nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 ter voorkoming van het optreden
van negatieve inkomenseffecten als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari
2001 van artikel 26 van de Overgangswet verzorgingshuizen voor uitkeringsgerechtigden
die op 31 december 2000 in een verzorgingshuis verbleven, alsmede tot wijziging
van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
1940–1945 in verband met het aanbrengen van enige aanpassingen van ondergeschikte
aard.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
4 september 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet uitkeringen
vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
1940–1945 te wijzigen, teneinde het optreden van negatieve
inkomenseffecten als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2001 van
artikel 26 van de Overgangswet verzorgingshuizen voor uitkeringsgerechtigden
die op 31 december 2000 in een verzorgingshuis verbleven te voorkomen, alsmede
de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
1940–1945 te wijzigen, teneinde enige aanpassingen van ondergeschikte
aard aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Aan artikel 14 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing indien de
uitkeringsgerechtigde op 31 december 2000 verbleef in een verzorgingshuis
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Overgangswet verzorgingshuizen
zoals dat luidde voor het vervallen van deze bepaling.
ARTIKEL II
De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkeringsgerechtigde
op 31 december 2000 verbleef in een verzorgingshuis als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder b, van de Overgangswet verzorgingshuizen zoals dat luidde
voor het vervallen van deze bepaling.
B
In artikel 19, vierde lid, wordt «de artikelen 18» vervangen
door: de artikelen 18, eerste lid.
C
In de artikelen 20, eerste en tweede lid, en 23, tweede lid, onderdeel
b, wordt «artikel 18» telkens vervangen door: artikel 18, eerste
lid,.
D
In artikel 30, eerste lid, wordt «artikel 18» vervangen door:
artikel 18, eerste lid.
E
In artikel 32, vierde lid, wordt «de artikelen 18» vervangen
door: de artikelen 18, eerste lid,.
F
In artikel 33, derde lid, wordt «bedoeld in het derde lid»
vervangen door: bedoeld in het tweede lid.
ARTIKEL III
In artikel 27, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
vervalt de tweede volzin.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en
werkt voor wat betreft de artikelen I en II, onderdelen A tot en met E, terug
tot en met 1 januari 2001.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,