27 895
Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, houdende een verbeterde formulering van de hardheidsclausule inzake de export van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het buitenland

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 19 oktober 2001

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

1. Inleiding

Leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), houdende een verbeterde formulering van de hardheidsclausule inzake de export van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het buitenland. Zij zijn verheugd dat de bevoegdheid om in bepaalde gevallen af te wijken van het exportverbod in de wet wordt vastgelegd. Dit ligt in de lijn met het amendement Smits dat deze bevoegdheid regelde middels een hardheidsclausule.

Deze leden wilden en willen een oplossing voor de gevallen waarvan iedereen het onterecht vindt dat zij hun WAJONG-uitkering verliezen als ze naar het buitenland gaan. Het gaat hier volgens de leden in de meeste gevallen om een buitengewoon kwetsbare groep die meestal niet autonoom de beslissing neemt om naar het buitenland te gaan. Integendeel het gaat vooral om mensen die helemaal niet (meer) kunnen werken en die voor hun inkomen en verzorging vaak geheel afhankelijk zijn van anderen. Zij zijn dan ook verbaasd en teleurgesteld over de uitwerking van de hardheidsclausule. In dit wetsvoorstel worden juist degene getroffen die deze beslissing niet zelf (kunnen) nemen.

Leden van de PvdA-fractie hebben een amendement ingediend dat het mogelijk moest maken voor WAJONG-gerechtigden zonder kans op de arbeidsmarkt en waarvan de verzorgers (ouders) besluiten te verhuizen naar het buitenland om hun uitkering te behouden. Zij vragen de regering of deze WAJONG-gerechtigden met het huidige wetsvoorstel hun inkomen verliezen bij verhuizing naar het buitenland.

Deze leden vragen een overzicht van de rechten die Nederlandse jonggehandicapten in EU landen hebben.

De regering schrijft dat het wetsvoorstel in lijn is met de aanbevelingen van de Commissie grensarbeiders. Het verbaast deze leden dan ook dat zij niet ingaat op de uitspraak van de commissie dat het exportverbod onevenredig hard kan uitwerken indien een WAJONG-gerechtigde met behoud van zijn Nederlandse werkkring verhuist naar de grensstreek in België of Duitsland en tegelijkertijd in Nederland als grensarbeider blijft werken en derhalve belastingplichtig blijft in Nederland, zijn WAJONG-uitkering kwijtraakt. Zij willen weten of de regering in deze situatie vindt dat de uitkering geëxporteerd mag worden of niet.

De reden waarom leden van de PvdA-fractie hebben ingestemd met het exportverbod was de misbruikmogelijkheid. Gesteld werd dat jonggehandicapten van buiten Nederland zich hier korte tijd kunnen vestigen, recht op een WAJONG-uitkering krijgen en vervolgens weer naar het buitenland gaan en het recht op de WAJONG-uitkering behouden. Kan de regering toelichten in welke situaties deze mogelijkheid zich voordoet? Deze leden nemen aan dat betrokkenen dat alleen kunnen doen als zij of hun ouders een beroep kunnen doen op verordening 1408/71; dit betekent dat de ouders of de jonggehandicapte in Nederland als werknemer of zelfstandige verzekerd moet zijn. Is deze constructie niet enkel hypothetisch? Wat vindt de regering van de stelling dat het Newton-arrest in deze situatie dan ook nog export zou verbieden? (vgl. F. Pennings in SMA 2001, p. 383 e.v.) Deze leden vragen de regering hoe vaak deze situatie zich voor heeft gedaan toen de AAW nog bestond. Hoe groot acht de regering de kans dat deze situatie zich op dit moment voor zal doen als er geen export verbod zou zijn? Hoe groot is de potentiële groep WAJONG-gerechtigden die onder de door de regering voorgestelde hardheidsclausule valt? Hoeveel groter is de groep wanneer ook de WAJONG-gerechtigden die geen kans op een plek op de arbeidsmarkt hebben en meeverhuizen met hun ouders, recht houden op hun WAJONG-uitkering?

Leden van de PvdA-fractie vragen welke andere mogelijkheden er bestaan waarbij enerzijds misbruik wordt voorkomen en anderzijds wordt voorkomen dat WAJONG-gerechtigden hun uitkering kwijtraken. Hoe kijkt de regering tegen de mogelijkheid van een jareneis aan waarbij de WAJONG-gerechtigde de uitkering een aantal jaar ontvangen moet hebben voor hij deze kan exporteren? Hoe verhoudt zich dit tot het eerder vermelde arrest Newton? Een andere vraag is of er wettelijke mogelijkheden zijn om eisen te stellen aan het aantal jaar dat iemand ingezetene moet zijn voordat hij recht op een WAJONG uitkering krijgt? De staatssecretaris refereert in het algemeen overleg over de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW van 20 november 2000 aan een uitspraak van de rechter die ervoor gezorgd heeft dat de eis van zes jaar ingezetenschap voordat aanspraak gemaakt kon worden op de AAW niet langer houdbaar was. Kan deze rechterlijke uitspraak aan de Tweede Kamer worden toegestuurd?

Zien deze leden het goed dat hierbij alleen gedoeld werd op het Cabanis-arrest van het Hof van Justitie en dat het nog te bezien valt of dit inderdaad export van WAJONG-uitkeringen verlangt bij mensen die zich slechts zeer kort in Nederland vestigen?

Zij vragen wat de kosten zijn van de voorzieningen waar WAJONG-gerechtigden in Nederland een beroep op doen. Leidt de export van WAJONG-uitkeringen naar het buitenland tot een besparing op deze kosten? Zo ja, kan de regering een indicatie geven van de besparing die het gevolg is van het verminderde beroep op deze voorzieningen?

Leden van de PvdA-fractie wilden met hun amendement bereiken dat in gevallen van hardheid de uitkering toch geëxporteerd kon worden. De ontevredenheid over de uitwerking, brengt deze leden alsnog tot de vraag of er niet gekeken moet worden naar een goede algemene regeling die de misbruikmogelijkheid uitsluit. Waarom geen ja tenzij, in plaats van een nee mits?

Dit sluit aan bij aanbeveling 23 van de Commissie grensarbeiders waarin zij de regering aanbevelen nader te bezien of en onder welke voorwaarden uitkeringen ingevolge de WAJONG exporteerbaar kunnen worden gemaakt op een wijze dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de WAJONG wordt voorkomen. Deze leden vragen de regering waarom zij met het wetsvoorstel niet verder ingegaan zijn op deze aanbeveling.

Voorts willen leden van de PvdA-fractie weten waarom de regering niet ingegaan is op de kwestie of het Europees rechtelijk geoorloofd is om de WAJONG-uitkering niet-exporteerbaar te maken. Recente jurisprudentie over de exporteerbaarheid van uitkeringen, stelt dit exportverbod opnieuw ter discussie (arrest Jauch en -Leclere) Kan de regering hier nader op in gaan. Wat is de huidige stand van zake in relatie tot Europese regelgeving en jurisprudentie.

Zien deze leden het goed dat – om op bijlage IIbis – te mogen blijven een uitkering hetzij een vervangende of aanvullende uitkering moet zijn of een uitkering voor de specifieke bescherming van gehandicapten en dat het Hof oordeelde dat deze begrippen beperkt dienen te worden uitgelegd.

Is het wel vol te houden dat de WAJONG-uitkering een vervangende of aanvullende uitkering is, nu deze in de plaats is gekomen van de AAW-uitkering (die altijd als gewone uitkering heeft gegolden)?

Dient het begrip «specifieke uitkering voor gehandicapten» niet zo te worden uitgelegd dat het gaat om vervoers- of woonvoorzieningen voor gehandicapten? Een inkomensvoorziening is toch geen specifieke bescherming voor gehandicapten? Leden van de PvdA-fractie vernemen graag de visie van de regering over deze punten.

Wat zal de opstelling zijn van de regering als de Europese Commissie inderdaad tot de conclusie komt dat WAJONG-uitkeringen ten onrechte op de bijlage staan?

Leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij vinden de keuze van de regering om in de wet zelf een hardheidsclausule neer te leggen beter dan hiervoor bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen. Deze leden zijn met de regering van mening dat een hardheidsclausule alleen in individuele gevallen soelaas kan bieden en niet op voorhand kan worden gesteld in welke gevallen een hardheidsclausule zou dienen te worden toegepast. Om die reden hebben deze leden in het verleden ook geen steun verleend aan het amendement Smits op Kamerstuk 27 468, nr.15, welk amendement beoogde een algemene maatregel van bestuur in het leven roepen met regels inzake de omstandigheden dat de hardheidsclausule dient te worden toegepast.

Leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wijzigingswetsvoorstel van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jongehandicapten.

Bij verschillende gelegenheden hebben zij reeds voor verruiming van de exportmogelijkheden van de WAJONG-uitkering gepleit. In onderhavig wijzigingswetsvoorstel is een verruiming van de hardheidsclausule bij het exportverbod aan de orde. Voor deze leden is dit voorstel dan ook bij lange na niet verstrekkend genoeg, al is de richting juist.

Leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij kunnen zich vinden in een hardheidsclausule maar hebben wel vragen over de manier waarop deze tot stand is gekomen.

Deze leden vinden het jammer dat de hardheidsclausule door een verkeerde formulering van het amendement Smits zo lang op zich heeft laten wachten. Ook na de ontdekking van de fout door de Eerste Kamer heeft het aan snelle actie door het ministerie ontbroken. Al op 12 maart meldt staatssecretaris Hoogervorst in een brief aan de Eerste Kamer dat het de bedoeling is van de regering «om op zeer korte termijn een wetsvoorstel ter zake aan het parlement voor te leggen». Nu, meer dan 7 maanden later, ligt het wetsvoorstel voor. In de ogen van deze leden is er geen sprake van razendsnelle indiening. Vanwaar deze vertraging?

Zij zouden nog graag eens alle argumenten op een rijtje zien waarom het niet mogelijk is om de WAJONG beperkt te laten exporteren analoog aan de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).

Graag zouden deze leden een reactie van de regering zien op het voornemen van het FNV om het exportverbod aan te vechten via de Europese rechter. Waarom heeft de regering besloten om de WAJONG in Brussel expliciet aan te melden als niet-exporteerbare uitkering? Hoe oordeelt de regering over de groep grensarbeiders die bij verhuizing naar België of Duitsland hun uitkering verliezen terwijl ze gewoon in Nederland blijven werken en daar ook premies afdragen?

Leden van de GroenLinks-fractie kunnen niet instemmen met voorgestelde hardheidsclausule. Deze wijziging beoordelen zij als zijnde te beperkt en voldoet niet aan de wens van de Tweede Kamer om de exporteerbaarheid van de WAJONG te verruimen. Zij vinden de hardheidsclausule niet het juiste instrument omdat dit slechts beperkt zal werken en nieuwe onredelijkheden creëert doordat conform het karakter van de clausule er geen heldere criteria gesteld worden. De benadering die immers ten grondslag ligt aan de hardheidsclausule is dat een uitkering in principe niet geexporteerd kan worden, tenzij.

Als gevolg van de invoering van de Wet beperking export uitkeringen werd de Tweede Kamer geconfronteerd met schrijnende gevallen en pleitte een meerderheid vervolgens weer voor het toestaan van export van WAJONG-uitkeringen. Overigens hebben deze leden tegen deze wet, die export van uitkeringen beperkte, gestemd omdat deze schrijnende gevallen bij voorbaat te verwachten waren en in hun ogen onvoldoende te rechtvaardigen waren.

Leden van de GroenLinks-fractie willen dat de regering een nieuwe poging onderneemt om de exporteerbaarheid van de WAJONG uitkeringen mogelijk te maken, met daarbij een waarborg tegen misbruik en fraude. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. Een oplossing zou kunnen zijn om de WAJONG van de bijlage IIbis van de Verordening 1408/71 te verwijderen. In de WAJONG zou vervolgens een bepaling opgenomen kunnen worden dat de WAJONG-uitkering slechts wordt betaald op het grondgebied van een andere lidstaat dan Nederland als de rechthebbende in Nederland ten minste x jaar (bijvoorbeeld 3 jaar) een WAJONG-uitkering heeft ontvangen.

In tegenstelling tot datgene dat is beweerd tijdens de discussie met de Eerste en Tweede Kamer is het stellen van jareneisen wel toegestaan en niet verboden door Europese regels. Een jareneis stellen aan de toekenning van een WAJONG-uitkering zou wel in strijd kunnen zijn met Europees recht. Maar dat is wat anders dan zo'n eis stellen aan exporteerbaarheid. De jurisprudentie van het Hof van Justitie (Het Newton-arrest, HvJ 12 mei 1998, zaak 85/96, Jur. 1998, I-2691) verhindert niet dat Nederland aan de export van WAJONG-uitkeringen jareneisen stelt, volgens F.J.L.Pennings, universitair hoofddocent Sociaal recht aan de Katholieke Universiteit Brabant (F.J.L. Pennings, SMA 2001, p. 383 e.v.). Volgens hem kan een regeling dat men de WAJONG alleen exporteerbaar maakt als deze uitkering een x periode in Nederland is ontvangen een acceptabele dam opwerpen tegen eventueel misbruik. Wat vindt de regering van deze suggesties? Graag een uitgebreide reactie op de genoemde voorstellen.

Leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Het regelen van een hardheidsclausule in de wet heeft in principe hun instemming, maar de toelichting op de wet levert nog wel enige vragen op.

3. Inhoud van dit wetsvoorstel

3.1 De hardheidsclausule in de WAJONG inzake het exportverbod

Tegen de door de regering gekozen vorm van een algemene hardheidsclausule in de wet hebben leden van de VVD-fractie geen bezwaar. Ten algemene delen deze leden overigens de nadelen die de regering bij hardheidsclausules ziet zoals het gevaar van willekeur. Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe een en ander in het onderhavige geval zal kunnen worden voorkomen. Zij zijn het ermee eens dat alleen in het geval het exportverbod tot een zodanige onredelijke uitkomst kan leiden dat het van een bijzondere hardheid of redelijkheid zou getuigen de arbeidsongeschiktheidsuitkering te beëindigen, de hardheidsclausule kan worden toegepast, maar vragen de regering dus wel toe te lichten hoe zij kan garanderen dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een en ander niet ruimer toe zal passen.

Leden van de CDA-fractie hebben enige vragen bij de hantering van de hardheidsclausule. Het UWV zal telkens het belang van het exportverbod moeten wegen tegen het individuele belang van WAJONG-gerechtigde. Kan de regering het belang van het exportverbod nader aanduiden? Welke bedragen zijn er bijvoorbeeld mee gemoeid?

Leden van de fractie van D66 zouden graag willen weten of er een mogelijkheid van beroep bestaat indien bijvoorbeeld het UWV in identieke situaties verschillend zou beslissen?

3.2 Wel toepassing van de hardheidsclausule

Leden van de VVD-fractie kunnen zich in beginsel vinden in de voorbeelden die de regering noemt over wanneer een hardheidsclausule wel (bijvoorbeeld indien men voor dringende medische reden(en) buiten Nederland moet wonen) en niet (bijvoorbeeld vanwege verhuizing naar het buitenland door de ouders van betrokkene om fiscale reden) dient te worden toegepast. De regering noemt als reden om niet met een algemene maatregel van bestuur te komen dat men niet kan aangeven in welke gevallen de hardheidsclausule dient te worden toegepast. Deze leden zouden gelet daarop dan ook van de regering willen vernemen waarom in de paragrafen 3.2 en 3.3 van de Memorie van Toelichting toch – zij het niet uitputtende – voorbeelden worden beschreven van wanneer de hardheidsclausule al dan niet kan worden toegepast. Deze leden zouden hier graag een reactie op willen krijgen.

De voorliggende hardheidsclausule zien leden van de fractie van D66 in ieder geval als verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Graag zouden zij wat meer voorbeelden zien van situaties die volgens de regering onder de hardheidsclausule zouden kunnen vallen. En wat meer voorbeelden van zaken die in de ogen van de regering absoluut niet onder de clausule zouden mogen vallen. Waarom verliezen hulpbehoevende gehandicapten, die thuis worden verzorgd, hun uitkering wanneer zij met hun ouders meeverhuizen naar het buitenland? Waarom acht de regering dit een situatie die niet onder de hardheidsclausule zou moeten vallen?

Verschillende voorbeelden van schrijnende gevallen zijn in de loop van de tijd aan het licht gekomen, aldus leden van de GroenLinks-fractie. Zo zijn ernstig zieke personen geboren in Nederland, die volledig afhankelijk waren van hun ouders, met hun gepensioneerde ouders naar het land van herkomst (bijvoorbeeld Spanje) terug moeten keren. Een ander voorbeeld betreft een WAJONG-gerechtigde in Limburg die een huis kon krijgen net over de grens. Hij verliest bij verhuizen echter het recht op een WAJONG-uitkering. Een derde voorbeeld is dat van een militair die zijn partner, een WAJONG-gerechtigde, mee wilde nemen naar het buitenland met als gevolg dat de partner het recht op een WAJONG-uitkering verloor.

Komen deze gevallen na de invoering van deze wijzigingswet straks wel in aanmerking voor de exporteerbaarheid van hun WAJONG-uitkering en op grond van welke argumenten dan?

3.3 Geen toepassing van de hardheidsclausule

Leden van de PvdA-fractie vragen of de regering van mening is dat een jonggehandicapte die geen mogelijkheid heeft om te werken en een woning over de grens kan krijgen zijn uitkering moet verliezen. Tevens vragen deze leden hoe de regering tegen de situatie aankijkt dat ouders niet naar het buitenland kunnen verhuizen omdat de uitkering niet met hun kind meegaat.

Bij de behandeling van de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW stelde staatssecretaris Hoogervorst dat hij die voorbeelden niet echt schrijnend vond waarbij het gaat om beslissingen die mensen zelf nemen. Kunnen leden van de PvdA-fractie hieruit afleiden dat hij die gevallen wel schrijnend kan vinden waarin mensen de keuze niet zelf maken? Deze leden vragen de regering of deze uitspraak in tegenspraak kan zijn met de tekst van de Memorie van Toelichting waarin staat dat de hardheidsclausule niet aan de orde is als de keuze om uit Nederland weg te gaan in overwegende mate wordt bepaald door omstandigheden die niet rechtstreeks verband houden met de WAJONG-gerechtigde zelf, bijvoorbeeld als de ouders besluiten te verhuizen.

Kunnen er volgens de regering ook andere dan fiscale en financiële redenen zijn voor ouders van een jonggehandicapte om te verhuizen naar het buitenland.

Wat vindt de regering van het schrijnende geval waarin de jonggehandicapte zijn uitkering verliest omdat zijn ouder die diplomaat is voor zijn werk moet verhuizen naar het buitenland en de jonggehandicapte meegaat omdat hij voor zijn verzorging afhankelijk is van deze ouder?

Wat vindt de regering van het specifieke geval waarin een jonggehandicapte met het Downsyndroom meeverhuist met zijn ouders naar het buitenland. In welke situaties vindt de regering het wel en niet billijk dat deze jonggehandicapte zijn uitkering verliest.

Wat gebeurt er met de WAJONG-gerechtigde die zijn uitkering kwijtraakt doordat zijn ouders naar het buitenland verhuizen indien zijn ouders komen te overlijden?

Een WAJONG-uitkeringsgerechtigde gaat met of bij een partner in het buitenland wonen, kan er volgens de regering in dit geval een reden zijn om de WAJONG-uitkering te continueren?

Leden van de CDA-fractie vragen hoe wordt beoordeeld, wat het motief is van familieleden van wie de WAJONG-gerechtigde een inwonend gezinslid is, om zich in het buitenland te vestigen. Het is niet ondenkbaar dat fiscale voordelen weliswaar aanwezig zijn, maar van ondergeschikt belang zijn geweest bij de vestiging in het buitenland. Dit is van belang omdat in de Memorie van Toelichting wordt toegelicht, dat indien fiscale motieven de reden voor de vestiging in het buitenland vormen er geen beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan. Wordt er voorts bij het toelaten van een beroep op de hardheidsclausule een afweging gemaakt over de hoogte van fiscale voordelen ten opzichte het potentiële verlies van de WAJONG-uitkering en eventuele ook aanwezige lastenverzwaringen?

De leden van de SP-fractie vragen of een verhuizing van de ouders niet vervolgens kan leiden tot de situatie dat in het belang van de WAJONG-gerechtigde een beroep zal kunnen worden gedaan op de hardheidsclausule, bijvoorbeeld vanwege onvoorziene onmogelijkheid om niet bij de ouders thuis te wonen. In dat geval zal het toch mogelijk moeten zijn om de WAJONG-uitkering wel te exporteren? Of wil de regering de ouders dan dwingen om weer naar Nederland te verhuizen?

3.4 Uitvoeringstechnische aspecten

Een ander punt van kritiek is de uitwerking van de handhavingsmogelijkheden, aldus leden van de PvdA-fractie. Waarom maakt de regering er niet meer werk van om de WAJONG onder de materiële werkingssfeer van de verdragen in het kader van de Wet beperking export uitkeringen te krijgen en volstaat de Memorie van Toelichting met de zinsnede «voor zover noodzakelijk». Deze leden vragen wat de regering verstaat onder noodzakelijk.

De verzekering voor de Ziekenfondswet (Zfw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is problematisch. Dat dit de aandacht heeft van de regering is wel erg weinig vinden deze leden. Wat zijn precies de problemen en welke oplossingsrichtingen zijn er?

Leden van de VVD-fractie zouden graag aandacht willen vragen voor de handhavingsmogelijkheden. Het UWV heeft erop gewezen dat men geen handhavingsmogelijkheden voor WAJONG-uitkeringen in het buitenland heeft, omdat de WAJONG niet onder de materiele werkingssfeer van sociale zekerheidsof handhavingsverdragen valt. De reactie van de regering dat dit haar aandacht heeft wordt door de leden van de VVD-fractie als te laconiek bestempeld. Zij zouden van de regering dan ook uitgebreid wensen te worden geïnformeerd op welke wijze en op welke termijn ook ten aanzien van de WAJONG de handhavingsmogelijkheden geheel sluitend zullen zijn. Zij kunnen zich immers niet voorstellen dat de regering een sluitende handhaving incluis handhavingsafspraken in verdragen ook ten aanzien van geëxporteerde uitkeringen die op grond van een hardheidsclausule zijn toegekend, niet noodzakelijk acht. Deze leden hopen dat de regering hier afdoende op zal reageren.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier voor dit verslag,

Post


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA), Hamer (PvdA).

Naar boven