B
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 3 augustus 2001 en het nader rapport d.d. 30 augustus 2001, aangeboden
aan de Koningin door de staatssecretaris van Financiën. Het advies van
de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2001, no. 01.003394, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van
State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van
rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Belastingregeling
voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing deelnemingsdividenden).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 juli 2001,
nr. 01.003394 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk
zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan
mij te doen toekomen.
Dit advies gedateerd 3 augustus 2001, nr. W06.01.0314/IV/K bied ik U hierbij
aan
De voorgestelde wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk
(BRK) bevat een nadere precisering van de fiscale relatie tussen Nederland
en de Nederlandse Antillen. De wijziging ziet op de heffing van bronbelasting
op deelnemingsdividenden die vloeien van Nederland naar de Nederlandse Antillen
met een uiteindelijk tarief van 8,3 procent. De hieruit voortvloeiende belastingopbrengst
komt volledig ten goede aan de Nederlandse Antillen. Het voorstel moet mede
worden bezien in het licht van de discussies in het kader van de Europese
Unie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling inzake
taxhavens en schadelijke belastingconcurrentie.
De Raad van State van het Koninkrijk maakt daarbij de volgende kanttekening.
.
In het algemene gedeelte van de toelichting wordt vermeld dat voor de
fiscale verhouding tussen Nederland en Aruba de huidige regeling van artikel
11 van de BRK van kracht blijft, alsmede dat in dit verband met Aruba is overeengekomen
dat dit voor deelnemingsdividenden die vanuit Nederland vloeien niet leidt
tot een lagere effectieve belastingdruk dan onder de voorgestelde wijziging
geldt voor deelnemingsdividenden die vanuit Nederland naar de Nederlandse
Antillen vloeien. Gegeven de voorgestelde wijziging om de BRK betrekking te
laten hebben op de fiscale betrekkingen tussen alle Koninkrijkslanden dient
naar het oordeel van de Raad in de memorie van toelichting buiten
elke twijfel te worden gesteld dat de effectieve belastingdruk voor deelnemingsdividenden
die vloeien van Nederland naar Aruba niet lager zal zijn dan die voor deelnemingsdividenden
die vloeien van Nederland naar de Nederlandse Antillen. De desbetreffende
overeenkomst dient bovendien een even transparant en afdwingbaar karakter
te hebben als de thans voorliggende wijziging van de BRK.
De Raad van State van het Koninkrijk heeft bij het voorstel van wet een
kanttekening geplaatst. Volgens de Raad dient in de memorie van toelichting
buiten elke twijfel te worden gesteld dat de effectieve belastingdruk voor
deelnemingsdividenden die vloeien van Nederland naar Aruba niet lager zal
zijn dan voor deelnemingsdividenden die vloeien van Nederland naar de Nederlandse
Antillen. In de memorie van toelichting heb ik inmiddels een verwijzing opgenomen
naar het aan deze Rijkswet toegevoegde Protocol tussen Nederland en Aruba.
In dit Protocol is overeengekomen dat de verlaagde tarieven van artikel 11,
derde lid, eerste en tweede volzin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk
alleen gelden indien de feitelijk gecombineerde belastingdruk van woonstaat
en bronstaat op het dividend ten minste 8,3% is. Dit Protocol met Aruba is –
evenals het bij deze Rijkswet toebehorende Protocol met de Nederlandse Antillen –
ter informatie bijgevoegd.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel
van Rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten
van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het vorenstaande
rekening zal zijn gehouden.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
J. J. M. S. Leyten
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van Rijkswet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten
van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. J. Bos