Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2025
Met deze brief reageer ik op het verzoek van de commissie voor Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur om de Kamer te informeren over het onderzoek van Wageningen
University & Research (WUR) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
naar een afwegingskader ter onderbouwing van spuitvrije zones.
In 2024 zijn meerdere inhoudelijke overleggen gevoerd naar aanleiding van een verzoek
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om te verkennen of een nieuw wetenschappelijk
model ontwikkeld kan worden voor de beoordeling van gezondheidsrisico’s door blootstelling
aan gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot spuitzones rond woningen. Spuitzonering
betreft de afstand tussen agrarische activiteiten met gewasbeschermingsmiddelen en
bebouwing, zoals woningen. Dit verzoek komt voort uit een uitspraak van de Raad van
State die aangeeft dat de huidige rekentechnieken tekortschieten in het adequaat beoordelen
van spuitzonering vanuit een goed ruimtelijk ordeningsperspectief.
Uitvoering gevend aan de door uw Kamer aangenomen motie (Kamerstuk 27 858, nr. 543), zijn het RIVM en de WUR gevraagd om een verkennende studie uit te voeren naar spuitzonering
vanuit een wetenschappelijk perspectief. Hierin wordt de haalbaarheid van nieuwe of
bestaande modellen voor het onderbouwen van het blootstellingsrisico in relatie tot
spuitzonering onderzocht.
De onderzoeksvragen die nu voorliggen zijn:
-
1. Welke definities en begrippen zijn relevant in het kader van spuitzonering en drift?
-
2. Wat is de oorsprong van de huidige norm van 50 meter voor spuitzonering?
-
3. Welke risico's zijn verbonden aan blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen, vooral
in relatie tot drift?
-
4. Welke maatregelen kunnen worden genomen om driftblootstelling te verminderen?
-
5. Wat is het toepassingsgebied van de methoden die gebruikt worden om veilige afstanden
tot spuitzones te bepalen?
-
6. Welke modellen en gegevens over blootstelling zijn beschikbaar voor deze beoordeling?
-
7. Welke eisen en gegevens zijn nodig voor de toxicologische evaluatie van bestrijdingsmiddelen?
-
8. Wat zijn de functionele vereisten voor de methode die gebruikt wordt om gezondheidsrisico’s
in te schatten?
De belangrijkste stakeholders in deze eerste verkenning zijn het Ministerie van LNV
en BZK, de VNG, het RIVM, de WUR en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb).
Halverwege 2026 zullen de WUR en het RIVM een rapport opleveren waarin de haalbaarheid
van een nieuw rekenmodel wordt beschreven voor het voorspellen van gezondheidsrisico’s
van bewoners nabij spuitzones. Zodra het rapport gereed is, zal ik de Kamer hierover
informeren.
Dit rapport dient als basis voor eventuele vervolgstappen, zoals de daadwerkelijke
ontwikkeling van een model.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma