27 884
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

17 augustus 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs te wijzigen, opdat voor leerlingen voor wie tot dusverre aanspraak kan worden gemaakt op vervoer op basis van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, voortaan aanspraak kan worden gemaakt op gemeentelijk leerlingenvervoer;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 4, dertiende lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt vervangen door:

13. Het zevende tot en met negende lid en het elfde lid zijn niet van toepassing op leerlingen die wegens hun lichamelijke, geestelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

ARTIKEL II

Artikel 4 van de Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «vervoerkosten» vervangen door: vervoerskosten.

2. In het derde lid wordt na «indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is,» ingevoegd: van.

3. In het vijfde lid wordt «door de leerling,» vervangen door: van de leerling,.

ARTIKEL III

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel 4 ingevoegd, luidende:

Artikel 4. Kosten van leerlingenvervoer

1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders, voogden of verzorgers van in de gemeente verblijvende leerlingen die wegens hun lichamelijke, geestelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken, op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

2. De regeling maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

3. De regeling eerbiedigt de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders, voogden of verzorgers, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling berustende keuze van een school.

4. De regeling voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is. De regeling bepaalt op welke wijze burgemeester en wethouders terzake advies van deskundigen inwinnen.

5. De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, met inachtneming van de keuze van de ouders, voogden of verzorgers, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling, tenzij vervoer met betrekking tot een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich zou brengen en de ouders, voogden of verzorgers onderscheidenlijk de leerling met het vervoer naar die school instemmen.

6. De regeling kan bepalen dat de gemeente, in plaats van bekostiging in geld te geven, het vervoer verzorgt of doet verzorgen.

7. De regeling kan bepalen dat burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen de bevoegdheid hebben ten gunste van de ouders, voogden of verzorgers van de inhoud van de regeling af te wijken.

B

Artikel 124a vervalt.

C

Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «leerlingen» ingevoegd: die wegens hun lichamelijke, geestelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken,.

2. In het derde lid wordt na «indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is,» ingevoegd: van.

3. In het vijfde lid wordt «door de leerling, en gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg,» vervangen door: van de leerling,.

4. Het zesde tot en met negende lid en het elfde lid vervallen, onder vernummering van het tiende en het twaalfde lid tot zesde en zevende lid.

ARTIKEL IV

De in deze wet opgenomen wijzigingen zijn voor de eerste maal van toepassing op het vervoer van leerlingen dat in het schooljaar 2002/2003 zal plaatsvinden. Op het vervoer van leerlingen voorafgaand aan het schooljaar 2002/2003 en daarop betrekking hebbende geschillen blijven de regelingen zoals luidend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

ARTIKEL V

1. Op een leerling als bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor wie in het schooljaar 2001/2002 krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten ten behoeve van het vervoer naar en van school een voorziening in de vorm van een bruikleenauto of een voorziening, deel uitmakend van of samenhangend met een leefvervoersvoorziening, werd verstrekt, blijven voor het vervoer naar en van de school die deze leerling in het schooljaar 2001/2002 bezocht, de regelingen op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten van toepassing.

2. Op een leerling als bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor wie in het schooljaar 2001/2002 krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten ten behoeve van het vervoer naar en van school een voorziening in de vorm van een bruikleenauto werd verstrekt en op wie het eerste lid niet of niet langer van toepassing is omdat hij een andere school bezoekt dan de school die hij in het schooljaar 2001/2002 bezocht, blijven voor het vervoer naar en van school de regelingen op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten van toepassing voor een periode die overeenkomt met de resterende looptijd van de overeenkomst in bruikleen dan wel, indien de gebruiksduur van de auto korter is dan de resterende looptijd van de overeenkomst, de resterende gebruiksduur.

3. Aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen dat op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan een leerling als bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel aan zijn ouders, ten behoeve van het vervoer naar en van school een voorziening als bedoeld in het eerste of tweede lid verstrekt dan wel heeft verstrekt, vergoeden burgemeester en wethouders het bedrag dat zij aan de ouders van de in de gemeente verblijvende leerling zouden hebben vergoed, indien artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs op het vervoer van de leerling van toepassing zou zijn geweest.

ARTIKEL VI

Voor een leerling als bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor wie in het schooljaar 2001/2002 krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten ten behoeve van het vervoer naar en van school een voorziening werd verstrekt en op wie artikel V, eerste en tweede lid, niet van toepassing is, blijft, indien de ouders, voogden of verzorgers dat wensen, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling dat wenst, zo nodig in afwijking van artikel 4, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs of de gemeentelijke regeling, onderscheidenlijk artikel 4, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of de gemeentelijke regeling, ten behoeve van het vervoer naar en van de school die deze leerling in het schooljaar 2001/2002 bezocht, aanspraak bestaan op een voorziening die gelijkwaardig is aan die welke voor die leerling gold krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.

ARTIKEL VII

1. Voor een leerling van een school voor voortgezet onderwijs die voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, blijft ten behoeve van het vervoer naar en van de school die deze leerling in het schooljaar 2001/2002 bezocht, aanspraak bestaan op bekostiging van vervoerskosten krachtens artikel 127 juncto artikel 124a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

2. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn:

a. de leerling volgt leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel 10e van de Wet op het voortgezet onderwijs of is ingeschreven op een school of afdeling voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

b. de ouders, voogden of verzorgers van de leerling ontvingen in het schooljaar 2001/2002 krachtens artikel 1, onderscheidenlijk artikel 2, van de Regeling leerlingenvervoer voortgezet onderwijs (Uitleg OCenW-regelingen 1999, nr. 16) juncto artikel 127 van de Wet op het voortgezet onderwijs bekostiging van vervoerskosten; en

c. artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend na de inwerkingtreding van deze wet is niet op de leerling van toepassing.

3. Voor een leerling van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, wiens ouders, voogden of verzorgers in het schooljaar 2001/2002 krachtens artikel 127 van de Wet op het voortgezet onderwijs bekostiging van vervoerskosten ontvingen en op wie artikel 127 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend na de inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing is, blijft ten behoeve van het vervoer naar en van de school die deze leerling in het schooljaar 2001/2002 bezocht, aanspraak bestaan op bekostiging van vervoerskosten krachtens artikel 127 juncto artikel 124a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven