27 895
Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, houdende een verbeterde formulering van de hardheidsclausule inzake de export van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het buitenland

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

ALGEMEEN

1. Inleiding

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW (Stb. 2001, 212) is bij amendement een zevende lid aan artikel 17 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: WAJONG) toegevoegd (Kamerstukken II 2000/01, 27 468, nr. 15). In dat artikel is – door middel van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels – afwijking van het exportverbod mogelijk gemaakt ingeval van onbillijkheden van overwegende aard; de zogeheten hardheidsclausule (zie ook Kamerstukken I 2000/01, 27 468, nr. 122, blz. 7). Een hardheidsclausule kan feitelijk alleen voor individuele gevallen soelaas bieden. Omdat op voorhand niet precies is aan te geven in welke gevallen of groepen van gevallen de hardheidsclausule dient te worden toegepast achtte het kabinet de nadere uitwerking daarvan bij algemene maatregel van bestuur niet goed mogelijk. In de nadere memorie van antwoord bij genoemd wetsvoorstel heeft het kabinet daarom aangegeven deze bevoegdheid om in bepaalde gevallen af te wijken van de wet, niet in een algemene maatregel van bestuur uit te werken, maar dit uitsluitend in de wet zelf neer te leggen (Kamerstukken I 2000/01, 27 468, nr. 122d, blz. 2). In het onderhavige wetsvoorstel wordt aan dat voornemen uitvoering gegeven. Vervolgens wordt het aan het zelfstandige bestuursorgaan zelf, in casu het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, overgelaten aan deze bevoegdheid invulling te geven. Het wetsvoorstel is in lijn met de aanbeveling die de Commissie grensarbeiders heeft uitgebracht in haar rapport van 21 mei 2001, om te bezien of en onder welke voorwaarden uitkeringen ingevolge de WAJONG exporteerbaar kunnen worden gemaakt op een wijze dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de WAJONG wordt voorkomen.

Bij de voorgestelde wijziging is de nieuwe structuur inzake de uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als vertrekpunt genomen (zie Kamerstukken II 2000/01, 27 588, nr. 2).

2. Hardheidsclausules in het algemeen

Hardheidsclausules worden in het algemeen niet in een regeling opgenomen omdat zij de rechtszekerheid kunnen belemmeren. Hardheidsclausules worden slechts in een regeling opgenomen indien er aanleiding is om te verwachten dat, gelet op het doel en de strekking van de regeling, de toepassing van de regeling kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen of groepen van gevallen. Deze individuele belangenafweging, die bij de toepassing van de hardheidsclausule dient te worden gemaakt, zou kunnen leiden tot willekeur. Toepassing van de hardheidsclausule dient derhalve zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Bij de toepassing van de hardheidsclausule dient steeds een afweging te worden gemaakt tussen het belang van de regeling en de gevolgen van het handhaven van die regeling voor een individueel geval. Indien het toepassen van de regeling in een individueel geval leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, kan bij wijze van uitzondering worden afgeweken van het uitgangspunt van de regeling.

3. Inhoud van dit wetsvoorstel

3.1. De hardheidsclausule in de WAJONG inzake het exportverbod

In het onderhavige wetsvoorstel wordt het zevende lid van artikel 17 van de WAJONG vervangen door een nieuw lid. Dat lid bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) het eerste lid, onderdeel c, van artikel 17 van de WAJONG buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Op grond hiervan kan het UWV, op basis van alle relevante feiten en omstandigheden van een individueel geval, besluiten dat toepassing van het exportverbod tot een zodanig onredelijke uitkomst zou leiden dat het van bijzondere hardheid of onredelijkheid zou getuigen het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering te beëindigen. Het UWV zal bij de toepassing van de hardheidsclausule telkens het belang van het exportverbod tegenover het belang van het individuele geval moeten afwegen.

3.2. Wel toepassing van de hardheidsclausule

Algemene richtlijnen die bij de toepassing van de hardheidsclausule gehanteerd kunnen worden zijn niet te geven. Toepassing van het exportverbod zou evenwel volgens de regering tot kennelijke hardheid kunnen leiden als een WAJONG-gerechtigde wegens een belangrijke verbetering in diens individuele levensomstandigheden genoodzaakt is buiten Nederland te gaan wonen. Hierbij kan gedacht worden aan een WAJONG-gerechtigde die in verband met het accepteren van duurzaam beloonde arbeid naar België moet verhuizen, waar de mogelijkheden van acceptatie van werk in Nederland ontbreken. Voorts zou toepassing van het exportverbod tot kennelijke hardheid kunnen leiden als een WAJONG-gerechtigde om dringende medische redenen is genoodzaakt buiten Nederland te gaan wonen, bijvoorbeeld een zware longpatiënt voor wie in Nederland geen adequate medische behandeling mogelijk is en om die reden naar Zwitserland moet verhuizen.

3.3. Geen toepassing van de hardheidsclausule

Toepassing van de hardheidsclausule is volgens de regering niet aan de orde als de keuze om naar het buitenland te verhuizen in overwegende mate wordt bepaald door omstandigheden die niet rechtstreeks verband houden met de WAJONG-gerechtigde zelf. Hiervan kan sprake zijn als de ouders van een WAJONG-gerechtigde, tot wiens huishouden hij of zij behoort, besluiten naar het buitenland te verhuizen, bijvoorbeeld om fiscale redenen. Evenmin kan sprake zijn van toepassing van de hardheidsclausule als in het nieuwe woonland een voorziening voor jonggehandicapten wordt toegekend die vergelijkbaar is met de WAJONG.

3.4 Uitvoeringstechnische aspecten

Het UWV heeft erop gewezen dat thans geen handhavingsmogelijkheden voor WAJONG-uitkeringen in het buitenland bestaan, omdat de WAJONG niet onder de materiële werkingssfeer van de tussen Nederland en andere landen gesloten socialezekerheids- of handhavingsverdragen valt. Dit heeft de aandacht van het kabinet en zal, voorzover noodzakelijk, worden meegenomen bij verdragsbesprekingen.

Voorts heeft het UWV de vraag gesteld in hoeverre een WAJONG-gerechtigde bij verhuizing naar het buitenland verplicht verzekerd blijft voor de Ziekenfondswet (hierna: Zfw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Bij een verhuizing naar een Lidstaat van de Europese Unie of van de Europees Economische Ruimte blijft de WAJONG-gerechtigde verzekerd voor de Zfw en de AWBZ. Bij een verhuizing naar een land waarmee Nederland een sociaalzekerheidsverdrag heeft gesloten, is de verzekering voor de Zfw en de ABWZ afhankelijk van de inhoud van de desbetreffende verdragen. Ook dit heeft de aandacht van het kabinet en zal, voorzover noodzakelijk, worden meegenomen bij verdragsbesprekingen.

Artikelsgewijs

Artikel I. Wijziging Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

De redactie van artikel 17, zevende lid, van de WAJONG (zoals die luidt na de inwerkingtreding van de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW) wordt in dit artikel gewijzigd. De gekozen formulering is overeenkomstig het model zoals dit voor hardheidsclausules is voorgeschreven in de aanwijzingen voor de regelgeving (zie Ar. 131). Voor een inhoudelijke toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het algemene deel van deze memorie van toelichting.

Artikel II. Inwerkingtreding

Zo spoedig mogelijk nadat dit wetsvoorstel door het parlement is aanvaard en tot wet is verheven zal het koninklijk besluit dat de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel bepaalt, getroffen kunnen worden. Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zal echter de 6-wekentermijn van artikel 12, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet (Kamerstukken II 1999/2000, 27 034) in acht genomen moeten worden. Beoogd wordt deze wet twee maanden na de datum van plaatsing in het Staatsblad in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven