nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Aan de Staten van de Nederlandse Antillen
Aan de Staten van Aruba
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van rijkswet tot
wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing
deelnemingsdividenden).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
7 september 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regering van Nederland,
de Nederlandse Antillen en Aruba het wenselijk achten vooruitlopend op een
integrale aanpassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk aan de ontwikkelingen
in de belastingwetgeving van de landen van het Koninkrijk en de ontwikkelingen
in het internationale belastingrecht de heffing van bronbelasting op deelnemingsdividenden
die vloeien van Nederland naar de Nederlandse Antillen aan te passen aan de
ontstane situatie voortvloeiende uit wet- en regelgeving en de opbrengsten
daarvan ten goede te laten komen aan de Nederlandse Antillen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Belastingregeling voor het Koninkrijk worden de volgende wijzigingen
aangebracht.
Aan artikel 11, derde lid, wordt toegevoegd:
In afwijking van de voorgaande twee volzinnen geldt met betrekking tot dividend
dat wordt genoten door een lichaam dat inwoner is van de Nederlandse Antillen
en verschuldigd is door een lichaam dat inwoner is van Nederland het volgende:
a. het tarief van de in het tweede lid bedoelde belasting zal 8,3 percent
niet te boven gaan, indien het dividend wordt genoten door een lichaam waarvan
het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat voor ten minste
25 percent van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van het lichaam
dat het dividend verschuldigd is en mits in de Nederlandse Antillen met de
in het tweede lid bedoelde belasting formeel of in feite niet zodanig rekening
wordt gehouden dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk op het dividend
overeenkomstig het eerste lid enerzijds en het tweede en derde lid anderzijds
lager is dan 8,3 percent;
b. een bedrag ter hoogte van de aldus afgedragen belasting zal onverwijld
en zonder het stellen van aanvullende voorwaarden aan de Nederlands-Antilliaanse
overheid worden overgemaakt; indien blijkt dat bij de definitieve aanslagregeling
in de Nederlandse-Antillenover het betreffende
jaar niet is voldaan aan de voorwaarde genoemd in onderdeel a van deze volzin,
wordt het bedrag dat aan de Nederlands-Antilliaanse overheid wordt overgemaakt
gekort met het hierop betrekking hebbende bedrag en wordt alsnog belasting
geheven volgens de regeling van het tweede lid.
ARTIKEL II
Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en
vindt toepassing met ingang van 1 januari 2002.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,