nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID EURLINGS
Ontvangen 29 november 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:
F
Artikel 6.2 wordt vervangen door:
Artikel 6.2. Onderwijsaanbod
1. Het instellingsbestuur legt het voornemen tot de instelling van een
nieuwe opleiding aan Onze minister voor met het oog op de beoordeling van
een doelmatige taakverdeling tussen de instellingen, gelet op het geheel van
de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs.
2. Onze minister wordt geacht met het voornemen in te stemmen, indien
hij niet binnen drie maanden na ontvangst heeft verklaard dat aan het voornemen
geen uitvoering kan worden gegeven in verband met de als gevolg daarvan ontstaande
ondoelmatige taakverdeling tussen de instellingen.
II
Artikel I, onderdeel G, vervalt.
III
In artikel I, onderdeel O, punt 2, vervalt de zinsnede «en in voorkomend
geval een uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6.2a, of
van een rechterlijke uitspraak».
IV
Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:
A. In punt 1 wordt de zinsnede «, het accreditatieorgaan of de geschillencommissie,
bedoeld in artikel 6.2a,» vervangen door: of het accreditatieorgaan.
B. Punt 4 vervalt.
V
In artikel I, onderdeel T, vervalt punt 4.
VI
Artikel IIIa vervalt.
Toelichting
In het wetsvoorstel wordt in het bestaande Artikel 6.2., dat instellingen
verplicht een doelmatige taakverdeling in acht te nemen bij het starten en
beëindigen van opleidingen, een lid toegevoegd waarin overleg met andere
belanghebbende instellingen wordt voorgeschreven. Vervolgens wordt in artikel
6.2a een geschillencommissie in het leven geroepen, die bindende uitspraken
kan doen over vorm en inhoud van dit overleg. In feite wordt hiermee de beoordeling
van de wenselijkheid van het starten van nieuwe opleidingen toevertrouwd aan
een geschillencommissie. De verantwoordelijkheid van de minister voor de macrodoelmatigheid
van het stelsel van Hoger Onderwijs raakt daarmee op de achtergrond.
Dit amendement acht de voorgestelde werkwijze nodeloos ingewikkeld en
zelfs omstreden in juridische zin.
Het amendement regelt dat, indien het accreditatieorgaan een nieuwe opleiding
op kwalitatieve gronden getoetst heeft, de minister zelf in laatste instantie
een uitspraak dient te doen of naar zijn oordeel een opleiding macrodoelmatig
is, waarbij hij zich desgewenst kan laten bijstaan door een (advies)commissie.
Eurlings