27 918
Goedkeuring van de op 14 mei 2001 te Brussel totstandgekomen Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, met protocollen en bijlagen (Trb. 2001, 118)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 13 november 2001

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie staan in beginsel positief tegenover goedkeuring van de Euro-Mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de EG en hun lidstaten en Egypte. De overeenkomst is van groot belang voor de versterking van het Middellandse-Zeebeleid van de EU, dat als doel heeft de vreedzame ontwikkeling van een potentieel instabiele regio. Egypte is een land dat een cruciale positie vervult in het vredesproces in het Midden-Oosten en de onderhavige overeenkomst kan bijdrage aan de economische groei van het land, aan politieke hervormingen en aan verbetering van de mensenrechten. De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat voor de contentieuze punten in de onderhandelingen bevredigende oplossingen zijn gevonden. Zowel voor de import van landbouwproducten uit Egypte als voor de mensenrechtendialoog zijn compromissen gevonden die in beginsel als positief kunnen worden omschreven. Belangrijk is ook dat er een terug- en overnameclausule in de overeenkomst is opgenomen, waarbij te betreuren valt dat statenlozen hiervan worden uitgezonderd.

De Memorie van Toelichting op de voorliggende Goedkeuringswet is door de VVD-fractie in grote lijnen met instemming ontvangen. Wel hebben de leden van deze fractie een aantal opmerkingen en vragen. Zij vragen zich naar aanleiding van de lange duur van de onderhandelingen af of de in januari 1995 gestarte onderhandelingen al gevoerd werden op basis van de door de EU in Barcelona in 1995 vastgelegde uitgangspunten voor onderhandeling. Was onduidelijkheid hierover wellicht mede oorzaak van de ver uiteenliggende startposities in de onderhandelingen en daardoor van het trage verloop ervan?

De CDA-fractie heeft kennis genomen van de overeenkomst tot goedkeuring van de op 14 mei 2001 te Brussel totstandgekomen Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Arabische Republiek Egypte. In het kader van de Euro-Mediterrane samenwerking acht de CDA-fractie het van belang dat ook met Egypte een Euro-Mediterrane overeenkomst tot stand wordt gebracht.

De D66-fractie heeft met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van de Euro-Mediterrane Overeenkomst met Egypte. De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten de contacten met de landen van het Middellands Zeegebied versterken middels associatieverdragen. Euro-Mediterrane relaties zijn van belang in het kader van economische vooruitgang en voor de politieke stabiliteit in de regio. De overeenkomst tussen Egypte en de Europese Gemeenschappen en de lidstaten is een nieuwe stap in de totstandkoming van een Euro-Mediterrane vrijhandelszone. De D66-fractie zou echter graag een aantal vragen beantwoord zien.

Landbouwproducten

De leden van de VVD-fractie willen graag weten of de in eerdere onderhandelingen met Marokko overeengekomen ruimere quota erop wijzen dat de principes van geleidelijk toenemende markttoegang voor landbouwproducten die in Barcelona zijn vastgelegd, feitelijk krappere startmogelijkheden voor onderhandeling vastlegden dan vóór Barcelona van toepassing waren. Hoe zijn uiteindelijk, zo willen de leden van de VVD-fractie weten, de uitgangspunten van Barcelona in de bereikte onderhandelingsresultaten terug te vinden? Kan de minister hierin cijfermatig inzicht geven?

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met de verruiming van de markttoegang voor landbouwproducten. Ruimere markttoegang is in het kader van de werkelijke ontwikkeling van een land als Egypte een noodzakelijk vereiste. Dit dient wel te geschieden op basis van reciprociteit. Wil de regering dit bewaken? Hoe is de betere markttoegang van Marokko te rechtvaardigen, zo vragen de leden van de CDA fractie, temeer daar dit in het kader van het Barcelona-accoord toch gewenst zou zijn.

De leden van de D66-fractie vragen of de conclusie juist is dat voor wat betreft landbouwproducten de Egyptische positie over quota meer is veranderd dan die van de Europese Unie?

Mensenrechten

De mensenrechtenparagraaf van het verdrag roept bij de leden van de VVD-fractie vragen op. De beginselen van democratie en mensenrechten, zoals neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens worden beschouwd als essentiële elementen van het verdrag. In de toelichting op artikel 2 wordt ervan melding gemaakt dat dit artikel, in combinatie met artikel 86, de mogelijkheid geeft om passende maatregelen te nemen, waaronder uiteindelijk ook de opschorting van het verdrag, bij ernstige schendingen van artikel 2. In zijn brief van 23 oktober jongstleden geeft de minister duidelijk aan dat – hoewel hij de situatie in Egypte gunstig vindt afsteken bij de situatie in andere landen van het Midden-Oosten – in Egypte de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten, op een paar positieve punten na, op belangrijke punten niet structureel verbeteren en zelfs een negatieve tendens vertonen. Hij onderstreept het belang van intensivering van de kritische dialoog – bilateraal en in EU-verband – met de Egyptische overheid en met vertegenwoordigers van de Egyptische samenleving. Hij stelt dat voorliggend associatieverdrag een instrument biedt om regelmatig in EU-verband met Egypte de dialoog over democratie en mensenrechten te voeren. Hoe ver gaat deze dialoog, vragen de leden van de VVD-fractie zich af. Wanneer is er een punt bereikt waarop passende maatregelen op basis van dit verdrag genomen worden en waar ligt de grens die overschreden moet worden voordat het verdrag eventueel wordt opgeschort? Egypte committeert zich tenslotte aan naleving van de mensenrechten door ondertekening van onder andere dit verdrag.

De leden van de CDA-fractie vinden de overeenkomst mede van belang ter stimulering van de mensenrechtendialoog. De recente brief van de minister over de actuele mensenrechtensituatie in Egypte van 23 oktober 2001 geeft weliswaar aan dat in vergelijking met een aantal andere landen in de regio van het Midden-Oosten Egypte beschouwd kan worden als een relatief modern en democratisch land waar andersdenkenden in zekere vrijheid hun mening kunnen verkondigen, maar onderstreept daarnaast dat vooral het optreden van de Egyptische autoriteiten ten aanzien van organisaties en personen die zich inzetten voor de mensenrechten de afgelopen twee jaar aanleiding heeft gegeven tot zorg. Deze ontwikkeling verdient de nodige aandacht. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat op basis van de in de overeenkomst geformuleerde mensenrechtenclausule een brede dialoog over mensenrechten en democratie met islamitische landen met extra inzet gevoerd kan worden.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Overeenkomst een goed kader biedt om de politieke dialoog aan te gaan over onder andere de mensenrechtensituatie. Kan de regering aangeven in hoeverre vergelijkbare overeenkomsten met onder meer Tunesië en Marokko hebben bijgedragen aan een goede politieke dialoog? Heeft de politieke dialoog geleid tot een betere discussie over de mensenrechtensituatie en de verbetering van die situatie in genoemde landen? Welke OS-activiteiten gericht op verbetering van de mensenrechtensituatie onderneemt Nederland thans in Egypte? Brengt het verdrag hier veranderingen in? Zo ja, in welke zin? Hoe denkt de regering invulling te geven aan de politieke dialoog met betrekking tot de mensenrechten in het algemeen en de positie van homoseksuelen in het bijzonder? Welke concrete maatregelen worden genomen om de positie van homoseksuelen in Egypte te verbeteren? Wordt in dit kader ook gesproken over justitiële instellingen en rechterlijke procedures in Egypte? De D66-fractie herinnert in dit verband aan het dubieuze proces tegen de 52 homoseksuele mannen. Is daarover nog nieuws te melden?

Terug- en overnameclausule

Op het punt met betrekking tot de wenselijkheid van een terug- en overnameclausule in EU-verdragen heeft de CDA-fractie enkele vragen. In het verleden heeft de CDA-fractie meerdere malen gewezen op de noodzaak van een stringente terug- en overnameclausule. Waarom, zo vragen de leden van de CDA-fractie, wilde Egypte geen terug- en overnameclausule in de overeenkomst? Waarom heeft de regering uiteindelijk ermee ingestemd dat in verband met de Palestijnse kwestie Egypte alleen gehouden zou zijn tot het overnemen van niet-ingezetenen en dus niet van statenlozen? Kan de regering onderbouwen of op basis van deze overeenkomst alle afgewezen asielzoekers en de in Nederland illegaal verblijvenden die in aanmerking zouden moeten komen voor uitwijzing naar Egypte, ook daadwerkelijk naar Egypte uitgezet kunnen worden. De beantwoording van deze vraag is voor de leden van de CDA-fractie van cruciaal belang in het kader van de uiteindelijke stemafweging ten aanzien van de voorliggende overeenkomst.

Over wat voor soort personen spreken wij bij de statenlozen, zo vragen de leden van de D66-fractie? Kan de kwalificatie «marginale groep» worden toegelicht? Staat de Unie positief ten opzichte van de Egyptische wens om gezinsleden van legale migranten beter te behandelen bij visumafgiftes? Gebeurt hier al wat aan?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 6

De leden van de D66-fractie vragen waarom er een termijn van twaalf jaar is opgenomen in het associatie-akkoord om de vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Egypte te realiseren? De oorspronkelijke doelstelling van het Barcelona-proces om een Euro-Mediterrane vrijhandelszone tot stand te brengen in het jaar 2010, is praktisch onhaalbaar geworden door deze termijn. Is deze doelstelling überhaupt niet realistisch, met andere woorden was deze doelstelling niet te verwezenlijken ook indien een kortere termijn was opgenomen in het verdrag met Egypte? Wanneer denkt de regering dat deze doelstelling wel bereikt zal kunnen worden? Wat zijn de obstakels die deze doelstelling in de weg staan?

Artikel 35

De leden van de D66-fractie of de regering kan aangeven in welke sectoren de Egyptische regering tot dusverre een monopolie heeft? Wat is de stand van zaken met betrekking tot liberalisering van deze sectoren? Op welke wijze ondersteunt de Gemeenschap in het algemeen en Nederland in het bijzonder dergelijke privatiseringsprocessen?

Artikelen 42 tot en met 61

De leden van de D66-fractie vragen waarom de bedragen en de wijze van financiering van de samenwerking niet zijn opgenomen in het verdrag? Is in vergelijkbare verdragen eveneens geen financieringsbepaling opgenomen? Kan de regering een toelichting geven op (het ontbreken van) financieringsparagrafen?

Artikelen 62 tot en met 67

De leden van de D66-fractie vragen de regering haar visie te geven ten aanzien van de verhouding tussen de Koppelingswet en het verdrag, met name met betrekking tot de positie van (illegale) arbeidsmigranten afkomstig uit Egypte? Zijn de bepalingen met betrekking tot de Koppelingswet geen belemmering om een politieke dialoog aan te gaan met Egypte? Kan de regeringen voorbeelden geven van projecten en programma's ter ondersteuning van de samenwerking op sociaal gebied? Zoals de regering heeft aangeven in haar antwoord op Kamervragen van Dittrich en Hoekema over de arrestatie van 52 mannen in Egypte geeft de positie van homoseksuelen in Egypte aanleiding tot zorg. Kan de regering aangeven of ter ondersteuning van de samenwerking op sociaal gebied er projecten en/of programma's kunnen worden uitgevoerd in het kader van het «verbeteren van de sociale bescherming» ten behoeve van een acceptabele maatschappelijk positie van Egyptische homoseksuelen?

Gezamenlijke verklaring bij Titel VI, hoofdstuk 1

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering denkt de toezegging «afgifte van visa voor bepaalde categorieën te vergemakkelijken» inhoud te kunnen geven?

Artikelen 68 tot en met 70

De leden van de D66-fractie vragen welke nalevingsinstrumenten de Gemeenschap en Nederland kunnen inzetten indien Egypte de bepalingen tot terugname- en overname van personen niet nakomt? Wat voor toezeggingen heeft Egypte gedaan met betrekking tot het afgeven van persoons- en reisdocumenten in het kader van de bepaling over terug- en overname van personen? Wanneer rapporteert de Associatieraad over haar onderzoek inzake de bestrijding en preventie van illegale immigratie?

Artikelen 86 tot en met 92

De leden van de D66-fractie vragen welke bepalingen er zijn opgenomen over de naleving van de overeenkomst? Is de regering van mening dat deze bepalingen effectief bijdragen aan de naleving van de overeenkomst?

Gezamenlijke verklaring over databescherming

Tot slot zouden de leden van CDA-fractie meer helderheid willen krijgen over de gezamenlijke verklaring over databescherming. Deze verklaring is niet aan een specifiek artikel opgehangen. Hoe verhoudt bijvoorbeeld de verklaring zich ten aanzien van de afspraken en ontwikkelingen die zich voltrekken op het gebied van terrorismebestrijding?

De voorzitter van de commissie,

De Hoop Scheffer

De wnd. griffier van de commissie,

Van Toor


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van Middelkoop (ChristenUnie), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M.B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), Verburg (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Remak (VVD), Wilders (VVD), Molenaar (PvdA), Cörüz (CDA) en vacature PvdA.

Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), Van den Akker (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Gortzak (PvdA), Ter Veer (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Rijpstra (VVD), Balemans (VVD), Duivesteijn (PvdA), Leers (CDA) en Van Oven (PvdA).

Naar boven