nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Dit wetsvoorstel voorziet in een verhoging van de in de Wet subsidiëring
politieke partijen vastgelegde subsidiebedragen. Voorgesteld wordt om deze
bedragen zodanig te verhogen dat het totale subsidiebudget voor politieke
partijen met 50% toeneemt tot zo'n 15 miljoen gulden.
Met deze subsidieverhoging wordt uitvoering gegeven aan de motie Rehwinkel
c.s.1. In deze motie wordt het kabinet opgeroepen
om de overheidssubsidie aan politieke partijen te verhogen van 10 miljoen
naar 20 miljoen gulden, waarbij zo nodig een tussenstap van 15 mijloen gulden
kan worden overwogen. Met de genoemde motie heeft een ruime meerderheid in
de Tweede Kamer aangegeven het huidige subsidiebudget niet toereikend te vinden,
mede in het licht van een steeds verder toenemende financiële druk op
politieke partijen.
In de discussie rond het subsidiëren van politieke partijen heeft
het mogelijk ontstaan van een financiële afhankelijkheid van de rijksoverheid
altijd een belangrijke rol gespeeld. Daarbij is steeds als uitgangspunt gehanteerd
dat het voor politieke partijen van groot belang is dat zij geworteld zijn
in de samenleving. Te veel subsidie zou leiden tot een te grote overheidsbemoeienis
en een dreigende verstatelijking van politieke partijen. Desondanks lijkt
een verdere verhoging van het subsidiebudget gerechtvaardigd. Politieke partijen
ontvangen immers steeds minder inkomsten uit ledencontributies. Tegelijkertijd
moet worden onderkend dat politieke partijen slechts over beperkte alternatieve
financieringsbronnen beschikken. Eén van de alternatieve financieringsbronnen
wordt gevormd door giften van particuliere organisaties en vormen van partijsponsoring.
Evenals een meerderheid in de Tweede Kamer2 is
het kabinet van mening dat een ontwikkeling in deze richting niet zonder risico's
is. Alleen al de schijn van belangenverstrengeling tussen de politieke partijen
en hun sponsors kan de geloofwaardigheid van de politiek ernstige schade toebrengen.
Volgens de Wet subsidiëring politieke partijen valt de overheidssubsidie
uiteen in drie delen: een algemeen deel dat naar eigen inzicht voor activiteiten
kan worden aangewend – mits deze vallen onder de in de wet opgesomde
subsidiabele activiteiten – een deel voor de politiek-wetenschappelijk
instituten en een deel voor de politieke jongerenorganisaties. Voorgesteld
wordt om het algemene deel met 85% en de geoormerkte bedragen voor de wetenschappelijke
instituten en de jongerenorganisaties met 25% te verhogen, waardoor
het totale subsidiebudget met de helft toeneemt tot 15 miljoen gulden. Deze
verdeelsleutel geeft politieke partijen een grote mate van vrijheid om de
subsidieverhoging zoveel mogelijk naar eigen inzichten binnen de wettelijke
kaders te besteden. Tegelijkertijd wordt er recht gedaan aan de onafhankelijke
positie van de politieke jongerenorganisaties en de politiek-wetenschappelijke
instituten. Ruim 40% van het totale subsidiebudget zal volgens de in de wet
vastgelegde verdeelsleutels worden doorgesluisd naar deze belangrijke instellingen.
Het staat de politieke partijen vrij om dit percentage vanuit de algemene
subsidie naar eigen inzicht te verhogen.
Het onderhavige voorstel tot verhoging van de wettelijke subsidiebedragen
gaat vooraf aan een evaluatie van de Wet subsidiëring politieke partijen
die komend najaar aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Met deze evaluatie
zal de werking van de wet op tal van punten en op integrale wijze kritisch
tegen het licht worden gehouden. Daarbij zal het kabinet haar plannen ontvouwen
ten aanzien van een nadere regulering rond de openbaarmaking van giften en
beperking van sponsoring1. Tevens zullen de aard
en reikwijdte van de in de wet vastgelegde subsidiabele doelen kritisch worden
geëvalueerd. Wanneer het zinvol wordt geacht om tot een uitbreiding van
de subsidiabele doelen over te gaan, zal tevens moeten worden bezien of het
subsidiebudget dienovereenkomstig zal moeten meegroeien.
ARTIKEL II
Bij de Staten-Generaal is thans het voorstel van wet tot aanpassing van
wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet
euro)2 in behandeling. Daarin worden uiteraard
ook de in de Wet subsidiëring politieke partijen voorkomende bedragen
omgezet in euro's.
De verwachting is dat de Aanpassingswet euro eerder het Staatsblad zal
bereiken dan de onderhavige wijziging van de Wet subsidiëring politieke
partijen. Artikel II voorziet erin dat de tot stand te brengen Aanpassingswet
euro conform de wijzigingen van het onderhavige wetsvoorstel wordt aangepast
zodra deze tot wet wordt verheven. Zodoende zullen de verhoogde subsidiebedragen
per 1 januari 2002 in Euro's worden weergegeven.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
XNoot
1Kamerstukken II, 2000/2001, 27 422, nr. 2.
XNoot
2Motie Rehwinkel c.s., kamerstukken II, 2000/2001, 27 422, nr. 3.
XNoot
1Notitie financiering van politieke partijen, kamerstukken II, 2000/2001,
27 422, nr. 1.
XNoot
2Kamerstukken II, 2000/2001, 27 472, nrs. 1–2.