenduidig beeld van de achtergronden van de aanslagen en van de daders bestaat nog niet. Nadat aanvankelijk, op basis van berichten van de Spaanse regering en inlichtingendiensten, was uitgegaan van betrokkenheid van de ETA, wordt thans door zowel de Spaanse politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten als door de samenwerkende Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten uitgegaan van daders uit islamistisch terroristische hoek. Dit onderstreept dat ook landen die tot dusver gezien werden als gebieden waar vooral faciliterende en rekruteringsactiviteiten werden ontplooid, niet gevrijwaard zijn van aanslagen uit islamistisch terroristische hoek.

Nederland verkeert in sommige opzichten, evenals een aantal andere landen, in een vergelijkbare positie als Spanje. Hierbij valt te denken aan: de aanwezigheid van troepen in Irak, het zijn van een bondgenoot van de VS en de aanwezigheid van enkele moslimgroepen die gevoelig zijn voor radicaliseringtendensen. Concrete informatie voor een dreiging van aanslagen in Nederland bestaat evenwel niet. Daarbij moet ook onderkend worden dat er in de afgelopen periode een reeks van aanslagen heeft plaatsgevonden in landen die in een andere positie verkeren, zoals Indonesië, Marokko, Saoedi-Arabië en Turkije.

De aanslagen in Madrid bevestigen een trend. Het terrorisme was vooral gericht op de verwezenlijking van concrete politieke veranderingen door gerichte acties tegen bepaalde personen of bepaalde vitale doelen. Naast deze traditionele vorm van terrorisme is evenwel een andere vorm ontstaan, die van het catastrofaal terrorisme. De drijfveer is niet langer louter politiek, maar mede religieus gekleurd. In de politiek-religieuze doelen gaat het om het vernietigen van de (westerse) vijand. Daarbij wordt getracht zoveel mogelijk – willekeurige – burgerslachtoffers te maken en maatschappelijke ontwrichting teweeg te brengen. Hierbij valt te denken aan (zelfmoord) aanslagen op drukke locaties (denk aan de discotheek op Bali in 2002 en nu het openbaar vervoer in Madrid). Dergelijke burgerdoelwitten, ook wel aangeduid als «soft targets», zijn in principe door hun aard minder goed verdedigbaar tegen aanslagen. Locaties waar grote aantallen mensen zich gelijktijdig bevinden, zoals stadions, scholen, winkelcentra, toeristenoorden zoals grote hotels, vliegvelden, trein- en metroverbindingen worden daarom door terroristen als aantrekkelijke doelwitten gezien. In beveiligingstechnische zin is bescherming van soft targets tegen aanslagen een moeilijk uit te voeren opdracht. Een verhoging van het risicobewustzijn en de oplettendheid bij alle overheidsdiensten, maar ook bij de Nederlandse bevolking is in ieder geval noodzakelijk.

4. De stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding in Nederland

Het kabinet heeft op de ontwikkelingen die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan in de verschijningvormen van terrorisme gereageerd met een brede en integrale benadering van terrorismebestrijding. In het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid (Kamerstukken II, 2001–2002, 27 925, nr. 10) van 5 oktober 2001 en in de nota Terrorisme en de bescherming van de samenleving (Kamerstukken II, 2002–2003, 27 925, nr. 94) van 24 juni 2003 zijn, naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten, een groot aantal actiepunten voor verschillende departementen en overheidsdiensten benoemd. Voor deze maatregelen is structureel 90 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Het kabinet heeft de Kamer in de afgelopen jaren uitgebreid over de voortgang van de maatregelen geïnformeerd en met de Kamer over de voortgang gedebatteerd. De actiepunten zijn onderverdeeld in negen thema's:

1. Coördinatie en bewaking van samenhang van de maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding;

2. Contraterrorisme (inlichtingen- en veiligheidsdiensten);

3. Crisisbeheersing (onder meer bewaking en beveiliging, bescherming vitale infrastructuur en de reactie op aanslagen en/of rampen);

4. Informatiehuishouding en -uitwisseling;

5. Bestrijding van financiering van terrorisme;

6. Het aanpakken van voedingsbodems van terrorisme (radicaliseringtendensen);

7. Vreemdelingenbeleid (visa en grenscontroles);

8. Wetgeving;

9. Buitenlandse politiek (internationale samenwerking).

De meeste actiepunten zijn afgerond dan wel structureel belegd. Hieronder wordt kort op enkele van de meest in het oog springende maatregelen ingegaan die betrekking hebben op zowel het voorkomen van terroristische aanslagen, als het beheersen van de gevolgen daarvan en het opsporen en vervolgen van de daders.

De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de coördinatie van de bestrijding van terrorisme. Ondersteuning bij de coördinatie wordt verleend door het door het Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding waarin de betrokken overheidsdiensten zijn vertegenwoordigd.

In de capaciteit van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is fors geïnvesteerd. Deze diensten zijn wezenlijk bij het voorkomen van terroristische aanslagen. Zonder in te gaan op de operationele aspecten van dit werk, is het de taak van deze diensten om een goede informatiepositie op te bouwen op het gebied van groeperingen die een gevaar vormen voor de staatsveiligheid. Enerzijds is het aanleveren van informatie door opsporingsinstanties aan de AIVD en de MIVD van het grootste belang voor het adequaat in beeld krijgen en houden van mogelijke terroristen in het kader van preventie. Anderzijds delen de diensten informatie met opsporingsdiensten ten behoeve van de opsporing en vervolging. Uitbreiding van de capaciteit was voor het uitoefenen van deze taken noodzakelijk.

Voorts is een nieuw stelsel van bewaken en beveiligen ontwikkeld, dat er op gericht is die personen en objecten te beveiligen respectievelijk te bewaken die doelwit kunnen zijn van een aanslag. Daartoe worden voortdurend dreiginginschattingen gemaakt.

Gegeven dat helaas nooit kan worden uitgesloten dat aanslagen worden gepleegd, moeten overheid en samenleving erop zijn voorbereid en ingericht dat effectief kan worden gereageerd op het moment dat een terroristische aanslag zich voordoet. De gevolgen van een terroristische aanslag vergen een aanpak die niet wezenlijk afwijkt van de aanpak van bijvoorbeeld grote rampen of uitbraken van infectieziekten. Het is dan ook het meest effectief als die aanpak is ingebed in de structuur en organisatie van rampen- en crisisbeheersing. Een daartoe strekkend beleidsplan dat modernisering en versterking van het publieke stelsel van crisisbeheersing beoogt, is in voorbereiding. Dit zal nog voor de zomer door de Ministerraad worden vastgesteld. Het kabinet zal risico- en crisiscommunicatie intensiveren conform het voorstel van de Voorlichtingsraad. Om goed voorbereid te zijn zal vaker en intensiever grootschalige crisissituaties worden geoefend. Vanwege de eerder in deze brief beschreven verschuiving naar «nieuwe» doelen worden bestaande scenario's waar nodig bijgesteld om, indien zich ondanks alle maatregelen een terroristische aanslag in Nederland mocht voordoen, adequaat te kunnen reageren. Aan de hand van die scenario's wordt momenteel door bestuurlijke en operationele autoriteiten en diensten – landelijk, regionaal en lokaal – bezien in hoeverre de preparatie moet worden bijgesteld. Aan de lokale autoriteiten wordt in aanvulling op het reguliere driehoeksoverleg invoering van de zgn. «vijfhoek» in overweging gegeven, waarin brandweer en GHOR onderdeel uitmaken van het overlegplatform.

Naar aanleiding van de nota Integriteit financiële sector en terrorismebestrijding (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 106, nr. 1) zijn extra maatregelen ter bestrijding van financiering van terrorisme getroffen. In het kader van de speciale aanbevelingen van de Financial Action Task Force inzake het financieren van terrorisme en naar aanleiding van een rapportage van het Financieel Expertise Centrum over non-profitorganisaties en terrorismefinanciering, wordt er door een werkgroep met vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën (incl. de Belastingdienst), Justitie (incl. een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie) en BZK (de AIVD) gewerkt aan maatregelen om meer transparantie van en toezicht op non-profitorganisaties te bewerkstelligen. Die werkgroep zal zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden, een voorstel formuleren.

Teneinde het vermogen van de overheid bij het voorkomen van terroristische aanslagen en het opsporen en vervolgen van terroristen te versterken, is in de afgelopen periode nieuwe wetgeving ontwikkeld. Het wetsvoorstel terroristische misdrijven (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 463, nr. 1 e.v.) ligt voor behandeling bij de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel worden misdrijven die worden gepleegd met een terroristisch oogmerk met een zwaardere straf bedreigd. In hetzelfde wetsvoorstel is ook de rekrutering voor de jihad en samenspanning strafbaar gesteld. Een wetsvoorstel dat regelingen bevat die zijn gericht op de bestrijding van rechtspersonen en andere juridische lichamen die zich in Nederland schuldig maken aan gedragingen die een inbreuk zijn op de openbare orde wordt deze zomer aan de Kamer aangeboden. De eerste regeling in dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid de rechter te verzoeken een verklaring voor recht af te geven waarin het doel of de werkzaamheden van een buitenlandse corporatie in strijd met de openbare orde wordt verklaard. De tweede regeling maakt de verbodenverklaring van terroristische organisaties, die zijn geplaatst op de EU-bevriezingslijsten, mogelijk.

Het kabinet komt met een regeling om het gebruik van AIVD en MIVD informatie in het strafproces beter mogelijk te maken. Met eerbiediging van de belangen van de rechten van verdachten zal in het wetsvoorstel meer ruimte worden geschapen om rekening te kunnen houden met de belangen van de staatsveiligheid. Doel is te voorkomen dat de taakuitoefening van de AIVD en de MIVD en de veiligheid van bronnen in het gedrang komen bij gebruik van bepaalde gegevens als bewijs in het strafproces. Het wetsvoorstel zal eerst in consultatie worden gegeven en na advisering door de Raad van State bij de Kamer worden ingediend.

5. Na Madrid

De brede en integrale benadering van terrorismebestrijding blijft ook na de aanslagen in Madrid onverkort van kracht. Dat laat onverlet dat voortdurend gewerkt wordt aan bijstelling en aanscherping en dat met name in het licht van deze aanslagen opnieuw moet worden bezien welke aanpassing en aanvulling nodig is.

Onmiddellijk getroffen maatregelen

Onmiddellijk na de aanslag in Madrid is extra toezicht ingesteld op Spaanse diplomatieke vestigingen in Nederland, uitgaande van het beeld dat het een aanslag van de ETA betrof. Vervoersmaatschappijen en de beheerders van vervoersinfrastructuren zijn daarnaast door het kabinet gealerteerd.

Twee inlichtingen liaisons, van de AIVD en de Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere Taken van het Korps Landelijke Politiediensten, zijn naar Madrid gereisd om de informatie-uitwisseling tussen Nederland, Spanje en andere landen vlak na de aanslagen te optimaliseren. Gelet op de aard van de terroristische netwerken en hun internationale karakter valt het niet uit te sluiten dat in het onderzoek naar de aanslagen in Madrid op enig moment ook een of meer connecties met Nederland zullen worden vastgesteld. Hiernaar wordt door de inlichtingenen opsporingsdiensten intensief gerechercheerd. Vooralsnog is echter van enige vorm van directe bemoeienis vanuit Nederland met de voorbereidingen voor de aanslag niet gebleken. In het licht van de informatie over de aanslagen wordt voorts geanalyseerd of en in hoeverre de aanslagen in Madrid implicaties hebben voor Nederland en de Nederlandse vertegenwoordigingen en belangen in het buitenland. Analyses die breed zijn gericht op de contraterroristische inzet van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de opsporing van strafbare feiten, openbare orde aspecten en bewaking en beveiliging. Bestuur, openbaar ministerie, politie en beveiligingsambtenaren zijn hierover geïnformeerd en alert. In geval van dreiging zal onmiddellijk tot actie worden overgegaan.

De AIVD en het openbaar ministerie zijn voorts na de aanslagen gevraagd alle informatie waarover zij beschikken nogmaals na te lopen op mogelijke connecties met terroristische activiteiten.

Het kabinet heeft onverminderd grote aandacht voor de zorg voor de veiligheid van de Nederlandse troepen in de inzetgebieden in het buitenland, met name Irak en Afghanistan. De terroristische aanslagen in Madrid hebben vooralsnog niet geleid tot een andere beoordeling van de veiligheidsrisico's voor onze militairen in het buitenland.

De beveiliging van de verschillende diplomatieke vestigingen in Nederland is naar de menig van het kabinet thans op het benodigde niveau. Uit een thans lopend vergelijkend onderzoek naar de beveiliging van ambassades in de ons omringende landen kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat de maatregelen in Nederland daarvan niet of nauwelijks afwijken.

Verhoging bewustzijn

Behalve de stappen die zijn genomen in de onmiddellijke nasleep van Madrid, is ook een verdere ontwikkeling van het beleid nodig in het licht van die aanslagen. Dit betekent onder meer dat het kabinet maatregelen zal nemen om beter voorbereid te zijn op aanslagen op zgn. «soft targets». De eerder in deze brief beschreven verschuiving naar dergelijke doelen brengt met zich mee dat niet alleen kan worden volstaan met de bescherming van de vitale infrastructuur en andere «klassieke» doelen. Mogelijke soft targets zullen in kaart moeten worden gebracht alsmede de maatregelen die de bescherming daarvan vergt. Daartoe zal op zeer korte termijn een nadere identificatie van soft targets worden gemaakt, alsmede de eventuele categorisering daarvan en de mogelijk te nemen maatregelen.

Voorts komt er een algemeen landelijk geldend alerteringssysteem. Dit systeem dient overheidsinstanties, bedrijfssectoren en burgers – afhankelijk van het afgekondigde waakzaamheidniveau – duidelijk te maken welke staat van alertheid geboden is. Het mechanisme zal (mede)overheden, bedrijfssectoren en burgers bewuster maken van de toegenomen risico's, als gevolg waarvan het waakzaamheidniveau is afgekondigd, en hen inschakelen bij het voorkomen van een crisis. Het systeem voorziet in een aantal risiconiveaus dat door de betrokken overheidsinstanties en bedrijfssectoren moet worden vertaald naar concrete maatregelen op het gebied van waakzaamheid en zo nodig paraatheid. Tevens wordt burgers duidelijk gemaakt welk gedrag van hen verwacht wordt. Zo kan het publiek bijvoorbeeld worden aangespoord om opvallende zaken door te geven aan de politie. Risico- en crisiscommunicatie maken nadrukkelijk onderdeel uit van een dergelijk alerteringsmechanisme.

Het Nederlandse alerteringssysteem zal aansluiten bij soortgelijke systemen zoals gebruikt door de NAVO, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Daardoor is een direct internationaal vergelijk van getroffen waakzaamheidmaatregelen te maken.

Het mechanisme zal gaan gelden voor alle crisissituaties; vooruitlopend op een algehele invoering ervan wordt het systeem op zeer korte termijn uitgewerkt ten behoeve van terrorismebestrijding.

Met medeoverheden en bedrijfsleven worden momenteel overleggen gevoerd over de ontwikkeling van dit alerteringssysteem en wordt bezien welke aanvullende maatregelen voor een verhoogde waakzaamheid nodig zijn.

Intensivering informatie-uitwisseling

De inzet is echter voor alles gericht op het zo vroeg mogelijk identificeren van de voorbereiding van mogelijke terroristische acties en de daders daarvan. Het verzamelen, uitwisselen, combineren en analyseren van informatie, alsmede het nauwgezet en aandachtig opvolgen van de resultaten van het inlichtingen- en opsporingswerk staan daarbij centraal. Minder dan voorheen kan de aandacht zich daarbij beperken tot bepaalde groepen, organisaties en daders. De aanslagen in Madrid lijken te wijzen op een veel diffusere werkwijze bij de organisatie en voorbereiding. Waar daders en organisaties zich verschuilen onder hun potentiële slachtoffers en schuil gaan achter een patroon van ogenschijnlijk normale maatschappelijke activiteiten, zullen ook het speuren naar informatie, de bewaking en eventuele onderzoeken en controles minder gericht kunnen zijn. Dat betekent dat meer dan voorheen door uitwisseling van informatie tussen uiteenlopende overheidsdiensten, door koppeling van gegevensbestanden en door uitwisseling en coördinatie van informatie getracht zal moeten worden om de «verdachte afwijking» te vinden. Dit geldt niet alleen op nationaal niveau, maar vooral ook op internationaal niveau gegeven het grensoverschrijdend karakter van zowel de dreiging als de voorbereiding. Daarvoor zal de uitwisseling en samenwerking tussen inlichtingen- en opsporingsdiensten worden geïntensiveerd en zal de synergie tussen verschillende bestanden verbeterd moeten worden. In het voorgaande is er op gewezen dat dit ook in JBZ kader als een noodzakelijke stap is aangewezen. Het kabinet zal zonodig bilateraal of regionaal, vooruitlopend op Europese ontwikkelingen, investeren in versterking van de informatiepositie op het gebied van terrorismebestrijding. Voorts is het dringend gewenst dat op verblijfsdocumenten en in paspoorten van burgers van Lidstaten biometrische gegevens worden opgenomen. Nederland dringt in Europees verband aan op het snel nemen van die stap.

Verstoren/tegenhouden

Wat het opvolgen van de resultaten van het inlichtingenen opsporingswerk betreft is de ambitie om de groep of personen die zijn aangemerkt als risico – naar inschatting van de AIVD gaat het om een fluctuerend aantal (rond de honderdvijftig personen) dat op enigerlei wijze in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan – zolang dit risico aanwezig wordt geacht, «in het oog» te houden. Dit vergt een intensievere samenwerking tussen AIVD en politie en een diepgaande informatie-uitwisseling tussen inlichtingen- en opsporingsdiensten. Mogelijke wettelijke belemmeringen worden op zeer korte termijn blootgelegd. Door prioriteitstelling binnen de huidige capaciteit, door samenwerking tussen de inlichtingendiensten en de politie en door verdere capaciteitsuitbreiding van de betrokken diensten en hun ketenpartners, zullen meer menskracht en middelen voor deze taak worden ingezet. De mogelijkheden die het vreemdelingenrecht biedt worden uiteraard ook benut.

Doel is om potentiële – nationale en internationale – daders van terroristische aanslagen op het spoor te komen en hen zo veel mogelijk te volgen, hun activiteiten waar mogelijk te verstoren en zodra het kan, tot aanhouding over te gaan. De noodzaak van aanpassing van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 onder andere op het punt het vereenvoudigen van gegevensverstrekking door derden aan de diensten, wordt onderzocht. Tevens wordt onderzocht of middelen en instrumenten om de voorbereiding van terroristische daden te verstoren en tegen te houden, versterking behoeven. Waar nodig zal de wetgeving worden aangepast. De wenselijkheid en noodzaak van verlenging van termijnen – zowel in het kader van inverzekeringstelling, als bij het registreren en bewaren van gegevens, zoals die van telecommunicatie – worden bezien. Daarbij zal het belang van het voorkomen en opsporen van terroristische aanslagen centraal staan. In dit verband wordt gekeken naar de wetgeving op dit terrein in ons omringende landen.

Nederlands voorzitterschap

In het bovenstaande hebben wij aangegeven welke besluiten door de Europese Raad zijn genomen op het gebied van terrorismebestrijding. Tijdens de laatste bijeenkomst van de Europese Raad heeft de Raad benadrukt dat de implementatie van de Europese veiligheidsstrategie, waarin terrorisme als een van de belangrijkste bedreigingen van de Europese waarden is benoemd, met voortvarendheid ter hand moet worden genomen. De Europese Raad heeft de secretaris generaal/hoge vertegenwoordiger Solana gevraagd in samenwerking met de Commissie, concrete voorstellen te doen voor de implementatie van deze veiligheidsstrategie. De EU-coördinator terrorismebestrijding zal nog in juni van dit jaar met een breed actieplan op het gebied van terrorismebestrijding komen.

Gelet op de urgentie die de Europese Raad aan de bestrijding van terrorisme heeft gegeven en de recente ontwikkelingen op dit gebied zal het Nederlands voorzitterschap voor een belangrijk deel in het teken daarvan staan. In ieder geval zal aandacht worden besteed aan het opnemen van biometrische kenmerken in paspoorten en verblijfsdocumenten, de verbetering van de operationele samenwerking en de uitwisseling van informatie.

6. Tot slot

Het kabinet kan niet verzekeren dat Nederland gevrijwaard zal blijven van aanslagen, maar met het vorenstaande heeft het kabinet aangegeven dat het continu alert is op terroristische dreigingen en zich inzet de kans van een aanslag zo gering mogelijk te maken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven