27 863
Betalingsverkeer

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2002

Inleiding

Overeenkomstig de toezegging tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Financiën inzake het betalingsverkeer van 11 september jongstleden (kamerstuk 27 863, nr. 9) wordt u middels deze brief, mede namens de minister van Economische Zaken, nader geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Vendrik (kamerstuk 28000 XII, nr. 56).

In het onderstaande wordt ingegaan op:

1) de reactie van de Postbank;

2) de juridische mogelijkheden op grond van de Postbankwet;

3) het voorgestelde vervolgtraject.

1. Reactie van de Postbank

In voornoemde motie heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd er bij de Postbank op aan te dringen het sluiten van Postbankloketten te staken en daarbij «zonodig gebruik te maken van haar bevoegdheden krachtens artikel 12 van de Postbankwet.»

De Postbank geeft desgevraagd aan dat zij zich steeds heeft geconformeerd aan de afspraken die zijn gemaakt over het gebruik van postvestigingen voor de dienstverlening door de Postbank aan haar cliënten.

Daarbij verkeert zij sinds de privatisering in dezelfde positie als de overige banken in Nederland. Het aanbod van dienstverlening in een netwerk van kantoren is gelet op de concurrerende markt van financiële dienstverlening noodzakelijkerwijze gebaseerd op een bedrijfseconomische grondslag. Op grond van de ontwikkelingen in de vraag naar deze dienstverlening en de veranderingen in bedieningsconcepten in de afgelopen jaren, ziet de Postbank zich gedwongen tot een vermindering van het toekomstige aantal kantoren.

De Postbank benadrukt dat zij, voorzover dat in redelijkheid mogelijk is, rekening houdt met het aspect bereikbaarheid. Nog voor het einde van het jaar zal zij besluiten over het nemen van gezamenlijke dan wel zelfstandige maatregelen die een bijdrage leveren aan de oplossing van deze problematiek.

2. Juridische mogelijkheden voor de overheid op grond van de Postbankwet

Tevens is onderzocht welke mogelijkheden de overheid krachtens de Postbankwet heeft om verdere sluiting van Postbankloketten te voorkomen.1

De primaire functie van de Postbankwet van 1985 bestond uit het inbrengen van de vermogensbestanddelen van twee onderdelen van de Staat, de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank in een door de Staat opgerichte N.V., de Postbank. Tegen deze achtergrond beoogde artikel 12 Postbankwet te verzekeren dat de Postbank als distributienet gebruik zou kunnen blijven maken van de postkantoren en dat de postkantoren in de toekomst rendabel zouden kunnen worden geëxploiteerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever mede voor ogen heeft gestaan de noodzaak te verzekeren dat burgers voldoende dichtbij gebruik zouden kunnen maken van postbankvoorzieningen.

In de tweede plaats zijn er sindsdien op het terrein van het geld- en postverkeer belangrijke wijzigingen opgetreden. De Postbank is inmiddels samengegaan met de NMB en maakt deel uit van de ING Groep. Het wettelijk kader met betrekking tot kredietinstellingen is, mede onder invloed van Europese richtlijnen, gewijzigd en de regels van het mededingingsrecht hebben (meer) betekenis voor de concurrentie tussen kredietinstellingen gekregen. Aan de «postzijde» is het voormalig Staatsbedrijf der PTT in 1994 geprivatiseerd. Hiermee hebben de gedachten en uitgangspunten die in het begin van de tachtiger jaren aan de Postbankwet ten grondslag lagen aan actualiteit ingeboet.

In de derde plaats blijkt uit de parlementaire geschiedenis dat de Postbankwet geen verplichtingen bevat ten aanzien van de omvang van de dienstverlening op de postkantoren. Het niveau van dienstverlening wordt bepaald tussen Postbank en Postkantoren B.V. (een joint venture van de Postbank en PTT Post). Wanneer, zoals nu het geval is, tussen de Postbank en Postkantoren B.V. overeenstemming bestaat over de beperking van de dienstverlening van de Postbank op bepaalde postkantoren of postagentschappen handelen Postbank en Postkantoren B.V. niet in strijd met artikel 12 van de Postbankwet.

Tenslotte zijn, ook indien er wel sprake zou zijn van een strijdigheid met artikel 12 van de Postbankwet, de handhavingsmogelijkheden van de Minister van Economische Zaken (voorheen Verkeer en Waterstaat) om de Postbank respectievelijk Postkantoren B.V. tot nakoming van de uit artikel 12 voortvloeiende verplichtingen te houden minimaal.

De Postbankwet bevat geen bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden voor de Minister van Economische Zaken. De enige mogelijkheid die zou resteren is een civiele procedure van de Staat tegen zowel Postbank als Postkantoren B.V. De kans van slagen van zo'n procedure is gelet op het bovenstaande zeer gering. Met het oog hierop zal ik samen met de minister van Economische Zaken bezien of het mogelijk is en de voorkeur verdient (delen van) de Postbankwet in te trekken.

3. Vervolgtraject

Hoewel de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het betalingsverkeer voor veel mensen de laatste jaren juist is verbeterd (denk bijvoorbeeld aan internetbankieren en de mogelijkheid om vierentwintig uur per dag te pinnen bij een geldautomaat) ben ik met de Tweede Kamer van mening dat met name ouderen en gehandicapten door het verdwijnen van bankfilialen belangrijke problemen kunnen ondervinden. Een goede toegankelijkheid en bereikbaarheid van de bancaire dienstverlening is in het bijzonder voor deze groepen van groot belang.

De door sommige kamerleden gesuggereerde aanscherping van de bevoegdheden van de overheid in de Postbankwet is gelet op het bovenstaande en daarnaast vanuit de gedachte van een gelijk speelveld voor aanbieders op dezelfde markt geen reële mogelijkheid (net zo min als een specifieke Rabobankwet of ABN AMRO-wet). De problematiek van de vermindering van het niveau van dienstverlening behoeft dan ook een bredere aanpak.

Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 11 september jongstleden heb aangegeven moet de overheid alleen met wetgeving komen indien dit echt noodzakelijk is. Indien voor wetgeving gekozen wordt dan dient deze bovendien niet verder te gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van het te omschrijven doel en zo min mogelijk te leiden tot marktverstoringen en kostenverhogingen voor consumenten.

Ik betwijfel of regelgeving waarbij banken per 5000 inwoners een filiaal zouden moeten hebben aan deze criteria kan voldoen. Nog afgezien van Europeesrechtelijke bezwaren zal het bijzonder lastig zijn om een dergelijk voorstel zodanig te operationaliseren dat het functioneren van het bankwezen niet in de kern wordt aangetast en daarbij leidt tot aanzienlijke kostenverhogingen voor consumenten.

Tegen deze achtergrond verwacht ik meer effect van de ook door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) voorgestelde «shared service concepten» van bijvoorbeeld bank- en postdiensten en lokale overheidsdiensten.

In overleg met de diverse betrokken ministeries en de NVB wordt de komende maanden bezien of een spoedige uitrol van dit soort diensten, bijvoorbeeld in combinatie met bankbussen en andere door de NVB voorgestelde oplossingen, kan worden bewerkstelligd.

Mocht aanvullende wettelijke ondersteuning wenselijk blijken om een voldoende niveau van toegankelijkheid én bereikbaarheid van bankdiensten te garanderen, dan zal worden bezien op welke wijze hieraan uitwerking gegeven kan worden. Vooralsnog ga ik er echter vanuit dat tezamen met de bancaire sector concrete resultaten kunnen worden behaald. Zoals afgesproken tijdens het Algemeen Overleg op 11 september jongstleden zal ik u over de voortgang nader berichten.

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Artikel 12 van de Postbankwet luidt: «1. de Postbank N.V. maakt bij de uitoefening van haar bedrijf in ieder geval gebruik van die postinrichtingen van PTT Post B.V. welke door onze Minister van Verkeer en Waterstaat, na overleg met de bank en PTT Post B.V., zijn aangewezen. 2. De rechtsbetrekkingen tussen Postbank N.V. en PTT Post B.V. ten aanzien van het gebruik van de aangewezen postinrichtingen worden bij overeenkomst vastgesteld«.

Naar boven