Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht «het
position paper dat het kabinet in 2020 naar de Europese Commissie heeft gestuurd over
de Nederlandse positie ten aanzien van de herziening van Verordening (EG) 1107/2009
over het op de markt brengen van landbouwgif, uiterlijk 31 maart 2022 met de Kamer
te delen.»
In mei 2020 heeft de Europese Commissie een verslag gepubliceerd over de evaluatie
van Verordening (EG) 1107/2009 en Verordening (EG) 396/2005 over respectievelijk het
op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en het vaststellen van maximale
residulimieten.
In september 2020 hebben de ministers van LNV en voor Medische Zorg en Sport uw Kamer
geïnformeerd over het Nederlands standpunt (position paper) op dit verslag en de aanbevelingen
die de Europese Commissie daarin had opgenomen om het goedkeurings- en toelatingsproces
te verbeteren (Kamerstuk 27 858, nr. 515).
De punten uit de hiervoor genoemde Kamerbrief zijn benut voor mondelinge en schriftelijke
inbreng in reactie op conceptteksten voor Raadsconclusies die door het Duits voorzitterschap
in het najaar van 2020 aan lidstaten in Raadswerkgroepen waren voorgelegd. De besprekingen
hebben geleid tot Raadsconclusies die op 15 december 2020 zijn vastgesteld.
In het Schriftelijk Overleg over de Landbouw en Visserijraad van 12 en 13 december
2021, waarin door de leden van de Partij van de Dieren werd gevraagd het position
paper met uw Kamer te delen, is verwezen naar de hiervoor genoemde Kamerbrief met
daarin het Nederlandse standpunt (position paper) op het verslag van de Europese Commissie
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1363).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer