27 894
Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen (Verhoging subsidiebedragen)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Dit wetsvoorstel voorziet in een verhoging van de in de Wet subsidiëring politieke partijen vastgelegde subsidiebedragen. Voorgesteld wordt om deze bedragen zodanig te verhogen dat het totale subsidiebudget voor politieke partijen met 50% toeneemt tot zo'n 15 miljoen gulden.

Met deze subsidieverhoging wordt uitvoering gegeven aan de motie Rehwinkel c.s.1. In deze motie wordt het kabinet opgeroepen om de overheidssubsidie aan politieke partijen te verhogen van 10 miljoen naar 20 miljoen gulden, waarbij zo nodig een tussenstap van 15 mijloen gulden kan worden overwogen. Met de genoemde motie heeft een ruime meerderheid in de Tweede Kamer aangegeven het huidige subsidiebudget niet toereikend te vinden, mede in het licht van een steeds verder toenemende financiële druk op politieke partijen.

In de discussie rond het subsidiëren van politieke partijen heeft het mogelijk ontstaan van een financiële afhankelijkheid van de rijksoverheid altijd een belangrijke rol gespeeld. Daarbij is steeds als uitgangspunt gehanteerd dat het voor politieke partijen van groot belang is dat zij geworteld zijn in de samenleving. Te veel subsidie zou leiden tot een te grote overheidsbemoeienis en een dreigende verstatelijking van politieke partijen. Desondanks lijkt een verdere verhoging van het subsidiebudget gerechtvaardigd. Politieke partijen ontvangen immers steeds minder inkomsten uit ledencontributies. Tegelijkertijd moet worden onderkend dat politieke partijen slechts over beperkte alternatieve financieringsbronnen beschikken. Eén van de alternatieve financieringsbronnen wordt gevormd door giften van particuliere organisaties en vormen van partijsponsoring. Evenals een meerderheid in de Tweede Kamer2 is het kabinet van mening dat een ontwikkeling in deze richting niet zonder risico's is. Alleen al de schijn van belangenverstrengeling tussen de politieke partijen en hun sponsors kan de geloofwaardigheid van de politiek ernstige schade toebrengen.

Volgens de Wet subsidiëring politieke partijen valt de overheidssubsidie uiteen in drie delen: een algemeen deel dat naar eigen inzicht voor activiteiten kan worden aangewend – mits deze vallen onder de in de wet opgesomde subsidiabele activiteiten – een deel voor de politiek-wetenschappelijk instituten en een deel voor de politieke jongerenorganisaties. Voorgesteld wordt om het algemene deel met 85% en de geoormerkte bedragen voor de wetenschappelijke instituten en de jongerenorganisaties met 25% te verhogen, waardoor het totale subsidiebudget met de helft toeneemt tot 15 miljoen gulden. Deze verdeelsleutel geeft politieke partijen een grote mate van vrijheid om de subsidieverhoging zoveel mogelijk naar eigen inzichten binnen de wettelijke kaders te besteden. Tegelijkertijd wordt er recht gedaan aan de onafhankelijke positie van de politieke jongerenorganisaties en de politiek-wetenschappelijke instituten. Ruim 40% van het totale subsidiebudget zal volgens de in de wet vastgelegde verdeelsleutels worden doorgesluisd naar deze belangrijke instellingen. Het staat de politieke partijen vrij om dit percentage vanuit de algemene subsidie naar eigen inzicht te verhogen.

Het onderhavige voorstel tot verhoging van de wettelijke subsidiebedragen gaat vooraf aan een evaluatie van de Wet subsidiëring politieke partijen die komend najaar aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Met deze evaluatie zal de werking van de wet op tal van punten en op integrale wijze kritisch tegen het licht worden gehouden. Daarbij zal het kabinet haar plannen ontvouwen ten aanzien van een nadere regulering rond de openbaarmaking van giften en beperking van sponsoring1. Tevens zullen de aard en reikwijdte van de in de wet vastgelegde subsidiabele doelen kritisch worden geëvalueerd. Wanneer het zinvol wordt geacht om tot een uitbreiding van de subsidiabele doelen over te gaan, zal tevens moeten worden bezien of het subsidiebudget dienovereenkomstig zal moeten meegroeien.

ARTIKEL II

Bij de Staten-Generaal is thans het voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro)2 in behandeling. Daarin worden uiteraard ook de in de Wet subsidiëring politieke partijen voorkomende bedragen omgezet in euro's.

De verwachting is dat de Aanpassingswet euro eerder het Staatsblad zal bereiken dan de onderhavige wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen. Artikel II voorziet erin dat de tot stand te brengen Aanpassingswet euro conform de wijzigingen van het onderhavige wetsvoorstel wordt aangepast zodra deze tot wet wordt verheven. Zodoende zullen de verhoogde subsidiebedragen per 1 januari 2002 in Euro's worden weergegeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Kamerstukken II, 2000/2001, 27 422, nr. 2.

XNoot
2

Motie Rehwinkel c.s., kamerstukken II, 2000/2001, 27 422, nr. 3.

XNoot
1

Notitie financiering van politieke partijen, kamerstukken II, 2000/2001, 27 422, nr. 1.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2000/2001, 27 472, nrs. 1–2.

Naar boven