27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2016

In het kader van de Lerarenagenda1 brengt de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) via verschillende wegen de sector lerarenopleidingen in beeld. Bijgevoegd treft u de inspectierapporten «Beginnende leraren kijken terug» deel 3 en 4 over de eerstegraads lerarenopleidingen aan2. Hierin heeft de inspectie de tevredenheid van afgestudeerden van de eerstegraads educatieve masteropleidingen in het hbo en het wo onderzocht. De inspectie stelt vast dat deze lerarenopleidingen in het wo en het hbo zich niet eenvoudig laten vergelijken omdat de doelgroep en de inrichting van de opleidingen zeer verschillend zijn. Op de onderzoekresultaten wordt door de inspectie gereflecteerd in «De eerstegraads lerarenopleidingen: samenvatting en beschouwing».

De eerstegraads lerarenopleidingen in het wo (ulo’s)

  • De inspectie constateert dat afgestudeerden van de ulo’s zeer tevreden zijn over de stevige vakinhoudelijke basis die zij hebben meegekregen in hun vakbachelor of -master. Zij hebben vervolgens in hun ulo geleerd om de vakkennis te vertalen naar een goede les en zijn tevreden over de voorbereiding op een aantal basale vaardigheden. Twee derde van hen voelt zich door de ulo voldoende voorbereid om les te geven in de bovenbouw van havo/vwo.

  • Ulo’s opereren binnen het spanningsveld van in korte tijd opleiden voor de praktische uitoefening van het beroep van eerstegraads docent en het tegelijkertijd moeten voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een opleiding op masterniveau. Dit resulteert in relatief veel onvrede onder de afgestudeerden als het gaat om de voorbereiding op de dagelijkse praktijk van het lesgeven in de bovenbouw. Een op de vijf voelt zich hierop niet voldoende voorbereid.

  • Afgestudeerden zijn tevreden over de begeleiding van de stage vanuit de school en over de theoretische kennis van de docenten van de ulo. De afgestudeerden zijn minder tevreden over de begeleiding van de stage vanuit de opleiding, de praktische kennis van hun docenten en over het niveau van de ulo.

  • Afgestudeerden zijn ontevreden over de voorbereiding op pedagogisch-didactische aspecten van het beroep van de eerstegraads docent. Het gaat hier bijvoorbeeld om aspecten als «orde houden», «goede feedback geven aan leerlingen» en «de inzet van digitale leermiddelen». Daarbij dient aangetekend te worden dat het volgens lerarenopleiders en afgestudeerden vrijwel onmogelijk is om complexe pedagogisch didactische vaardigheden die meer tijd en oefening in de praktijk vergen, te verwerven gedurende de lerarenopleiding.

  • De inspectie concludeert dat de onderzoeksresultaten het belang onderstrepen van het voorstel vanuit de universitaire lerarenopleidingen zelf om het opleiden tot leraar door de universiteit te herstructureren door geïntegreerde educatieve masteropleidingen van 120 studiepunten en daarnaast een postgraduate-traject in te richten. De inspectie ondersteunt deze ontwikkelingen maar wijst er ook op dat instellingen voor de educatieve masteropleidingen van 60 studiepunten die voorlopig blijven bestaan, moeten nagaan op welke aandachtspunten verbeteringen nodig zijn.

Deze resultaten bevestigen het bestaande beeld over de op onderdelen achterblijvende tevredenheid van studenten over deze opleiding. In het kader van de Lerarenagenda wordt de tevredenheid van studenten over hun opleiding gevolgd. In de voortgangsrapportages van 2014 en 2015 is geconcludeerd dat de gemiddelde tevredenheid van studenten van de universitaire lerarenopleiding lager is dan die van studenten van andere lerarenopleidingen. De tevredenheid was bovendien in 2015 licht gedaald.3 Deze resultaten hebben de aandacht van de universiteiten en zij proberen op verschillende manieren hier verbetering in aan te brengen.

Met de accreditatie van de universitaire lerarenopleidingen heeft de NVAO geconstateerd dat deze opleidingen van voldoende niveau zijn en dat de kwaliteit is gewaarborgd. De visitatiepanels hebben in hun rapporten vastgesteld dat er desondanks nog punten zijn waarop de opleidingen zich kunnen ontwikkelen en verbeteren. Het inspectierapport bevestigt voor mij het belang van de ontwikkelingen die de universiteiten zelf inzetten. Ik heb u hierover geïnformeerd met mijn brief van 8 januari jongsleden.4 Met het plan van de VSNU wordt ingezet op versterking van de beroepsvoorbereidende component, flexibilisering en vergroting van de aantrekkelijkheid van de opleiding voor meer studenten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan verschillende punten van kritiek van afgestudeerden die de inspectie heeft geconstateerd. Ook de inspectie onderschrijft in haar rapport het initiatief van de universiteiten om de opleidingen te herstructureren en beter af te stemmen op de vraag van studenten.

De inspectie en de NVAO zullen nog dit najaar op basis van de verzamelde informatie een gezamenlijke rapportage over de universitaire lerarenopleidingen maken. De universiteiten kunnen gebruik maken van de bevindingen van beide organisaties in hun traject tot herstructurering van de opleidingen.

De eerstegraads lerarenopleidingen in het hbo

  • De inspectie constateert dat de eerstegraads educatieve masteropleidingen in het hbo het in grote lijnen goed doen. De afgestudeerden zijn over de meeste onderdelen van de opleiding tevreden tot zeer tevreden.

  • Afgestudeerden zijn positief over de vakkennis en vakdidactiek, die door zowel de afgestudeerden als de opleidingen als kern van de educatieve hbo-masteropleiding wordt gezien.

  • Afgestudeerden geven volgens de inspectie aan dat de opleidingen meer aandacht mogen besteden aan het ontwikkelen van toetsen en examenopgaven en aan de voorbereiding op het geven van onderwijs aan leerlingen met een achterstand of voorsprong.

  • De inspectie geeft aan dat onderdelen waar de afgestudeerden minder tevreden over zijn, volgens lerarenopleiders en afgestudeerden niet altijd in de educatieve hbo-masteropleiding thuishoren omdat deze in de tweedegraads lerarenopleiding al voldoende aan bod zijn gekomen. Het gaat dan om pedagogische en algemene didactische basiskennis en vaardigheden die wel in de tweedegraads lerarenopleiding maar niet in de educatieve hbo-masteropleiding worden aangeboden.

  • In het rapport «Beginnende leraren kijken terug: de tweedegraads lerarenopleidingen» concludeerde de inspectie dat afgestudeerden van de tweedegraads lerarenopleidingen ook ontevreden zijn over de voorbereiding op een aantal pedagogisch-didactische onderwerpen, zoals het inspelen op leerlingen met een voorsprong of achterstand en het bieden van maatwerk aan leerlingen met leer- of gedragsproblemen.5 Omdat de afgestudeerden van de educatieve hbo-masteropleidingen hier ook niet tevreden over zijn, constateert de inspectie het risico dat deze onderdelen tussen wal en schip vallen.

De tevredenheid van afgestudeerden van de educatieve hbo-masteropleidingen laat zien dat deze opleidingen het goed doen. Op de punten waar afgestudeerden minder tevreden zijn, geven zij zelf aan dat dit met name in de tweedegraads lerarenopleidingen terug moet komen. Daarbij ben ik het met de inspectie eens dat moet worden voorkomen dat essentiële onderdelen, met name het gedifferentieerd lesgeven en het bieden van maatwerk, onvoldoende aandacht krijgen bij het opleiden van leraren. Dit zijn overigens onderdelen die, zoals de inspectie ook aangeeft, in de nadere professionalisering van beginnende en meer ervaren leraren extra aandacht behoeven. Om differentiatie- en maatwerkvaardigheden volledig te kunnen ontwikkelen, is meer tijd nodig dan beschikbaar binnen een lerarenopleiding. Daarom pleit de inspectie voor een structurele aanpak van doorgaande professionalisering.

Pleidooi voor structurele aanpak doorgaande professionalisering

Een goede basis is belangrijk, maar ook na de opleiding moeten leraren zich kunnen blijven ontwikkelen. Evenals in de rapporten over de pabo’s en de tweedegraads lerarenopleidingen pleit de inspectie voor een doorgaande professionaliseringsroute voor leraren met een eerstegraads bevoegdheid.

Ten aanzien van de universitaire lerarenopleiding constateert de inspectie een spanningsveld om binnen korte tijd en op masterniveau op te leiden tot een praktisch beroep. Dit spanningsveld kan op bepaalde onderdelen een verklaring zijn voor de ontevredenheid van studenten en afgestudeerden. Binnen dit spanningsveld moeten lerarenopleiders de afweging maken welke aspecten in ieder geval in de opleiding aan bod komen. De opleiding moet in ieder geval leiden tot het voldoen aan de bekwaamheidseisen. Er mag geen twijfel zijn over de vraag of de docent voldoende in zijn mars heeft om als beginnend beroepsbeoefenaar binnen het eerstegraads gebied te functioneren. Tegelijkertijd moet er voldoende helderheid zijn over wat eerstegraads docenten in de initiële opleiding moeten leren en wat plaats moet krijgen in de nadere professionalisering.

Terecht wijst de inspectie erop dat het ontwikkelen van een doorgaande professionaliseringroute landelijke afstemming vergt. Niet voor niets is doorgaande professionalisering, een belangrijk onderdeel van de Lerarenagenda. In mijn overleg met bestuurlijke partners in het kader van de realisatie van de doelen uit de Lerarenagenda, is dit een belangrijk onderwerp. Daar voeren wij het gesprek over verantwoordelijkheden van en samenwerking tussen alle betrokkenen op dit gebied. Verschillende onderzoeken bieden hierbij inzicht in de professionalisering van leraren in de eerste jaren van de loopbaan. Zo voert de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) met steun van OCW een langlopend onderzoek (2011–2016) uit naar de effecten van het samen opleiden op de professionele vaardigheden van startende leraren. In genoemd bestuurlijk overleg zullen ook de verbeterpunten die de inspectie heeft geconstateerd aan de orde worden gesteld. In de voortgangsrapportage Lerarenagenda die u dit najaar ontvangt, zal ik u informeren over de afspraken die ik in het kader van het bestuurlijk overleg met de bestuurlijke partners heb gemaakt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

«Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil», bijlage bij Kamerstuk 27 923, nr. 171.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 27 923, nr. 188; Kamerstuk 27 923, nr. 211.

X Noot
4

Kamerstuk 27 923, nr. 220.

X Noot
5

Inspectie van het onderwijs, «Beginnende leraren kijken terug: de tweedegraads lerarenopleidingen», oktober 2015.

Naar boven