27 884
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 23 februari 2001 en het nader rapport d.d. 13 augustus 2001, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 januari 2001, no. 01.000344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ten behoeve van gemeentelijk vervoer van leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs voor wie voorheen aanspraak kon worden gemaakt op vervoer op basis van de Wet Rea.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 januari 2001, nr. 01.000344, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 februari 2001, nr. W05.01.0042/III, bied ik U hierbij aan.

In het wetsvoorstel wordt geregeld dat het vervoer van leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs die vanwege hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap zijn aangewezen op ander vervoer dan openbaar vervoer of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, met ingang van het schooljaar 2001/2002 zal worden ondergebracht bij de gemeenten. Hiermee wordt de in 1998 ingevoerde regeling, waarin deze taak werd opgedragen aan de uitvoeringsinstellingen ingevolge de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea) voor deze leerlingen weer ongedaan gemaakt. De voorgestelde regeling geldt (nog) niet voor de leerlingen met dezelfde handicaps van de gewone basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs. In de toelichting wordt aangekondigd dat ook dit vervoer zal worden ondergebracht bij de gemeenten, mits overeenstemming wordt bereikt over de voorwaarden waaronder dit zal kunnen plaatsvinden; over deze voorwaarden wordt, zo blijkt uit de toelichting, nog overleg gepleegd.

De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het voorstel op korte termijn moet worden aangevuld.

De Raad roept in herinnering dat hij in zijn advies over het wetsvoorstel tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met het leerlingenvervoer, ernstig bezwaar had tegen de in dat wetsvoorstel vervatte afwenteling van de reiskostenvergoeding van leerlingen met een handicap op de Wet Rea, omdat daarmee de taak van de voor onderwijs verantwoordelijke bewindslieden buiten beeld geraakte.1 Ook werd door de Raad betwijfeld of artikel 11 Wet Rea geschreven is voor de vergoeding van vervoer voor hele categorieën leerlingen. De Raad adviseerde toen het wetsvoorstel op dit punt opnieuw te bezien.

De Raad wijst er voorts op dat de regering, in antwoord op kamervragen, op 14 april 2000 concludeerde dat de «situatie waarin twee loketten bestaan voor het leerlingenvervoer, gelet op de gerezen problemen, onwenselijk is» en dat «(d)eze problemen kunnen worden voorkomen door het leerlingenvervoer onder te brengen bij 1 loket, namelijk de gemeente. Deze structurele oplossing vereist wijziging van de huidige wettelijke bepalingen.»2

Dit voorstel is slechts een gedeeltelijke oplossing. De Raad adviseert het vervoer van niet alleen de leerlingen met een handicap van de speciale scholen voor basisonderwijs maar ook het vervoer van deze leerlingen van de gewone basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het schooljaar 2001/2002 (weer) tot een gemeentelijke verantwoordelijkheid te maken. De noodzaak van overleg over de overheveling van middelen naar het gemeentefonds, waarnaar in april 2000 werd verwezen, kan naar het oordeel van de Raad thans een verdere vertraging van de ook door de regering meest wenselijk geachte oplossing niet meer rechtvaardigen.

1. De Raad adviseert het vervoer van niet alleen de leerlingen met een handicap van de speciale scholen voor basisonderwijs, maar ook het vervoer van deze leerlingen van de gewone basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het schooljaar 2001/2002 (weer) tot een gemeentelijke verantwoordelijkheid te maken.

Zoals blijkt uit de oorspronkelijke memorie van toelichting, was op tijdstip waarop het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State werd toegezonden, de VNG in principe reeds akkoord met het bij de gemeenten onderbrengen van de verantwoordelijkheid voor het vervoer van de leerlingen met een handicap van de gewone basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs – welk vervoer thans ingevolge de Wet Rea via de uvi's wordt verstrekt – mits overeenstemming kon worden bereikt over de voorwaarden waaronder dit zou kunnen plaatsvinden. Over deze voorwaarden werd toen nog overleg gevoerd. Gelet op de consequenties voor de uitvoeringspraktijk, zou – aldus de oorspronkelijke memorie van toelichting – van het onderbrengen bij de gemeenten niet eerder dan per het schooljaar 2002/2003 sprake kunnen zijn.

Gelet op de zeer korte tijdspanne tussen het tijdstip waarop het advies van de Raad van State werd uitgebracht (23 februari 2001) en het voor de uitvoering met ingang van het schooljaar 2001/2002 noodzakelijke tijdstip van inwerkingtreding (1 mei 2001), zouden voor de aanpassing van het wetsvoorstel en het daarvoor noodzakelijke overleg tussen de betrokken departementen en met de VNG, alsmede voor de daarop volgende parlementaire behandeling in totaal slechts twee maanden beschikbaar zijn. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ondergetekende achtten dit een onmogelijke opgave. Zij hebben daarom besloten het advies van de Raad van State over te nemen voorzover het betreft het gelijktijdig overhevelen van de verantwoordelijkheid voor het vervoer van de leerlingen met een handicap van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor voorgezet onderwijs naar de gemeenten. Het advies van de Raad om dit reeds met ingang van het schooljaar 2001/2002 te doen, is echter om de hiervoor vermelde reden niet overgenomen. De overheveling van de verantwoordelijkheid zal volgens het gewijzigde wetsvoorstel plaatsvinden met ingang van het schooljaar 2002/2003. Met de VNG bestaat inmiddels overeenstemming over de voorwaarden waaronder dit zal gebeuren.

Aan het gemeentefonds zal een bedrag van 8 miljoen gulden worden toegevoegd ter compensatie van de meerkosten die het gevolg zijn van de ruimere toekenningen door het Lisv voor het vervoer van leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs. Daarnaast zal een bedrag van in totaal 1,6 miljoen aan het gemeentefonds worden toegevoegd ter compensatie van de kosten van het vervoer van de leerlingen met een handicap van gewone basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs; dit is voor de gemeenten een nieuwe taak. Daar staat tegenover dat met ingang van 2005 jaarlijks 1 miljoen gulden op het gemeentefonds in mindering zal worden gebracht tot een totaal van 4 miljoen gulden. Het gaat hierbij om de besparing die optreedt omdat de leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs – behoudens de leerlingen met een handicap – anders dan de leerlingen in het voormalige svo-lom en svo-mlk niet in aanmerking komen voor gemeentelijk leerlingenvervoer. De onttrekking aan het gemeentefonds zal plaatsvinden vanaf 2005, omdat de bedoelde besparing geleidelijk optreedt vanwege overgangsregelingen die de oude situatie nog enige tijd in stand laten.

In verband met de uitbreiding van de werkingssfeer van het wetsvoorstel is het opschrift gewijzigd en is de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij als medeondertekenaar toegevoegd. Bovendien is het overgangsrecht uitgebreid.

2. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel terminologisch aan te passen aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. De wet van 11 april 2001 (Stb. 207), waarmee de onderwijswetgeving is aangepast aan de derde tranche van de Awb, is inmiddels in werking getreden.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II 1999/2000, 27 014, A.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen II 1999/2000, nr. 1113.

Naar boven