27 906
Wijziging van artikel 53d van de Politiewet 1993 houdende regels met betrekking tot de instandhouding door het Rijk van informatie- en communicatievoorzieningen ten behoeve van de politie en de doorberekening van kosten voor het gebruik en beheer daarvan (informatievoorziening politie)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 januari 2002

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij de beantwoording van de vragen die zijn gesteld en de opmerkingen die zijn gemaakt, houden wij de volgorde van het verslag aan.

I Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een beroep kan doen op andere organisaties indien het agentschap ITO in gebreke zou zijn ten aanzien van het ontwikkelen en beheren van landelijke communicatie- en informatiesystemen voor de politie. Indien het agentschap ITO niet in staat mocht zijn de bovenbedoelde ICT voorzieningen geheel of gedeeltelijk te realiseren, zo antwoorden wij, kan het agentschap ITO gebruik maken van leveranciers van diensten en goederen «op de markt».

In reactie op de vraag van deze leden in hoeverre sprake is van gedwongen winkelnering merken wij op dat ICT voorzieningen ten behoeve van de gehele Nederlandse politie (de zogenaamde landelijke informatie- en communicatievoorzieningen voor de politie) worden gerealiseerd door het agentschap ITO. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft bewust ervoor gekozen voor de realisering van de landelijke ICT voorzieningen van zijn eigen agentschap gebruik te maken omdat hierdoor op de beste wijze wordt gewaarborgd dat voorzieningen die de taakuitvoering van de politie ondersteunen continu en op het gewenste beveiligingsniveau beschikbaar zijn. Deze voorzieningen vinden niet in opdracht van regionale politiekorpsen plaats. Gedwongen winkelnering is ten aanzien van deze voorzieningen niet aan de orde.

Ingevolge artikel 24 van de Politiewet 1993 zijn regionale korpsbeheerders verantwoordelijk voor het beheer van hun korps en ingevolge artikel 38, derde lid, van de Politiewet 1993 is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor het beheer van het Korps landelijke politiediensten. Verantwoordelijkheid voor het beheer impliceert de verantwoordelijkheid voor de regionale ICT voorzieningen en voor de ICT voorzieningen van het Korps landelijke politiediensten.

Gelet op het feit dat systemen en de daarin opgenomen gegevens die een rol spelen bij de uitvoering van de politietaak continu beschikbaar, onderling uitwisselbaar en goed beveiligd moeten zijn, achten wij het gewenst dat de politiekorpsen het agentschap ITO bij het realiseren van hun ICT voorzieningen betrekken. Het agentschap heeft bewezen hiervoor te kunnen zorgen. Tegen deze achtergrond beogen wij aan de regionale politiekorpsen de mogelijkheid te bieden om aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken het agentschap ITO met de realisatie van ICT voorzieningen te belasten. Er is derhalve geen sprake van gedwongen winkelnering.

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre het voor politiekorpsen mogelijk is een beroep te doen op andere organisaties indien het agentschap ITO in gebreke zou zijn ten aanzien van het ontwikkelen en beheren van communicatie- en informatiesystemen voor regionale politiekorpsen en voor het Korps landelijke politiediensten. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het beheer zijn de politiekorpsen gerechtigd een beroep te doen op organisaties in de markt. Van dit recht kan zowel gebruik gemaakt worden bij de verlening van een opdracht als in de situatie dat het agentschap ITO onverhoopt niet in staat zou zijn de gevraagde voorziening te realiseren.

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie wie verantwoordelijk is voor het gebruik van de (landelijke) systemen en standaarden, antwoorden wij dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgdraagt voor de realisatie van (landelijke) ICT voorzieningen ten behoeve van de Nederlandse politie. Verantwoordelijk voor het gebruik daarvan zijn de korpsbeheerders voor zover het regionale korpsen betreft en wat betreft het Korps landelijke politiediensten de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als beheerder van dat korps.

Voorts hebben deze leden gevraagd hoe de informatiesystemen van de politie zich verhouden tot die van de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) en de Militaire inlichtingendienst (MID), van regionale politiekorpsen tot regionale inlichtingendiensten alsmede welke informatie wel en welke niet wordt uitgewisseld. Wij mogen in dit verband wijzen op de Wet politieregisters. Ingevolge de Wet politieregisters worden aan de BVD en de MID gegevens uit politieregisters verstrekt voor zover dit voortvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Tevens vindt uitwisseling van politiële gegevens plaats tussen politiekorpsen. Binnen de politie worden de meeste gegevens die zich in de politieregisters bevinden onderling uitgewisseld, zij het dat er beperkingen bestaan met betrekking tot de verstrekking van gegevens uit bijzondere politieregisters.

Tenslotte hebben de leden van de CDA-fractie gevraagd hoe de informatiesystemen van politie, regionale brandweren en centrale posten voor ambulancevervoer zich ingeval van onderlinge samenwerking tot elkaar verhouden en wie waarvoor verantwoordelijk is.

De informatiesystemen van brandweer, ambulance en politie met de daarin opgeslagen gegevens, zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de van het bevoegd gezag van elk van de genoemde organisaties.

De leden van de fractie van de ChristenUnie informeerden waarom onderhavige wetswijziging geruime tijd op zich heeft laten wachten. Wij mogen deze leden erop wijzen, dat het agentschap ITO sinds 1 mei 1998 bestaat als agentschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Voordien werden de desbetreffende taken verricht door de divisie Informatie Technologie van het Korps landelijke politiediensten. Doorgaans is voor de instelling van een agentschap geen wettelijke basis vereist. In de loop van de tijd is het evenwel wenselijk gebleken voor het agentschap ITO wel een formeel wettelijke grondslag te creëren. De redenen om de taken van het agentschap ITO en het doorberekenen van tarieven aan de gebruikers van het agentschap ITO in een wet in formele zin te regelen, zijn enerzijds gelegen in het Europese aanbestedingsrecht en anderzijds in de Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de rijksdienst («Markt en Overheid»).

Het is van groot belang dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ervoor zorg draagt, dat de ICT voorzieningen ten behoeve van regionale korpsen tot stand komen. Het gaat om uitvoering van een taak van algemeen belang. Om dat algemeen belang expliciet te maken is het noodzakelijk, althans zeer gewenst, dat de taken van het agentschap ITO in de wet vastgelegd worden. Daartoe strekt het onderhavige wetsvoorstel. Een verdere overweging om de activiteiten van het agentschap ITO bij wet in formele zin te regelen, is gelegen in het feit dat voor de rijksoverheid de Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de rijksdienst gelden. Als het agentschap ITO zijn taken op basis van een civielrechtelijke opdracht zou moeten verrichten, brengt dit het agentschap ITO in botsing met de Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de rijksdienst. Uitgangspunt van deze Aanwijzingen is immers, dat een rijksdienst geen marktactiviteiten verricht, tenzij deze activiteiten worden verricht ingevolge een verdragsplichting of ingevolge een wet in formele zin (Aanwijzing 4 van voornoemde aanwijzingen).

Op de vraag van deze leden hoe de werkzaamheden van de afgelopen jaren zijn in te delen, antwoorden wij als volgt. Het grootste deel de totale activiteiten van het agentschap ITO wordt rechtstreeks in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verricht ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van landelijke systemen. Daarnaast verricht het agentschap ITO activiteiten ten behoeve van de Minister van Justitie, afzonderlijke politiekorpsen en de Koninklijke marechaussee.

Tenslotte hebben de leden van de ChristenUnie een vraag gesteld met betrekking tot een passage in het Jaarverslag van het agentschap ITO over 2000, waar wordt gesproken over veranderingen in het «klantenveld» van het agentschap ITO. De desbetreffende passage heeft geen betrekking op het mogelijk worden van werkzaamheden voor andere onderdelen van de Staat, zo antwoorden wij deze leden. Het agentschap ITO heeft in 2000 ICT-diensten verricht uitsluitend ten behoeve van de Ministeries van Binnenlandse Zaken, Justitie en Defensie. Met de verandering in het «klantenveld» wordt bedoeld dat ten gevolge van de ontwikkeling van Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS) en C2000 zowel de regionale brandweren als de centrale posten voor het ambulancevervoer meer betrokken worden bij de ICT-diensten van het agentschap ITO.

II Artikelsgewijs

Artikel 53, tweede lid

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie of en in hoeverre de vertrouwelijkheid van gegevens bij gebruik van kennis van «buitenaf» is gewaarborgd en in hoeverre er maatregelen zijn genomen om zulks te garanderen, merken wij het volgende op. De regelgeving die met betrekking tot het informatiebeveiligingsbeleid van toepassing is op de Nederlandse politie, is onverkort op het agentschap ITO van toepassing. Dit houdt in dat gegevens al naar gelang de vereiste mate van vertrouwelijkheid zowel cryptografisch als fysiek worden beveiligd. Verder hanteert het agentschap ITO in alle contracten met leveranciers bepalingen over geheimhouding en beveiliging van informatie. Extern personeel dat door het agentschap ITO wordt ingezet, wordt door de daartoe bevoegde persoon (beveiligingsfunctionaris) gescreend volgens de terzake geldende wet- en regelgeving.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben gevraagd in hoeverre alle politiekorpsen gebruik maken van systemen die zijn ontwikkeld door het agentschap ITO. De politiekorpsen maken gebruik van het PolitieDataCommunicatieSysteem (PODACS). Ingevolge de PODACS regeling (Stcrt. 1999, 225) hebben wij het gebruik van PODACS voorgeschreven aan de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten. Ook maken de politiekorpsen gebruik van het Herkenningsdienstsysteem HKS), de Centrale Verwijzingsindex (CVI), het Opsporingsssysteem (OPS) en het Nationaal Schengen Informatiesysteem (NSIS). In de Regeling Opsporingsinformatie (Stcrt. 1998, 203) hebben wij voorgeschreven dat politiekorpsen gebruik moeten maken van het HKS, de CVI., het OPS en het vingerafdrukkensysteem dCRI. Volledigheidshalve merken wij op dat de toegang tot enkele landelijke registers, te weten NSIS, OPS en CVI alsmede de registers bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (kentekens, rijbewijzen etcetera) op uniforme wijze is ingevuld met de toegangsapplicaties Landelijke Informatie Systemen Toegangsdienst (LIST) en Mobiele Politie (Mobipol).Deze toegangsapplicaties worden gebruikt door de gehele Nederlandse politie en de Koninklijke marechaussee.

Voorts hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie gevraagd hoe de opmerking dat alle politiekorpsen gebruik maken van de systemen die zijn ontwikkeld door het agentschap ITO zich verhoudt tot het nieuwe tweede lid waardoor het mogelijk wordt dat het agentschap ten behoeve van individuele korpsen ICT voorzieningen realiseert. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot ICT voorzieningen als onderdeel van het beheer hebben korpsbeheerders de vrijheid ICT voorzieningen door het agentschap ITO te laten realiseren, zo antwoorden wij deze leden. Gezien de systeemverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goed functionerende politieorganisatie en daarmee samenhangend voor het tot stand brengen van een goede communicatie tussen de politiekorpsen en het instandhouden van de daarvoor noodzakelijke infrastructuren, zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij het realiseren van ICT voorzieningen ten behoeve van de korpsen door het agentschap ITO zorgen voor zoveel mogelijk standaardisatie en uniformiteit van applicaties en infrastructuren binnen de politie.

Artikel 53d, derde lid

De leden van de VVD-fractie informeerden in hoeverre het agentschap ITO bij de samenwerking tussen de verschillende organisaties (onderdelen van de Staat, regionale brandweren en centrale posten voor het ambulancevervoer) een beroep kan doen op de in de toelichting op artikel 53d, eerste lid, bedoelde standaarden. Indien binnen de verschillende organisaties gebruik wordt gemaakt van hetzelfde systeem, is sprake van «de facto» standaardisatie, zo antwoorden wij deze leden. Zo zullen enkele standaarden die ten behoeve van de politie zijn vastgesteld de facto standaarden voor regionale brandweren en centrale posten voor het ambulancevervoer zijn doordat deze in het Geïntegreerd Meldkamer Systeem zijn opgenomen.

Artikel 53d, vierde lid

Op de vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie of met betrekking tot de wijze van financiering door dit wetsvoorstel iets voor het agentschap ITO verandert, antwoorden wij ontkennend. Feitelijk verricht het agentschap ITO zijn werkzaamheden voor de politiekorpsen al tegen betaling. Door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn kostendekkende tarieven voor de dienstverlening van het agentschap ITO vastgesteld, die aan de afnemers van die diensten in rekening worden gebracht. Met dit wetsvoorstel wordt daarvoor een solide wettelijke grondslag geboden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven