A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING
ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Voorstel van wet
Artikel I
1. Lid 1 van artikel 2:383c BW luidde:
1. De vennootschap doet opgave van het bedrag van de bezoldiging voor
iedere bestuurder. Dit bedrag wordt uitgesplitst naar
a. periodiek betaalde beloningen,
b. beloningen betaalbaar op termijn,
c. uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband,
d. winstdelingen en bonusbetalingen, voor zover deze bedragen in het boekjaar
ten laste van de vennootschap zijn gekomen.
2. De laatste volzin van artikel 2:383c lid 3 BW ontbrak.
3. Onderdeel f van artikel 2:383d lid 1 BW ontbrak.
4. De wijziging van artikel 2:391 lid 2 BW ontbrak.
5. De voorgestelde wijziging van artikel 2:396 lid 6 BW luidde:
6. De artikelen 383 lid 1, 383b tot en met 383e en 391 zijn niet van toepassing.
Artikel II
6. Lid 6 van artikel 2a van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde
vennootschappen 1996 luidde:
6. Indien een bestuurder van een vennootschap rechtspersoon is, zijn de
bepalingen van dit artikel van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke
personen die het dagelijks beleid van deze rechtspersoon bepalen.
7. De voorgestelde wijziging van artikel 6 Wmz luidde:
In artikel 6, eerste lid, eerste volzin, wordt na «melding»
ingevoegd: als bedoeld in de artikelen 2 en 3.
8. De voorgestelde wijziging van artikel 7 Wmz luidde:
In artikel 7, eerste en tweede lid, wordt na «melding» ingevoegd:
als bedoeld in de artikelen 2 en 3.
Toelichting
Artikel 2:383b BW
9. De toelichting luidde:
Dit artikel regelt het toepassingsbereik. In iedere vennootschap, ongeacht
de grootte, behoort het bestuur en indien aanwezig de raad van commissarissen
verantwoording af te leggen over het gevoerde financiële beleid, inclusief
de kosten verbonden aan hun bezoldiging.
Artikel 2:383 BW eist thans een totaalbedrag. Gaat het om een besloten
vennootschap (bv), dan biedt de nauwe band tussen aandeelhouders onderling
en – doorgaans – tussen de aandeelhouders en het bestuur voldoende
mogelijkheden voor de algemene vergadering om desgewenst dergelijke aanvullende
informatie te verlangen. Voor deze vennootschappen blijft artikel 2:383 BW
gelden. Artikel 2:383 BW blijft ook van toepassing voor de besloten naamloze
vennootschap (nv), dat wil zeggen de nv waarop de geschillenregeling bedoeld
in artikel 2:335 BW van toepassing is. In de praktijk zijn dit nv's die wat
betreft de structuur van hun aandeelhoudersbezit en de verhouding tot het
bestuur meer lijken op een bv dan op een nv. Vaak zijn aandelen in bekende
handen en is één van de aandeelhouders tevens bestuurder. De
afstand tussen aandeelhouders en bestuur is dan ook over het algemeen klein.
Voor naamloze vennootschappen die een beroep doen op de openbare aandelenmarkt
ligt dat anders. Wij zien daarbij geen klemmende reden de verplichting tot
openbaarmaking te beperken tot vennootschappen waarvan effecten ter beurze
genoteerd staan. Er is op gewezen dat de regeling door gebruik van het aan
ontwerp-artikel 2:359a ontleende criterium van toepassing zou worden op vennootschappen
waarvoor zij niet bedoeld is. In de gegeven voorbeelden gaat het
evenwel steeds om vennootschappen waar de verschaffer van het kapitaal door
de gekozen structuur geen directe relatie heeft met het bestuur en eventuele
raad van commissarissen. Men denke aan de familievennootschap waarvan een
belangrijk deel van de aandelen wordt gehouden door een administratiekantoor
dat certificaten aan toonder heeft uitgegeven. Ook in die gevallen past het,
informatie te verschaffen over bezoldiging en optiebezit. Daarom is gekozen
voor toepassing op alle naamloze vennootschappen waarop, kortweg, de geschillenregeling
niet van toepassing is. De formulering is ontleend aan het wetsvoorstel beschermingsconstructies
(Kamerstukken II, 1997/98, 25 732, nr. 2). De regeling vervangt het voorschrift
van artikel 2:383 lid 1 BW voor deze vennootschappen door een uitgebreidere
regeling.
Artikel 2:383c lid 1 BW
10. De tweede alinea luidde:
Onder (a) periodiek betaalde beloningen wordt verstaan het salaris van
elk van de huidige bestuurders, inclusief de voor rekening van de vennootschap
komende sociale premies en het vakantiegeld.
11. De laatste alinea ontbrak.
Artikel 2:391 lid 2 BW
12. De toelichting op dit artikel ontbrak.
Artikel 2a Wmz
13. De laatste zin luidde:
De verplichtingen zullen dan ook gelden voor alle natuurlijke personen
die het dagelijks beleid van de rechtspersoon bepalen.
Artikel 6a en 6b Wmz
14. De laatste twee volzinnen ontbraken.
Artikel VI (inwerkingtreding)
15. De toelichting luidde:
De inwerkingtreding van de regeling moet worden afgestemd op de jaarverslaggeving.
Vennootschappen en bestuurders moeten bij het opstellen en bijhouden van hun
boeken rekening kunnen houden met het feit dat de informatie moet worden verschaft.
Daarom wordt voorgesteld de wet bij koninklijk besluit in werking te laten
treden.