27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 414 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2017

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de brief waarom het Kamerlid mw. Ouwehand (PvdD) heeft gevraagd tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 7 november jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 18, item 8)

In deze brief gaan wij in op mogelijke cumulatieve risico’s van verschillende residuen van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen (vanaf hier: «stoffen»), de acties die tot op heden genomen zijn en de te verwachten ontwikkelingen en het tijdspad daarbij. Tot slot melden we u welke aanvullende acties wij willen ondernemen om meer zekerheid te verkrijgen over de gezondheidsrisico’s van cumulatieve blootstelling aan stoffen die vandaag de dag op groenten en fruit worden aangetroffen.

Tegelijkertijd sturen we u met een afzonderlijke brief onze antwoorden op de vragen van het Kamerlid De Groot (D66) over het bericht «Aardbeien zes keer giftiger dan ander fruit door cocktaileffect» (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 592).

Bij het vaststellen van een maximum residugehalte (MRL’s) voor een stof wordt ten eerste bepaald tot welk niveau residuen kunnen voorkomen als gewerkt wordt volgens goed landbouwkundig gebruik. Als de residuen bij goed landbouwkundig gebruik en verwachte consumptie van behandelde producten lager zijn dan wat veilig is, kan het middel worden toegelaten. Er wordt rekening mee gehouden dat het middel bij verschillende gewassen kan worden toegepast. Ook wordt bij de toelating van een middel met verschillende werkzame stoffen rekening gehouden met het effect dat deze stoffen samen hebben. Hetzelfde geldt als de gebruiksaanwijzing vermeldt dat middelen met verschillende stoffen vóór gebruik met elkaar gemengd moeten of kunnen worden (zogenaamde tankmixen).

Trouw berichtte onlangs over de mogelijkheid van cumulatieve effecten van resten van verschillende stoffen, ook als alle residuen aan de geldende MRL voldoen. Als verschillende stoffen een werking op eenzelfde orgaan kunnen hebben, zou bij het vaststellen van de MRL rekening gehouden moeten worden met residuen van meerdere stoffen. De wetgeving voorziet hier inderdaad in; deze bepaalt dat bij het vaststellen van de MRL rekening moet worden gehouden met «de bekende cumulatieve en elkaar versterkende gevolgen ervan, indien methoden beschikbaar zijn om deze gevolgen te evalueren».1

Tot op heden is er geen breed geaccepteerde methode beschikbaar om deze cumulatieve risico’s te beoordelen. Daarom worden MRL’s nog vastgesteld zonder expliciete toets op mogelijke cumulatieve blootstelling.

De NVWA besteedt in haar jaarlijkse rapportages aandacht aan de aanwezigheid van residuen van verschillende stoffen op één product. Zij rapporteert hoeveel verschillende residuen van gewasbeschermingsmiddelen in één monster groente of fruit gevonden worden. Zo zorgt de NVWA voor input voor de wetenschap en het beleid, om te komen tot een risicobeoordeling en tot invulling van de – in de Europese wetgeving aangekondigde – bepalingen over cumulatieve effecten. Zolang er geen normen zijn en er geen breed geaccepteerde methode bestaat om cumulatieve risico’s vast te stellen, kan de NVWA niet optreden op basis van deze bevindingen.

Het startschot voor het ontwikkelen van een methode voor de beoordeling van cumulatieve blootstelling werd gegeven tijdens een congres van de European Food Safety Authority (EFSA) in november 20062, met deelnemers van binnen en buiten de Europese Unie. De deelnemers concludeerden dat voor dit onderwerp een stapsgewijze benadering gekozen zou moeten worden. De eerste stap zou zijn om te bepalen hoe stoffen op basis van mogelijke werking gegroepeerd kunnen worden: stoffen die op een zelfde orgaan kunnen werken worden opgeteld. Dit vraagt om beoordeling van alle beschikbare dierstudies die informatie geven over de verschillende stoffen; dit is een zeer arbeidsintensieve opgave. Om een reële inschatting te kunnen maken van de blootstelling aan deze groepen van stoffen, moesten er daarnaast richtlijnen komen voor het ontwikkelen van modellen om deze blootstelling te schatten. Er wordt gewerkt aan het opstellen van de stofgroepering voor diverse organen en fysiologische systemen. Vervolgens zal nodig zijn om de onzekerheden in deze methode te beoordelen en te besluiten hoe hiermee om te gaan in de praktijk van de risicobeoordeling.

Op 12 juli 2013 publiceerde EFSA de ontwikkelde methodiek voor groepering van stoffen in zogenaamde cumulative assessment groups (CAGs)3. De basis hiervan is dat moet worden vastgesteld welke stoffen in één groep ondergebracht moeten worden, gebaseerd op een vergelijkbare werking op een orgaan of fysiologisch systeem. Deze aanpak is inmiddels in separate projecten toegepast op twee orgaansystemen: de schildklier en het centrale zenuwstelsel.

Op 27 januari 2016 publiceerden wetenschappers van Wageningen UR en RIVM een bruikbaar computermodel om de blootstelling aan stoffen met vergelijkbaar werkingsmechanisme te schatten.4 Het betreft een probabilistisch model; met dit model kan aan de hand van alle beschikbare analysegegevens van residuen van stoffen op producten en het consumptiepatroon van de verschillende voedingsmiddelen een reële inschatting gemaakt worden van de blootstelling van de bevolking. Op dit moment werkt EFSA samen met diverse externe partijen, waaronder het RIVM, om de methodiek breed toepasbaar te maken. De samenwerkingsverbanden tussen EFSA en RIVM hiervoor (de Framework Partnership Agreements) hebben een looptijd tot 2020. Wij hebben u toegezegd te bezien of dit versneld kan worden.

Dit punt is op 21 november jl. in Brussel aan de orde gesteld in het Permanent Comité voor de Voedselketen, sectie pesticideresiduen. De Europese Commissie bevestigde de noodzaak van de ontwikkeling van een volledige methodiek en wees er op dat de problematiek complex is en dat geen sprake mag zijn van een versnelling die ten koste zou kunnen gaan van de zorgvuldigheid. Verschillende lidstaten gaven aan op basis van eigen berekeningen niet verontrust te zijn over mogelijke gezondheidsimplicaties van cumulatieve blootstelling. De Europese Commissie benadrukte dat Nederland natuurlijk de mogelijkheid heeft om met de nu voorliggende kennis een wetenschappelijke inschatting van de cumulatieve blootstelling te maken.

Voor een exacte tijdsplanning en de mogelijkheden deze te bespoedigen is gericht overleg met EFSA nodig. Het RIVM zal dit in januari 2018 tijdens het overleg met EFSA bespreken.

Het is juist dat een volledig uitgewerkte methodiek voor het beoordelen van cumulatieve blootstelling nog niet bestaat en dat deze beoordeling daarom niet wordt meegenomen bij de vaststelling van de MRL. Dit betekent niet dat de vastgestelde MRL’s zeker te hoog zijn of dat de consument bij de aanwezigheid van residuen van verschillende stoffen automatisch een risico loopt. De hoeveelheden van die stoffen die op voedsel gevonden liggen doorgaans ruim onder de MRL, terwijl bij het vaststellen van de MRL ruime veiligheidsmarges in acht zijn genomen. Zoals eerder met uw Kamer is gecommuniceerd5 is de kans op combinatietoxiciteit daarom klein.

Harde gegevens over cumulatieve blootstelling ontbreken tot op heden. Wij menen dat hierover, voor zover mogelijk, duidelijkheid moet komen. Het RIVM is in staat om aan de hand van de nu voorliggende gegevens een berekening te maken van de cumulatieve blootstelling op de in beeld gebrachte organen (schildklier en centraal zenuwstelsel) en op basis hiervan de gezondheidsrisico’s in te schatten voor de Nederlandse bevolking. Wij hebben het RIVM opdracht gegeven deze berekeningen te maken. Wij verwachten de gegevens van dit onderzoek in maart 2018. Zodra het onderzoek gereed is, zullen wij u de resultaten en onze beoordeling daarvan doen toekomen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Zie artikel 14, lid 2, onder b van Verordening (EG) Nr. 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen (.....) (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1), eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:2005R0396:20121026:NL:PDF

X Noot
2

EFSA Scientific Colloquium N°7: Cumulative Risk Assessment of Pesticides to Human Health: the Way forward, zie http://www.efsa.europa.eu/en/events/event/colloque061128

X Noot
5

Kamerbrief van 19 januari 2016, Kamerstuk 27 858, nr. 345

Naar boven